Rijksoverheid kan wel degelijk kleiner

Rijksoverheid kan wel degelijk kleiner image
De hofvijver in Den Haag, met op de achtergrond de gebouwen van verschillende ministeries. Door (c) Gilbert Sopakuwa.

Uit het hoofdlijnenakkoord blijkt dat het kersverse kabinet wilt snijden in het ambtenarenapparaat. Het plan riep een hoop reacties op. Roel Beetsma en Raymond Gradus vinden dat de Rijksoverheid wel degelijk kleiner kan. In dit artikel bespreken zij twee samenhangende oplossingen om de overhead bij de overheid terug te dringen.

Helft van de ambtenaren is bezig met de andere helft

Recent onderzoek van het Financieele Dagblad (20 juli) laat zien dat van elke twee ambtenaren van de Rijksoverheid er een is die zich niet met het primaire proces bezighoudt  (zijnde het maken en het uitvoeren van beleid). De uitvoering van het beleid leidt hieronder. Een percentage van 50% overhead vind je nergens anders terug. Het leidt tot tenminste twee vormen van verkwisting.

De eerste vorm van verkwisting is dat de belastingbetaler veel betaalt voor activiteiten die weinig tot niks opleveren. Een bepaalde mate van controle van werkzaamheden is natuurlijk noodzakelijk, maar de huidige omvang van de overhead is een overkill, zeker ook omdat de arbeidsmarkt elders schreeuwt om personeel. Tevens, de tweede vorm van verkwisting, hoe meer mensen er in de overhead zitten, hoe meer activiteiten worden ontwikkeld waar de primaire processen binnen de organisatie last van hebben. De ambtenaren in de overhead moeten immers laten zien dat ze onmisbaar zijn en creëren hoepels, bijvoorbeeld het uitvragen van onnodige informatie, waar de rest van de organisatie doorheen moet springen.

Wat zijn de mechanismen die leiden tot zulke enorme overhead?

Allereerst, is het belangrijk te onderkennen dat de Rijksoverheid niet uniek is: elke grote organisatie heeft de neiging een bureaucratie van ondersteuners op te tuigen die op afstand staat van de primaire processen. Zij hoeven zich daardoor niet te verantwoorden voor wat ze allemaal uitvoeren en of dat de organisatie wel ten goede komt. Grote bedrijven verbureaucratiseren eveneens. Het verschil met de Rijksoverheid is dat er binnen bedrijven druk is om de kosten in toom te houden, omdat ze anders het onderspit delven tegenover hun concurrentie. Een mooi voorbeeld zijn private luchtvaartondernemingen als Ryanair, die zich zonder steun door de coronacrisis hebben geslagen, terwijl de “nationale kampioenen” als KLM en Lufthansa, die dicht tegen de politiek aan schurken en veel hogere kosten hebben, zonder overheidssteun zouden zijn omgevallen.

De overdadige overhead bij de Rijksoverheid is geen gegeven. Deze is met eenvoudige regels terug te dringen, mits deze regels strikt worden gehandhaafd.

Een tweede factor zijn crises die een impuls geven aan allerlei nieuwe rollen voor de overheid. Het is een algemeen verschijnsel dat overheden tijdens een crisis sterker groeien. Wanneer de crisis voorbij is worden deze nieuwe activiteiten niet automatisch ontmanteld. De gecreëerde ''extra bureaucratie'' is er in eerste instantie op uit om zichzelf in stand te houden. Wat niet helpt bij het terugdringen van de overdadige bureaucratie is dat burgers of bedrijven tijdens een crisis vinden dat de overheid hun problemen moet oplossen. De compensatiesamenleving is medeveroorzaker van de almaar uitdijende overheid.

Valt er dan niets te doen tegen de overdadige overhead van de Rijksoverheid?

De eerste reactie is altijd dat, als we gaan snijden in de overhead, de primaire processen gevaar lopen. Mensen die reorganisaties uitvoeren weten dat het snijden in overdadige ondersteuning de primaire processen vaak helpt, doordat er gedwongen prioriteiten worden gesteld in wat wel of wat niet te doen en doordat uitvoerders onder strakke financiële kaders worden geplaatst. Dit moet ook bij de Rijksoverheid, door een combinatie van twee maatregelen.

Allereerst, in tegenstelling tot de gemeenten die volgens het FD-artikel wel de overhead weten terug te dringen, is de financiële druk op de Rijksoverheid om zuinig te zijn te laag. Er moeten daarom strikte financiële bovengrenzen (in harde euro’s dus, en alleen geïndexeerd voor inflatie[1]) op de kernministeries worden gezet die een neerwaarts pad in de tijd volgen. Dus, bijvoorbeeld in het geval van VWS en O&W, niet op de totale begrotingen van volksgezondheid en onderwijs en wetenschap, maar op de apparaatsuitgaven. Bovendien moet de grens tussen apparaats- en programma-uitgaven strikt gehandhaafd worden. Op de bovengrenzen moet geen uitzondering getolereerd worden: als iets te belangrijk is om niet te doen, dan moet er elders geld gevonden worden. Vaak is er veel te besparen op de externe inhuur.

Als tweede moet er een numerieke bovengrens worden gezet op het aantal rijksambtenaren op het ministerie en een regel worden ingesteld dat bijvoorbeeld maximaal de helft van het natuurlijk verloop met nieuwe instroom kan worden opgevuld. Ook dit moet zonder uitzondering worden gehandhaafd. De grens op het aantal ambtenaren kan niet zonder een financiële grens, omdat er anders een verschuiving naar meer externe inhuur plaatsvindt. Wat zijn geschikte benchmarks? Hiervoor kan gekeken worden naar het percentage overhead in het verleden - of naar het percentage overhead in grote goed functionerende andere organisaties.

De overdadige overhead bij de Rijksoverheid is geen gegeven. Deze is met eenvoudige regels terug te dringen, mits deze regels strikt worden gehandhaafd.

Voetnoten


[1] De overheid hanteert de loonreferentiesystematiek, waarmee de lonen voor de publieke sector zich aansluiten bij de lonen van de private sectoren op basis van een door het CPB geprognosticeerde loonbijstelling. Overigens zijn er indicaties dat de laatste CAO voor het Rijk ruimer was. Naast de reguliere loonbijstelling was er in 2024 incidenteel een extra bedrag beschikbaar omdat het vorige kabinet – bij uitzondering, mede vanwege de hoge inflatie – beslist heeft resterende incidentele middelen uit 2023 middels een kasschuif naar 2024 over te hevelen om deze ruimte ook bij de nieuwe cao te kunnen betrekken. Twijfelachtig is ook dat in deze nieuwe CAO mogelijkheden zitten voor rijksambtenaren om het huis te verduurzamen en studieleningen extra af te lossen.

Te citeren als

Roel Beetsma, Raymond Gradus, “Rijksoverheid kan wel degelijk kleiner”, Me Judice, 24 juli 2024.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
De hofvijver in Den Haag, met op de achtergrond de gebouwen van verschillende ministeries. Door (c) Gilbert Sopakuwa.

Ontvang updates via e-mail