Stel eigen industrie veilig
De aandacht voor mogelijke valuta- en handelsoorlogen in de wereldeconomie verbloemt waar het werkelijk om gaat. Drie jaar na het uitbreken van de kredietcrisis zijn landen steeds meer bezig om zich een zo gunstig mogelijke positie te verwerven in de globaliserende economie. Als ware het een modern stratego, zijn landen verwikkeld in een machtspel om slimme mensen en veelbelovende bedrijven aan zich te binden, de eigen industrie te beschermen en toegang tot afzetmarkten veilig te stellen.
De vraag is welke positie Nederland in dit krachtenveld moet kiezen. Wij zien een spilfunctie weggelegd voor het vernieuwde ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Dit zal als coördinerend ministerie de economische belangen van Nederland moeten veiligstellen en andere ministeries moeten dwingen tot beleid dat de economie versterkt.
Binnen de EU is Frankrijk een duidelijke exponent van het machtsdenken, bijvoorbeeld via het zelfstandig aanknopen van preferentiële handelsrelaties met China. Frankrijk schroomt ook niet om zwaar in te zetten om bepaalde bedrijven voor Frankrijk te behouden. Voor de goede orde, economisch machtsbeleid is zeker niet alleen ‘landjepik’ door een ander dwars te zitten. Neen, de beslissing van de Duitse regering om grootschalig te investeren in onderwijs en onderzoek is ook een strategische keuze die valt onder economisch machtsbeleid.
Economisch beleid is machtspel
Nederland moet op dit soort ontwikkelingen een antwoord hebben. Het vraagstuk zou dus niet moeten zijn of je voor of tegen globalisering bent – dat is een achterhaalde discussie – maar hoe men zich in dit nieuwe machtspel opstelt.
Twee belangrijke gezichtspunten moeten hierbij worden onderkend. Een eerste is dat het machtsvraagstuk dynamisch is, we moeten onderdeel zijn van het spel en al doende het spel proberen te beïnvloeden. Wachten op uitkomsten is veel te passief. Er is bijvoorbeeld nu een antwoord nodig op de Duitse kennisinvesteringen.
Een tweede belangrijke gezichtspunt is dat het machtspel internationaal is. Dit betekent dat EL&I moet opereren vanuit een internationale agenda. Waar mogelijk kongsi’s aangaan met gelijkgestemden en zodoende een open markt veiligstellen en vooral ook onze eigen belangen. We kunnen ons geen kortzichtigheid permitteren, maar we moeten zeker niet het braafste jongetje van de klas zijn. Machtsdenken is waar het om gaat.
Wat zijn de beleidsopties? Landen om ons heen proberen via vestigingsbeleid en industriepolitiek de keuzes van bedrijven te beïnvloeden. Deze landen hebben ontdekt dat ook in een wereld van open grenzen nationaal beleid ertoe blijft doen. Deels rieken deze acties naar protectionisme (Frankrijk), maar deels betreffen het plannen (Duitsland) die ons tot soortgelijke acties zouden manen.
Het grote gevaar van een opstelling waarbij de eigen belangen worden meegewogen, is dat landen elkaar van de regen in de drup helpen. De wereldeconomie als geheel kan bijvoorbeeld geen handelsoverschot hebben, dus het streven van landen als China naar meer economische macht door een handelsoverschot en een ondergewaardeerde wisselkoers kan alleen slagen als zijn handelspartners niet tegelijkertijd hetzelfde nastreven. Beleid dat alleen ten koste van andere landen wordt gevoerd, doet zichzelf uiteindelijk teniet. En dit geldt in nog sterkere mate voor de rauwe vormen van protectionisme. Juist Nederland heeft belang bij een open economie.
Klein land kan snel bewegen
Vanuit dit perspectief gezien betekent dit dat Nederland slim en slagvaardig moet zijn. Zo maar machtsspelletjes meespelen is zelfmoord. Een klein open land kan flexibeler zijn dan grote landen, minder bureaucratisch dus, één loket hebben, bijvoorbeeld voor internationale ondernemers zodat ze niet bij tal van overheidsinstanties hoeven aan te kloppen. Een klein land kan een veel effectievere overheid hebben dan grote landen. Hier speelt het belang van het nieuwe ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie als coördinerend ministerie.
Cruciaal is het om voordelen te zoeken. Het machtsbeleid van grote landen richt zich op grote ondernemingen. Nederland moet dus onder dit radarscherm gaan zitten, en dit zijn middelgrote ondernemingen. Natuurlijk moeten we onze grote multinationals koesteren, maar er is een slag te winnen rond middelgrote ondernemingen.
Neem economische lot in eigen hand
Maar belangrijker dan de precieze invulling van het beleid is het besef dat onze economische lotsbestemming meer in eigen handen wordt genomen. Het gaat daarbij soms ook om elementaire zaken. Bijvoorbeeld dat het kabinet bereid is de telefoon te pakken op de momenten dat er belangrijke handels- of investeringsdeals gemaakt worden. Juist in een klein land moet de afstand tussen overheid en bedrijfsleven klein zijn.
Na jarenlang vanuit een misplaatst calimerodenken de gevolgen van globalisering voor de Nederlandse economie als een gegeven te hebben beschouwd, kan een beetje meer Machiavelli geen kwaad. Het nieuwe ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie moet de spil zijn in dit nieuwe machtsdenken. Wat het ministerie dus nodig heeft, is een Realpolitiker – zo niet een machtspoliticus. En is dat niet precies wat het met Maxime Verhagen en Henk Bleker gekregen heeft?
* Dit artikel is eerder verschenen in NRC Handelsblad van maandag 8 november 2010.
Te citeren als
Arnoud Boot, Harry Garretsen, “Politici en top bedrijfsleven moeten de achterkamertjes weer in”,
Me Judice,
9 november 2010.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Rutte, Verhagen en Wilders bij presentatie regeer- en gedoogakkoord’ van Minister-president Rutte (
CC BY 2.0)