Inleiding
Politici benadrukken steeds vaker het belang van publieke acceptatie. In de
praktijk blijkt publieke acceptatie geen overbodige luxe. De ondergrondse
opslag van CO2 ging roemloos ten onder in Barendrecht na
protesten van omwonenden en ondernemers in windparken gooien na
bedreigingen de handdoek in de ring. Deze voorbeelden geven aan de
klimaattransitie meer is dan een afweging tussen economische kosten en
duurzaamheidsbaten. Publieke acceptatie voegt een menselijke dimensie toe
aan deze afweging. Daarmee kun je de klimaattransitie zien in de context
van maatschappelijk verantwoord ondernemen waarin ‘people’, ‘planet’ en
‘profit’ worden afgewogen. De overheid kan met beleid de menselijke
dimensie aan deze afweging toevoegen. Daarvoor moet men wel weten wat
publieke acceptatie inhoudt en weten waar de valkuilen van verschillende
maatregelen zitten.
Wat is publieke acceptatie?
Publieke acceptatie kent drie, onderling gerelateerde, vormen (Huijts, Molin, & Steg, 2012; Van Rijnsoever, Van Mossel, & Broecks, 2015;
Wustenhagen et al., 2007). Deze zijn gebaseerd op de rollen die actoren
kunnen hebben bij de realisatie van een (klimaat)maatregel, technologie of
project.
- Sociaal-politieke acceptatie gaat uit van de rol van de burger en is al
relevant als een technologie of maatregel ontwikkeld wordt.
Sociaal-politieke acceptatie uit zich via opiniepeilingen
belangenorganisaties, opinieleiders, en politieke partijen. Kernenergie en
kolencentrales zijn voorbeelden van technologieën met een lage sociaal
politieke acceptatie (Van Rijnsoever et al., 2015).
- Lokale acceptatie gaat uit van de rol van omwonenden als direct
belanghebbenden. Deze vorm van acceptatie speelt een rol in besluitvorming
plaats over concrete projecten, bijvoorbeeld bij windenergie op land. De
lasten van deze technologie, zoals een verstoord uitzicht of
geluidsoverlast, komen terecht bij een relatief kleine groep omwonenden.
- Markacceptatie gaat uit van de rol van de consument: het al dan niet
afnemen van producten of diensten. Daarmee is deze vorm vooral relevant
wanneer een technologie op de markt komt. Een voorbeeld is de toename in
consumptie van natuurstroom of vleesvervangers onder bepaalde groepen
consumenten. Dit laat zien dat het voor ondernemers interessant is om in
een markt te stappen.
Overheden hebben grofweg drie soorten beleidsmaatregelen tot hun
beschikking: informeren, prikkelen en regelgeving. Hiermee kan men de
vormen publieke acceptatie vergroten (tabel 1) (Tummers, 2019; Vedung, 1998).
Tabel 1: De belangrijkste beleidsmaatregelen om publieke acceptatie te vergroten
Informeren
De verschillende vormen van publieke acceptatie vragen elk om een eigen
informatiestrategie. Dit komt omdat de effectiviteit van een boodschap
afhankelijk is van iemands betrokkenheid bij een onderwerp, het begrijpen
daarvan, en de motivatie om daar over na te denken (Petty & Cacioppo, 1986).
Deze factoren zijn doorgaans het laagst bij sociaal-politieke acceptatie. Daarom werken kortere boodschappen
doorgaans beter in informatiecampagnes dan langere. Ook de inhoud maakt
uit. Het geven van feitelijke informatie, zoals over klimaatverandering, is
vaak onvoldoende om de publieke acceptatie te vergroten. Normatieve
argumenten zoals: ‘CO2 is afval en dat moet je opruimen’, werken
beter (Broecks, Van Egmond, Van Rijnsoever, Verlinde-van den Berg, &
Hekkert, 2016; Huijts et al., 2012). Verder wisselt het effect van
voorlichting sterk onder burgers. Sommigen zullen altijd voor of tegen een
technologie blijven, terwijl anderen zich door argumenten laten overtuigen
(Broecks et al., 2016). Naast de overheid zijn er echter ook andere
stakeholders met vaak een eigen kijk op de zaak. Dit geeft de basis voor
een publiek debat zoals dat rond een referendum. Dit is goed voor de
democratie, maar heeft ook risico’s. Het is vaak niet eenvoudig om
onwaarheden effectief te weerleggen. Daarnaast blijken tegenargumenten vaak
invloedrijker dan voorargumenten (Rozin & Royzman, 2001). Als
voorstander sta je dus met 1-0 achter.
Bij het opstellen van regels heeft de nationale overheid impliciet sociaal-politieke acceptatie voorrang gegeven boven lokale acceptatie.
Bij lokale acceptatie is er vaak grotere betrokkenheid.
Belanghebbenden ondervinden immers direct de gevolgen van een technologie.
Dit betekent dat informatie iets gedetailleerder en volledig mag zijn
(Harmsen, van Rijnsoever, & Broecks, 2015). Daarnaast is het bij lokale
acceptatie van belang om niet alleen te informatie te geven, maar ook om te
luisteren naar belanghebbenden en dit mee te wegen de besluitvorming (zie
regelgeving).
Het verstrekken van informatie om marktacceptatie te vergroten
wordt doorgaans uitgevoerd door private partijen en is in beginsel geen
taak van de overheid. Wel kan een overheid ervoor zorgen dat de
marktinformatie overeenkomt met feiten en hetgeen dat aan burgers en
belanghebbenden wordt versterkt.
Prikkelen
Prikkelen betekent het meer of minder aantrekkelijk maken alternatieven.
Dit gaat meestal via financiële instrumenten als subsidies of heffingen.
Prikkelen is vooral van toepassing bij lokale en marktacceptatie.
Een bekende, prijzige, prikkel voor lokale acceptatie is het
compenseren van waardedaling van woningen (planschade). Voor burgers is het
echter lastig om aan te tonen dat de waarde van een woning daalt door een
project. In Groningen was de schade evident, maar het was het een uitdaging
om dit per woning toe te schrijven aan de gaswinning. Aantonen dat een
woning in waarde daalt door een naburige windmolen is nog lastiger. Zeker
als de lokale overheid die de planschade moet uitkeren zelf de WOZ-waarde
vaststelt. Daarnaast gaat het veel burgers ook niet om geld, maar om
woongenot.
Een prikkel die als veelbelovend wordt gezien is voordelige financiële
participatie in project. De ontwikkelaar van bijvoorbeeld een windpark
krijgt de financiering makkelijker rond, en de omwonende hoort een
rinkelende kassa in plaats van een zoemende turbine. Daarmee draagt
financiële participatie bij aan lokale- en marktacceptatie. Het probleem hierbij is dat deze maatregel vooral
voorstanders van een windpark aanspreekt. Tegenstanders laten zich minder
makkelijk verleiden. Daarnaast werkt financiële participatie niet bij
minder kapitaalkrachtige huishoudens, zij kunnen immers niet meedoen.
Marktacceptatie
kan worden vergroot met subsidies, zoals de SDE+ regeling.[1] Dit soort subsidies zijn
kostbaar, en vooral te rechtvaardigen als een technologie nog niet
competitief is (Cantono & Silverberg, 2009). Door de marktvraag
tijdelijk te stimuleren wordt het opschalen en leren over technologie
gefaciliteerd. Andersom, kun je ook vervuilende alternatieven belasten om
gedragsverandering af te dwingen, zoals met een belasting op CO2
. Het geven van prikkels is vaak niet eenvoudig. Neem bijvoorbeeld het
belasten van voedsel. Veel samengestelde voedselproducten kennen honderden
bewerkingsstappen (Dani & Deep, 2010). Het is ondoenlijk om de CO 2-uitstoot van elk bouillonblokje of bitterbal te bepalen.
Daarnaast kan dit ten kost gaan van sociaal-politieke acceptatie.
Marktprikkels kunnen ook niet financieel zijn: veel lokale supermarkten
hebben bijvoorbeeld een beperkt aanbod van duurzame producten. Een lokale
overheid kan met winkeliers in gesprek om dit te bevorderen. Een andere
veelbelovende niet-financiële prikkel is nudging[2]: een kleine verandering
in een keuzeomgeving om gewenst gedrag te bevorderen (Thaler & Sunstein, 2008; Tummers, 2019). Je kunt bijvoorbeeld duurzame producten een
prominentere plaats geven in het schap. Nudging roept wel ethische vragen
op. Hoe ver kun je gaan in het onbewust beïnvloeden van gedrag? En kun je
als overheid van een commerciële partij verlangen om hieraan mee te werken?
Regelgeving
Regels dwingen mensen om bepaald gedrag wel of niet te vertonen, dit heeft
invloed op de publieke acceptatie.
De overheid stelt in rap tempo nieuwe regelgeving op zoals de klimaatwet.
Om de sociaal-politieke acceptatie voor deze regels te vergroten
is er met een breed scala aan maatschappelijk partijen een klimaatakkoord
gesloten. Dit kan werken, maar er blijken ook risico’s aan te zitten.
Sommigen vinden het akkoord een verwaterd compromis, en daarmee niet
acceptabel. Hoeveel draagvlak verlies je daarmee? Daarnaast is het
onduidelijk of het akkoord de mening van de samenleving voldoende
vertegenwoordigd. Het brede scala aan partijen kon niet voorkomen dat de
kosten van de klimaattransitie bij veel burgers in het verkeerde keelgat
schoten.
Bij het opstellen van regels heeft de nationale overheid impliciet sociaal-politieke acceptatie voorrang gegeven boven lokale acceptatie. De crisis- en herstelwet, en de omgevingswet,
beperken sterk de mogelijkheden van omwonden om ruimtelijke projecten,
zoals windparken, aan te vechten. Omwonenden worden daarmee voor voldongen
feiten gesteld wat de lokale acceptatie niet vergroot.
Anderzijds is er de afgelopen jaren veel geëxperimenteerd om lokale acceptatie te vergroten, maar een succesformule is helaas
nog niet gevonden. Wel is duidelijk geworden dat alleen de wet uitvoeren
kan leiden tot een langdurige vertrouwensbreuk tussen burgers en politiek
(Harmsen et al., 2015). Wettelijk mag je misschien een windturbine
neerzetten met een hoogte van 150 meter, maar wellicht is het beter voor de
lokale acceptatie om dit te beperken tot 100 meter. Dit kun je samen met
omwonenden uitzoeken in inspraakproces met een persoonlijke benadering,
bijvoorbeeld via huiskameravonden. Echter, ook hier bestaat geen garantie
voor succes. De gemeente Houten probeerde de lokale acceptatie van een
windpark te vergroten door de draaitijden te beperken met ontevredenheid
bij voor- en tegenstanders tot gevolg én het geeft een veel lagere
energieopbrengst (Harmsen et al., 2015).
Regelgeving voor marktacceptatie bestaat vooral uit het stellen
van standaarden aan producten, zoals een maximale CO2-uitstoot, en het
verbieden van de bepaalde technologieën, zoals de gloeilamp. Dit heeft tot
nu toe tot weinig problemen geleid, omdat er vaak goede alternatieven zijn.
Conclusie
Beleidsinstrumenten kunnen afweging tussen people, planet en profit in de
klimaattransitie beïnvloeden door het menselijke aspect te versterken. Dit
is cruciaal voor een succesvolle en breed gedragen transitie. Echter,
vrijwel elke maatregel heeft risico’s, en over dynamiek van publieke
acceptatie is te weinig bekend. Het blijft dus experimenteren voorlopig…
Voetnoten:
[1]
De SDE+ regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie)
compenseert het verschil tussen inkomsten en productiekosten per
kilowattuur. Dit maakt veel duurzame energieprojecten rendabel.
Zie bijvoorbeeld dit artikel.
[2]
Tummers (2019) ziet nudging als een aparte categorie van
beleidsinstrumenten.
Referenties:
Broecks, K. P. F., Van Egmond, S., Van Rijnsoever, F. J., Verlinde-van den
Berg, M., & Hekkert, M. P. P. (2016). Persuasiveness, importance and novelty of arguments about Carbon Capture and Storage. Environmental Science & Policy, 59, 58–66.
Cantono, S., & Silverberg, G. (2009). A percolation model of eco-innovation diffusion: the relationship between diffusion, learningeconomies and subsidies. Technological Forecasting and Social Change, 76(4),
487–496.
Dani, S., & Deep, A. (2010). Fragile food supply chains: reacting to risks. International Journal of Logistics Research and Applications, 13(5), 395–410.
DiMaggio, P. J., & Powell, W. W. (1983). The Iron Cage Revisited: Institutional Isomorphism and Collective Rationality in Organizational Fields. American Sociological Review, 48(2), 147–160.
Retrieved from
Harmsen, R., van Rijnsoever, F., & Broecks, K. (2015). Evaluatie Windpark Houten.
Huijts, N. M. A., Molin, E. J. E., & Steg, L. (2012). Psychological factors influencing sustainable energy technology acceptance: A review-based comprehensive framework. Renewable and Sustainable Energy Reviews, 16(1), 525–531.
Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1986).
From Communication and persuasion: Central and peripheral routes to attitude change. New York: Springer-Verlag.
Rozin, P., & Royzman, E. B. (2001). Negativity Bias, Negativity Dominance, and Contagion. Personality and Social Psychology Review
, 5(4), 296–320.
Thaler, R. H., & Sunstein, C. R. (2008). Nudge: Improving Decisions About Health, Wealth, and Happiness.
New Haven: Yale University Press.
Tummers, L. (2019).
Naar Gedragen Gedragsverandering: Passende Interventies in Publiek Management.
Van Rijnsoever, F. J., Van Mossel, A., & Broecks, K. P. F. (2015).
Public acceptance of energy technologies: the effects of labeling, time, and heterogeneity in a discrete choice experiment. Renewable & Sustainable Energy Reviews, 45, 817–829.
Vedung, E. (1998). Policy Instruments: Typologies and Theories. In R. C.
Rist, E. Vedung, & M. L. Bemelmans- Videc (Eds.),
Carrots, Sticks and Sermons: Policy Instruments and Their Evaluation
(pp. 21–58). New Brunswick: Transaction Publishers.
Wustenhagen, R., Wolsink, M., Burer, M. J., Wüstenhagen, R., Wolsink, M.,
& Bürer, M. J. (2007). Social acceptance of renewable energy innovation: An introduction to the concept. Energy Policy, 35(5), 2683–2691.
Te citeren als
Frank van Rijnsoever , “Publieke acceptatie in de duurzaamheidstransitie: beleid en valkuilen”,
Me Judice,
5 april 2019.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding van
Robert Sander