Nederlandse werkloosheidsuitkering nog altijd riant

Nederlandse werkloosheidsuitkering nog altijd riant image
Vergeleken met andere EU-lidstaten zijn de Nederlandse werkloosheidsuitkeringen riant. Alleen Luxemburg en Portugal kennen nog hogere uitkeringen vergeleken met het netto loon. Van uitgeklede sociale voorzieningen is op dit punt geen sprake. Dit blijkt uit een internationaal vergelijkend onderzoek van de Leidse economen Koen Caminada en Olaf van Vliet. Door een relatief klein verschil tussen uitkering en netto loon van gemiddeld 30 procent is de noodzaak voor een Nederlandse werkloze om snel weer aan de slag te gaan beperkt, stellen de auteurs.

Europese coördinatie

De Europese schuldencrisis heeft laten zien welke problemen optreden wanneer economieën binnen een monetaire unie sterk van elkaar verschillen. Omdat monetair beleid in handen is van de Europese Centrale Bank, kunnen landen niet zelf wisselkoersbeleid en rentebeleid inzetten wanneer zich asymmetrische schokken voordoen. Ook in het voeren van budgettair beleid zijn landen beperkt vanwege het stabiliteits- en groeipact. Daarom zijn overheden vooral aangewezen op een goed functionerende arbeidsmark om uit recessies op te kunnen krabbelen.

Op het terrein van de arbeidsmarkt bestaan flinke institutionele verschillen tussen de Europese lidstaten. Europese integratie op het gebied van arbeidsmarktbeleid heeft gestalte gekregen in de vorm van de Europese Werkgelegenheidsstrategie. Deze strategie is gericht op het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt in termen van lagere werkloosheid en meer werkgelegenheid. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat de instrumenten die de Europese Commissie tot haar beschikking heeft om het arbeidsmarktbeleid van de lidstaten te coördineren juridisch niet bindend van aard zijn.

Prikkels

Veel Europese landen hebben beleid ingezet om de uitkeringsafhankelijkheid af te bouwen en betaald werk te stimuleren. Eén van de manieren voor het bereiken van dit doel is dat er voldoende prikkels voor werklozen bestaan om een betaalde baan te aanvaarden. In de meeste geïndustrialiseerde landen werden daarom in de loop van de jaren de beleidsprioriteiten verlegd. Terwijl in de jaren zeventig inkomensbescherming centraal stond bij de uitbouw van de verzorgingsstaat, zijn in de jaren negentig activering en 'making work pay' de doelstellingen geworden. Hiervoor bestaan diverse beleidsinstrumenten zoals re-integratie, gesubsidieerde banen en het inbouwen van prikkels in werkloosheidsuitkeringen. Bij de laatste categorie gaat het vooral om de hoogte en de duur van uikeringen.

Wij hanteren de netto vervangingsratio als indicator om de prikkel voor werkaanvaarding in internationaal perspectief in kaart te brengen. De netto vervangingsratio geeft het netto inkomen weer bij werkloosheid in verhouding tot dat bij werkaanvaarding. Hoge ratio’s verwijzen naar een (te) klein verschil tussen het inkomen uit arbeid en uit sociale zekerheid waardoor de arbeidsparticipatie ontmoedigd kan worden. De netto vervangingsratio geeft ook de mate weer waarin de levensstandaard behouden blijft bij niet-tewerkstelling.

Alhoewel een inkomensverbetering voor veel werklozen niet de enige reden is om te solliciteren, betekent een gering verschil tussen de uitkering en het nettoloon dat in elk geval een deel van de werklozen weinig geprikkeld wordt om een betaalde baan te aanvaarden. Een lagere vervangingsratio verhoogt namelijk de zoekintensiteit van werklozen en maakt hen minder kieskeurig bij het aanvaarden van een baan. Werkgevers hebben zo minder moeite met het opvullen van vacatures, en dat draagt bij aan loonmatiging waardoor er meer banen worden gecreëerd.

Generositeit van werkloosheidsuitkeringen in 27 EU-lidstaten

In een nieuwe dataset hebben wij de generositeit van werkloosheidsuitkeringen berekend voor 34 landen voor de periode 1971-2009 (Van Vliet en Caminada, 2012). Daarmee is het mogelijk om werkloosheidsuitkeringen te vergelijken tussen landen en door de tijd. Ook bieden deze data de mogelijkheid om te onderzoeken in hoeverre convergentie van werkloosheidsuitkeringen heeft plaatsgevonden in de EU en hoe uitbreidingen van de EU, zoals die van 2004 en 2007, hierop van invloed zijn geweest.

In Figuur 1 is het gemiddelde van de netto vervangingsratio weergegeven voor twee gezinstypes (kostwinner met twee kinderen en een alleenstaande) voor de initiële fase van werkloosheid. Daarbij is uitgegaan van een gemiddeld inkomen uit arbeid.

De netto vervangingsratio in Nederland blijkt hoog in vergelijking met de meeste andere landen. De afgelopen twintig jaar is de vervangingsratio via diverse maatregelen overigens wel systematisch verlaagd waardoor het accepteren van betaald werk aantrekkelijker is geworden. Nederland bevindt zich in een kopgroep van landen – met Luxemburg, Portugal, en Frankrijk – waar het verschil tussen werkloosheidsuitkering en loon dermate gering is dat de daarvan uitgaande impuls aan de arbeidsmarkt beperkt lijkt. Aan de andere kant van het spectrum vinden we landen met relatief sobere werkloosheidsuitkeringen, zoals Griekenland, Hongarije, het Verenigd Koninkrijk en Polen.

Figuur 1. Netto vervangingsratio werkloosheidsuitkering 2009

f1c
Bron: Van Vliet en Caminada (2012)

In de afgelopen twee decennia ligt het niveau van de werkloosheidsuitkeringen in de ‘nieuwe’ lidstaten (NMS) gemiddeld lager dan in de ‘oude’ lidstaten (EU11). Bovendien zijn de niveaus van de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ lidstaten verder uit elkaar gegroeid. Vergelijkbare resultaten waren al eerder gevonden voor uitgaven aan sociale zekerheid (Draxler en Van Vliet, 2010), maar nu blijkt het ook het geval voor een langere periode en voor vervangingsratios van werkloosheidsuitkeringen in het bijzonder.

In de groep van de oude lidstaten heeft convergentie plaatsgevonden tussen de noordelijke en zuidelijke landen. Dit stemt overeen met resultaten uit eerder onderzoek van Caminada, Goudswaard en Van Vliet (2010). In de zuidelijke lidstaten zijn de niveaus van de werkloosheidsuitkeringen gestegen. Dit blijkt met name het geval in Italië, één van de landen die in de jaren vijftig van de vorige eeuw aan de wieg hebben gestaan van de Europese Unie. Voor de landen die in de jaren tachtig lid zijn geworden van de EU - Griekenland, Portugal en Spanje – is dit beeld iets minder eenduidig. Relatief stabiele en hoge uitkeringen in Portugal, relatief lage maar wat stijgende uitkeringen in Griekenland, terwijl de trend in Spanje gelijk afloopt met het EU11 gemiddelde.

Een ander nieuw inzicht is dat de generositeit van werkloosheidsuitkeringen in de Noord-Europese landen afneemt. Eerder onderzoek op basis van bruto vervangingsratio’s en uitgaven aan sociale zekerheid toonden steeds aan dat de generositeit van sociaal beleid stijgt.

Figuur 2. Netto vervangingsratio werkloosheidsuitkering 1991 - 2009

f2c
EU11: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk, Zweden.
NMS: Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië.

Vooruitzicht

De verschillen in werkloosheidsuitkeringen tussen noordelijke en zuidelijke EU-landen zijn de afgelopen 20 jaar kleiner geworden. Echter, dit effect is nog niet opgetreden voor de Centraal en Oost-Europese landen die in 2004 en 2007 zijn toegetreden tot de EU. Wat betreft de hoogte van de uitkeringen is het verschil tussen een uitkering en inkomen uit werk groter geworden. Het is dus lonender geworden om te werken. Dit zou gunstig kunnen uitpakken voor het functioneren van de Europese arbeidsmarkt, maar dit verschijnsel heeft ook een keerzijde. Wanneer de werkloosheid flink toeneemt - zoals de laatste jaren het geval is – terwijl de uitkeringen dalen, dan betekent dit een inkomensdaling voor een flink deel van de bevolking. Aangezien in veel landen het niveau van de werkloosheidsuitkeringen nog verder is gedaald als gevolg van bezuinigingen in de afgelopen jaren, lijkt deze trend nog verder toe te nemen.

Niet zonder zorgen is de situatie in enkele Zuid Europese landen met een hoge werkloosheid die tevens een relatief hoge werkloosheidsuitkering toekennen, zoals in Italië, Portugal en in minder mate Spanje.

Referenties

Caminada, K., K.P. Goudswaard en O. van Vliet (2010) Patterns of Welfare State Indicators in the EU: Is There Convergence? Journal of Common Market Studies, Vol. 48, No. 3, pp. 529-556.
Draxler, J. en O. van Vliet (2010) European Social Model: No Convergence from the East. Journal of European Integration, Vol. 32, No. 1, pp. 115-135.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding www.mejudice.nl en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Bron foto: Flickr.

Te citeren als

Koen Caminada, Olaf van Vliet, “Nederlandse werkloosheidsuitkering nog altijd riant”, Me Judice, 23 januari 2012.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Ontvang updates via e-mail