Vooral Russische vergeldingssancties doen Nederlandse exporteurs pijn

Vooral Russische vergeldingssancties doen Nederlandse exporteurs pijn image
De Krimbrug. Door 'Anton Romanko'

Sinds de annexatie van de Krim door Rusland zijn er economische sancties op de export naar Rusland van kracht. Rusland heeft vergeldingsmaatregelen op de import uit verschillende westerse landen ingesteld. In dit artikel van Tristan Kohl, Marcel van den Berg en Loe Franssen wordt onderzocht welke gevolgen dit heeft voor de activiteiten van Nederlandse bedrijven in Rusland.

Inleiding

Na de Russische annexatie van de Krim in maart 2014 heeft de Europese Unie (EU) economische sancties opgelegd aan de Russische Federatie. Deze sancties werden snel aangescherpt na de gebeurtenissen rond de aanslag op de civiele vlucht MH17 van Malaysian Airlines op 17 juli 2014.  Sindsdien heeft de EU Russische tegoeden bevroren en reisverboden, financiële- en handelsbeperkingen ingesteld. In reactie op deze maatregelen stelde de Russische Federatie in augustus 2014 een verbod in op de invoer van verschillende voedingsmiddelen en landbouwproducten uit de EU.

In dit artikel wordt ingegaan op de vraag hoe deze economische sancties de activiteiten van Nederlandse bedrijven in Rusland hebben beïnvloed, zowel via handel als via directe buitenlandse investeringen (DBI). Het vernieuwende element van deze studie is met name gelegen in het feit dat er naast export ook gekeken wordt naar DBI. Hierdoor kan worden onderzocht hoe economische sancties de internationalisering van bedrijven via zowel export als DBI beïnvloeden.

Kader 1: Achtergrond

Recente studies hebben aan de hand van micro-data over individuele bedrijven onderzocht hoe de EU-Russische sancties van 2014 van invloed zijn op het exportgedrag van westerse bedrijven. Crozet en Hinz (2020) becijferen dat westerse landen slechts 0,3 procent van hun totale export in 2014-2015 inleverden als gevolg van de westerse sancties. In een vervolgstudie onderzoeken Crozet et al. (2021) de kans dat Franse bedrijven toetreden tot markten waar sancties worden opgelegd, waaronder Rusland. Zij vinden dat sancties de kans op toetreding verkleinen. Bovendien neemt de kans op toetreding niet toe zodra sancties worden opgeheven. Vergelijkbare bevindingen zijn er ook voor Zweedse bedrijven die geconfronteerd werden met de Russische tegensancties, met als gevolg een forse daling van hun omzet en een grotere kans om Rusland te verlaten (Gullstrand 2020).

Onze aanpak onderscheidt zich, naast het eerdergenoemde feit dat we naast export ook DBI in de analyses betrekken, ook van de hier besproken onderzoeken doordat we rekening houden met de heterogeniteit van verschillende sanctieregimes. Dat wil zeggen, in veel onderzoeken worden verschillende typen handelssancties op een hoop gegooid of worden één of enkele sanctietypen onderzocht, maar niet allemaal. Aangezien sancties vaak heel verschillend van aard en werking zijn, is het echter van belang deze afzonderlijk in analyses mee te nemen, zodat hun heterogene impact op bedrijven in kaart gebracht kan worden.
   

Data

We baseren ons op de wetteksten van de Europese Unie en de Russische regering om nauwkeurig vast te stellen welke producten onder de beperkende maatregelen van 2014 vielen. Producten zijn daarbij gedefinieerd op het 8-cijferige niveau van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Door de sancties op dit productniveau te definiëren kan deze informatie gekoppeld worden aan de handelsgegevens van individuele Nederlandse bedrijven. We onderscheiden vier verschillende sanctieregimes die relevant zijn voor onze analyse van de internationale handel van Nederlandse bedrijven met Rusland:

  1. Een totaal exportverbod op de uitvoer van wapens en militaire uitrusting naar Rusland, hierna het wapenembargo genoemd;
  2. Een exportbeperking onder voorbehoud van voorafgaande vergunning voor "bepaalde technologieën die geschikt zijn voor de exploratie en productie van arctische, diepzee- of schalieaardolie" - hierna Annex-II producten genoemd. Deze beperking is geen algeheel verbod zoals het geval is bij het wapenverbod, aangezien export nog steeds mogelijk is na voorafgaande vergunning van de exportautoriteit van de betreffende lidstaat.
  3. Een aan voorafgaande vergunning onderworpen exportbeperking voor de export van goederen en technologie voor duaal gebruik, dat wil zeggen, producten met zowel een civiele als een militaire toepassing - hierna duale producten genoemd. Net als bij de beperkingen op Annex-II producten, moet vooraf een exportvergunning worden verleend door de bevoegde autoriteit, die moet bepalen of de goederen een militair eindgebruik kunnen hebben;
  4. Een Russische importbeperking op bepaalde landbouwproducten, grondstoffen en voedingsmiddelen uit Australië, Canada, de EU, Noorwegen en de Verenigde Staten – hierna countersancties genoemd. Russische importeurs moeten vooraf toestemming krijgen om deze producten legaal in te voeren.

Onze dataset bestaat verder uit de totale Nederlandse export op het niveau van bedrijf-product-bestemming-jaar over de periode 2010-2020. De kern van deze dataset wordt gevormd door het Bedrijfsdemografisch Kader (BDK) en de Statistiek Internationale Handel in Goederen (IHG).  Tot slot vullen we deze informatie aan met gegevens uit de jaarlijkse VpB-aangiftes van bedrijven in combinatie met de Outward Foreign Affiliates Statistic (OFATS) waarmee kan worden vastgesteld of en waar Nederlandse bedrijven buitenlandse filialen hebben. Voor een uitgebreide bespreking van de gebruikte data en methoden verwijzen wij naar Kohl et al. (2023).

Eerste bevindingen

Een eerste analyse van de data laat zien dat de sancties van 2014 onverwacht waren en een sterker effect hadden op producten waarvoor beperkingen golden dan op producten waarop geen sancties werden ingesteld. Figuur 1 toont de groei van de Nederlandse export in hoeveelheden van gesanctioneerde en niet-gesanctioneerde producten naar Rusland en naar een groep Europese landen die hier als controlegroep fungeert. Vergeleken met de trend voor producten die naar de groep Europese landen worden geëxporteerd, zien we een aanzienlijke daling in de Nederlandse export naar Rusland voor zowel producten waarvoor geen beperkingen gelden als producten waar wel sancties op zijn ingesteld. Duidelijk zichtbaar en intuïtief logisch is echter het beeld dat de exportdaling veruit het grootste is bij de groep producten waarop sancties van toepassing zijn.

Figuur 1. Nederlandse export van gesanctioneerde en niet-gesanctioneerde producten naar Rusland en naar de controlegroep.

In hoeveelheden, basisjaar 2013

Aan de hand van Figuur 1 kan een ruwe berekening worden gemaakt van de totale gederfde exportwaarde sinds de instelling van de sancties in 2014. In een ideaal scenario zouden we de exportwaarde van na 2014 willen vergelijken met het niveau van voor de sancties, maar aanzienlijke prijsstijgingen in recente jaren leiden hier tot een vertekend beeld. We kunnen echter wel een schatting geven op basis van veranderingen in de verhandelde hoeveelheden, gewogen naar de nominale exportwaarden van vóór de sanctie-episode. De nominale waarde van de export van Nederlandse bedrijven naar Rusland in 2013, van producten die in 2014 onder de sancties kwamen te vallen, bedroeg ongeveer €1,46 miljard. In 2014 daalde de export van gesanctioneerde producten naar Rusland in hoeveelheden met ongeveer 16,5%, terwijl de export van deze producten naar de controlegroep met bijna 2,9% steeg. Dan kunnen we het door de sancties veroorzaakte verlies van exportwaarde benaderen als 19,4% van €1,46 miljard in 2014, oftewel €282,2 miljoen. Als we deze aanpak herhalen voor de jaren tot en met 2020, dan komt het totale geschatte verlies voor de periode 2014-2020 op €6,9 miljard.

Econometrische resultaten

We kijken vervolgens naar de manier waarop de economische sancties de omvang van de export naar Rusland op bedrijfsniveau hebben beïnvloed aan de hand van de intensieve marge van handel.[1] In navolging van Crozet en Hinz (2020) definiëren we onze controlegroep als een reeks landen die te maken hebben met dezelfde sanctieregimes als Nederland en die in de geografische nabijheid van Rusland liggen, namelijk Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Estland, Finland, Hongarije, Griekenland, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië en Zweden. Het argument voor deze selectie is tweeledig. Bedrijven die getroffen worden door de sancties zullen denkelijk proberen hun gesanctioneerde producten te verhandelen op markten die relatief dicht bij de Russische markt liggen. Dit omdat hun logistieke processen wellicht beter geëquipeerd zijn om handelsstromen te verleggen naar geografisch nabijgelegen markten, in plaats van nieuwe productie- en logistieke capaciteit op te bouwen richting verder weg gelegen markten. Tegelijkertijd legden al deze landen in de controlegroep dezelfde sancties op aan Rusland en kregen ze te maken met dezelfde tegenmaatregelen, zodat we redelijkerwijs kunnen aannemen dat het onwaarschijnlijk is dat deze landen fungeren als draaischijf voor sanctieomzeiling wat onze resultaten zou vertekenen.

Economische sancties hebben een negatieve impact op de intensieve marge van de export, die volledig wordt veroorzaakt door een afname van de geëxporteerde hoeveelheden. Dit geldt niet voor sancties op duale producten. 

Onze onderzoekspopulatie bestaat uit alle Nederlandse bedrijven die in de periode 2010-2020 ten minste eenmaal een product hebben geëxporteerd naar, of hebben geïnvesteerd in een buitenlandse dochteronderneming in Rusland of een van de landen in de controlegroep. Dit levert een dataset op van ruwweg 48.000 bedrijven. Om een goede controlegroep te construeren, moeten we niet-bestaande handelsstromen imputeren. In lijn met Crozet et al. (2021) nemen we nullen mee voor jaren waarin het bedrijf een bepaald product niet naar een bepaald land heeft geëxporteerd, maar alleen als dat bedrijf het betreffende product minstens één keer wel naar dat land heeft geëxporteerd in de onderzoeksperiode.

De resultaten zijn getoond in Tabel 1 (download). In kolom (1) zijn de drie verschillende sanctieregimes gebundeld in één variabele. De puntschatting is negatief, maar niet statistisch significant. Voor de Russische vergeldingsmaatregelen zien we ook een negatieve puntschatting, maar deze is wel statisch significant. De coëfficiënt wijst op een daling van 57,9 procent[2] van de Nederlandse export op bedrijfsniveau naar Rusland van producten waarop Russische sancties van toepassing zijn ten opzichte van producten waarop geen maatregelen van toepassing zijn. Identieke regressies (niet getoond) met de hoeveelheden en eenheidsprijzen van de export in plaats van de waarde als verklaarde variabelen wijzen uit dat het negatieve effect van sancties op de omvang van de handel geheel wordt gedreven door een negatief hoeveelheidseffect, en niet door een prijseffect.

In kolom (2) wordt onderscheid gemaakt tussen de drie door de EU opgelegde sanctieregimes. De resultaten wijzen uit dat de export van wapens en Annex-II producten significant is teruggelopen als gevolg van deze sancties, met 47,8 resp. 57,6 procent. Sancties op duale producten blijken echter niet tot een significante daling van de export van deze producten te hebben geleid. Dit is verklaarbaar aan de hand van het gegeven dat deze producten nog steeds geëxporteerd kunnen worden, mits daar vooraf goedkeuring voor is gegeven door de bevoegde instanties nadat is aangetoond dat deze producten voor civiel gebruik bedoeld zijn. Dit onderstreept het belang van het maken van een onderscheid naar type sanctieregime in de analyse van de effecten van sancties. Sanctieregimes hebben uiteenlopende ontwerpen en aangrijpingspunten en deze heterogeniteit gaat verloren wanneer alle sancties op een hoop worden gegooid.

A priori ligt het voor de hand dat exporteurs met een lokaal filiaal beter in staat zijn om lokale middelen en capaciteiten te benutten om zich aan te passen aan exportbeperkingen. Als we inzoomen op de interactietermen van de regimespecifieke sancties met het al dan niet aanhouden van een Russisch filiaal (kolom 3), dan vinden we echter geen significant verschil in het effect van de sancties. Dit geldt ook voor de duale sancties. Dit suggereert dat exporteurs goed in staat blijken om aan te tonen dat hun producten een civiel doel dienen - voor alle exporteurs in gelijke mate geldt en niet sterker voor bedrijven met een lokaal filiaal in Rusland (kolom (2)).

In de volgende stap ligt de focus op de extensieve marge van de export: in welke mate hebben sancties tot gevolg dat Nederlandse bedrijven minder geneigd zijn te beginnen met exporteren of stoppen met exporteren naar Rusland?[3] De resultaten in Tabel 2 (download) laten zien dat de kans op toetreding (starten met exporteren van een bepaald product naar Rusland) significant negatief wordt beïnvloed door alle sanctieregimes (kolom 1). Opnieuw geïnteracteerd met een dummyvariabele die rekening houdt met de aanwezigheid van een Russische dochteronderneming (kolom 2) wordt zichtbaar dat bedrijven die te maken hebben met sancties en die geen Russische dochteronderneming hebben, consequent minder snel naar Rusland gaan exporteren dan bedrijven met een Russische dochteronderneming. Dit verschil is statistisch significant voor alle vier sanctieregimes.

Daarnaast zien we dat alle sanctieregimes de kans op uittreding uit de productmarkt significant vergroten (kolom 3). Nu vinden we echter geen significante verschillen tussen uittreding met en zonder Russisch filiaal voor de verschillend EU-sanctieregimes (kolom 4). Die zien we wel bij de countersancties: het hebben van een Russische vestiging lijkt Nederlandse exporteurs (grotendeels) te behoeden voor de negatieve effecten van Russische vergeldingsmaatregelen.

Langs dezelfde methodologische lijn hebben we onderzocht of handelssancties gevolgen hebben voor de kans dat Nederlandse bedrijven een Russisch filiaal starten of sluiten. De resultaten laten echter zien dat een hogere blootstelling van de export aan handelssancties geen invloed heeft op de kans dat Nederlandse exporteurs een Russische dochteronderneming oprichten of sluiten.

Conclusie

Economische sancties hebben een negatieve impact op de intensieve marge van de export, die volledig wordt veroorzaakt door een afname van de geëxporteerde hoeveelheden. Dit geldt niet voor sancties op duale producten. Daarnaast verkleinen alle sanctietypes de kans dat Nederlandse bedrijven beginnen met exporteren en vergroten zij de kans dat exporteurs zich terugtrekken. Wel blijkt dat exporteurs met een Russische dochteronderneming beter in staat zijn om handelssancties het hoofd te bieden. Bovendien lijken de Russische tegensancties alleen te hebben geleid tot beëindiging van handelsrelaties bij exporteurs zonder een Russische vestiging. Deze bevindingen schetsen daarmee een nieuw beeld van de manier waarop een lokaal filiaal kan helpen om de pijn van handelssancties te verzachten. Daarnaast onderstrepen deze bevindingen hoe belangrijk het is om rekening te houden met de heterogene aard van sanctieregimes. Zo blijken vooral sancties op duale producten en Russische countersancties alomtegenwoordig, terwijl de impact van deze regimes op Nederlandse exporteurs volstrekt verschillend is.

Voetnoten


[1] Daartoe schatten we een drievoudig difference-in-difference PPML-model langs de lijn van bijvoorbeeld Besedeš et al. (2020). Naast dummy-variabelen voor de verschillende sanctieregimes nemen we in het model ook (de log van) de jaarlijks variërende arbeidsproductiviteit van het bedrijf en (de log van) de actuele importtarieven per product, bestemming en jaar (bron: WITS) mee (niet getoond). Verschillende ‘fixed effects’ houden rekening met niet waargenomen effecten per bedrijf-product-bestemming en algemene trends in de tijd.

[2] [e^(-0,895)-1]×100=

[3]Het regressiemodel dat we voor deze analyse draaien is een linear probability model met als verklaarde variabele een binaire indicator die aangeeft of een bedrijf een bepaalde product in een bepaald jaar voor het eerst exporteert (entry) of voor het eerst niet exporteert (exit). Daarbij richten we ons noodzakelijkerwijs alleen op bedrijven die ten minste één keer exporteren naar of investeren in Rusland in de jaren 2010 tot en met 2020, omdat er een zekere gebleken interesse in de Russische markt moet zijn voor een zuivere analyse. Bovendien moeten er nulwaarnemingen worden geïmputeerd voor niet geobserveerde handelsstromen, omdat we hier kijken naar de extensieve marge van de export.

Referenties

Besedeš T, Goldbach S, Nitsch V. 2021. Cheap talk? Financial sanctions and non-financial firms. European Economic Review, 134, 103688.

Crozet M, Hinz J. 2020. Friendly Fire: The Trade Impact of the Russia Sanctions and Counter-Sanctions. Economic Policy, 35(101): 97-146.

Crozet M, Hinz J, Stammann A, Wanner J. 2021. Worth the pain? Firms’ exporting behavior to countries under sanctions. European Economic Review, 134: 103683.

Gullstrand J. 2020. What goes around comes around: The effects of sanctions on Swedish firms in the wake of the Ukraine crisis. The World Economy, 43:2315-2342. 

Kohl, T., van den Berg, M., & Franssen, L. (2023). Going Dutch? Firm exports and FDI in the wake of the 2014 EU‐Russia sanctions. Review of International Economics, forthcoming.

Te citeren als

Tristan Kohl, Marcel van den Berg, Loe Franssen, “Vooral Russische vergeldingssancties doen Nederlandse exporteurs pijn”, Me Judice, 24 januari 2024.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
De Krimbrug. Door 'Anton Romanko'

Downloads

Ontvang updates via e-mail