Als mensen ouder worden, worden ze trager. Ook op de arbeidsmarkt. Mobiliteit neemt af met de leeftijd (Gielen en Van Ours, 2007). Oudere werknemers veranderen niet veel van baan en als ze hun baan kwijtraken, vinden ze niet snel meer een nieuwe baan of ze verlaten de arbeidsmarkt. De lage arbeidsparticipatie onder ouderen is een probleem. Uit onderstaande tabel blijkt dat de netto arbeidsparticipatie – werkenden als percentage van de bevolking – in de leeftijdscategorie 55-64 aanmerkelijk lager is dan onder jongeren, terwijl onder de 65-plussers bijna niemand een baan heeft.
Tabel 1: Netto arbeidsparticipatie* naar leeftijd en geslacht
Bron: CBS (percentages 65+ eigen schatting).
* De netto arbeidsparticipatie is hier gedefinieerd als het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de totale bevolking van 15–64 jaar.
De werkgelegenheid onder vrouwen is de afgelopen zes jaar fors gestegen, een stijging die al in de jaren negentig is ingezet. Opmerkelijk is ook de toename van de werkgelegenheid onder mannen van 55-64 jaar. Met het afbouwen van de VUT-regelingen gaat de netto arbeidsparticipatie in deze leeftijdscategorie weer richting het niveau van de jaren zeventig.
Miljoenennota 2009
In de Miljoenennota 2009 (zoals die is gepubliceerd in NRC Handelsblad, d.d. 13 september 2008) is een van de beleidsdoelstellingen (nummer 33 om precies te zijn) het verhogen van de arbeidsparticipatie van 70 procent nu naar 80 procent in 2016. Aangegeven wordt dat in deze kabinetsperiode “een belangrijke stap in die richting” zal worden gezet. Om die belangrijke stap te kunnen maken zullen vijf projecten worden uitgevoerd op het gebied van werk. In het project Iedereen Doet Mee wordt de positie van ouderen op de arbeidsmarkt uitgelicht. Terecht wordt gesteld dat vooral bij ouderen (naast vrouwen en allochtonen) nog sprake is van onbenut arbeidspotentieel. Om dit arbeidspotentieel te benutten worden drie leeftijdsspecifieke maatregelen voorgesteld:
- Doorwerkbonus voor mensen die langer doorwerken na 62 jaar.
- Premiekortingen voor werkgevers: 6500 euro gedurende drie jaar voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en 2750 euro voor het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder (1).
- Vrijwillige keuze voor geheel of gedeeltelijk uitstel van de invoeringsdatum AOW.
Commissie Arbeidsparticipatie
De plannen voor ouderen wijken niet veel af van de voorstellen van de Commissie Arbeidsparticipatie (ook wel bekend als de Commissie Bakker, maar vanaf nu: CA), maar zijn toch op een aantal onderdelen cruciaal verschillend. In Voorstel 20 van het CA advies wordt de doorwerkbonus genoemd en in Voorstel 21 de premiekorting voor het in dienst nemen van oudere werklozen. In Voorstel 21 van de CA wordt ook gesteld dat premievrijstelling voor oudere werknemers niet effectief en duur is vanwege het zogenaamde “dead weight loss”: werkgevers die toch al niet van plan waren hun oudere werknemers te ontslaan krijgen een cadeautje van het kabinet. De CA stelt voor om premievrijstelling alleen te geven voor het in dienst nemen van werkloze ouderen en niet voor het in dienst houden van werkende ouderen. Over het vrijwillig later in laten gaan van de AOW kon ik niets vinden in de 42 voorstellen van de CA. Afgezien van een pleidooi voor het doorwerken na het 65ste levensjaar bevat het CA advies geen voorstel voor de korte termijn.
Gewoon oude en zeer oude mensen
De plannen in de Miljoenennota 2009 wijken op onderdelen af van die van het CA. Het eerste wat opvalt is dat het blijkbaar niet zo eenvoudig is om te bepalen vanaf welke leeftijd beleid nodig is en wanneer oude mensen ‘oud’ zijn. De CA heeft het over 55+ als het gaat om ouderen, het kabinet heeft het over 50 jaar en ouder. De CA pleit voor een doorwerkbonus voor mensen vanaf 60 jaar, het kabinet komt met plannen voor een doorwerkbonus voor mensen die doorwerken na 62 jaar: volgens de CA zijn mensen drie jaar eerder “echt” oud. Voor een leeftijdsspecifiek beleid is leeftijd een nogal cruciale variabele en ik ben dan ook benieuwd naar de motivatie van de gekozen leeftijdsgrenzen.
Enkele kanttekeningen
Bij de plannen om langer doorwerken mogelijk te maken vallen echter nog de nodige kanttekeningen te plaatsen. Om te beginnen:
- De doorwerkbonus: jarenlang zijn werknemers financieel geprikkeld om de arbeidsmarkt vroeg te verlaten – de VUT was voor veel werknemers een cadeau dat ze wel uit moesten pakken. Met het afbouwen van de VUT-regelingen is hierin inmiddels verandering gekomen en mede hierdoor gaat de arbeidsparticipatie onder ouderen langzaam omhoog. Werknemers reageren op financiële prikkels en de doorwerkbonus lijkt me dan in principe een prima idee. De motivatie voor de gekozen invulling is minder duidelijk. Waarom is er een “leeftijdsknip” bij 62 jaar. Waarom krijgen bij werknemers van 63 jaar en ouder zowel werkgever als werknemers een financiële prikkel om nog 2 jaar langer bij elkaar te blijven? Waarom geldt dit niet voor werknemers van 60 jaar en ouder?
- De premiekortingen: door de premiekortingen ontstaan er tot het 65ste levensjaar drie leeftijdstrajecten: tot 50 geen subsidie, van 50 tot 62 jaar subsidie voor het in dienst nemen, vanaf 62 jaar subsidie voor het in dienst nemen van en het in dienst houden van deze categorie werknemers. Ik weet niet waarom 50 jaar een cruciaal jaar is om te beginnen met het geven van een subsidie voor het in dienst nemen van werklozen. Ik vraag me ook af of de korting voor het in dienst nemen van een 50-jarige even groot moet zijn als die voor een 60-jarige. In theorie is subsidie op het in dienst nemen goedkoper want het betreft minder mensen maar in de praktijk ontstaan er vreemde prikkels. Als na drie jaar de subsidie voor het in dienst nemen van een werkloze is afgelopen kan de werkgever in de verleiding worden gebracht om de oudere werknemer te ontslaan en opnieuw een oudere werkloze in dienst te nemen. Dat brengt ouderen wel in beweging maar daarmee is ook alles gezegd. Het kabinet kiest ervoor om het in dienst houden ook te belonen met een premiekorting, maar ook hier is de vraag waarom dit pas bij 62 jaar begint.
- Uitstel invoeringsdatum AOW: in de leeftijdscategorie 55-64 jaar is nog veel onbenut arbeidspotentieel, maar dat potentieel is nog veel groter in de 65-69 jaar categorie. Het verschuiven van de pensioengerechtigde leeftijd, bijvoorbeeld naar 67 jaar, zet kwantitatief de meeste zoden aan de dijk ook al omdat zo'n verhoging ook participatie onder de 65 jaar zal doen toenemen. Mensen die anticiperend op een 65-jaar grens met 64 jaar al vertrekken van de arbeidsmarkt stellen dat vertrek waarschijnlijk uit tot 66 jaar bij een 67-jaar grens. Verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd is een politiek gevoelige kwestie. De CA die toch met een aantal radicale voorstellen komt om het functioneren van de arbeidsmarkt te verbeteren blijft er ver van. Jammer genoeg komt de CA met de mening “dat uiterlijk in 2016 zou moeten worden begonnen met de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting door de AOW-leeftijd met 1 maand per jaar te verhogen.” Nog acht jaar wachten voordat een begin wordt gemaakt met het verhogen van de AOW-leeftijd en dan nog eens 24 jaar tot in 2040 een pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar is bereikt. Dat is nog eens een lange termijn planning. Dat het kabinet werknemers de mogelijkheid wil geven om vrijwillig te kiezen voor geheel of gedeeltelijk uitstel van de invoeringsdatum AOW is ook niet zo'n geweldige stap voorwaarts maar het is in ieder geval een stap.
De balans
Ouderen zijn traag. Beleid gericht op het verhogen van de arbeidsparticipatie onder ouderen werkt ook traag, maar het komt in ieder geval in beweging met de doorwerkbonus. Op het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd rust nog een politiek taboe. De CA laat de pensioengerechtigde leeftijd zelfs ongewijzigd tot 2016. De kabinetsplannen zijn een stap in de goede richting. Een vaste pensioengerechtigde leeftijd is een van die dingen voor oude en zeer oude mensen die voorbijgaan. Ook het idee van de premiekortingen is een aansprekend idee. Niet alleen voor het in dienst nemen van oudere werklozen maar ook voor het in dienst houden van oudere werknemers. Wat dit laatste betreft is het “dead weight loss” voor mij een “so what loss”. Alles overziend vind ik de kabinetsplannen zo slecht nog niet en op onderdelen duidelijk beter dan die van de Commissie Arbeidsparticipatie.
Voetnoot:
(1) Deze ‘2750 euro’ maatregel stond niet bij “Doelstelling 33” maar heb ik ontleend aan NRC Handelsblad van 13 september 2008.
Referenties:
Commissie Arbeidsparticipatie, 2008, Naar een toekomst die werkt, Den Haag, zie tevens op deze site het artikel van: Lans Bovenberg en Jan Willem Oosterwijk, "Naar een toekomst die werkt", Me Judice, 19 juni 2008.
Gielen, A., en J. van Ours, 2007, "Een soepel ontslagrecht en de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers", TPEdigitaal, 1(1): 19-29
Te citeren als
Jan van Ours, “Voor oude en zeer oude mensen, de dingen die voorbijgaan”,
Me Judice,
15 september 2008.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding