Basisidee achter zorgstelsel: strijd om de klant
Uit de discussie over de vrije artsenkeuze, die op de opiniepagina’s van kranten wordt gevoerd, blijkt dat de rol van verzekeraars, zorgaanbieders en
burgers (als verzekerden of als patiënten) in ons zorgverzekeringsstelsel niet goed begrepen wordt. Het basisidee van het stelsel is dat de
zorgverzekeraars met elkaar concurreren om de gunst van de verzekerden. Om aantrekkelijk te zijn voor winkelende klanten, proberen zorgverzekeraars de
kosten van de zorg laag en de kwaliteit hoog te houden. Daarvoor is het dan weer noodzakelijk dat ook de aanbieders van zorg (artsen, ziekenhuizen)
geprikkeld worden zo goed mogelijke zorg tegen zo laag mogelijke kosten te leveren. Die prikkel hebben zorgaanbieders als zij met elkaar de concurrentie
moeten aangaan om een contract bij een verzekeraar te verwerven. De aanbieders die ‘onder de maat’ presteren krijgen geen contract en zullen hun prestaties
moeten verbeteren alvorens weer voor een contract bij een zorgverzekeraar in aanmerking te komen.
Concurrentie tussen zorgverzekeraars zou dus tot concurrentie tussen zorgaanbieders moeten leiden, waardoor de verzekeraars in staat zijn de ‘beste’
zorgaanbieders te selecteren. Het idee is hierbij dat zorgverzekeraars meer en betere informatie hebben over de kwaliteit van de geleverde zorg dan
verzekerden. Zorgverzekeraars krijgen immers voortdurend informatie binnen over de kwaliteit en de kosten van behandelingen en zouden dus in staat moeten
zijn zorgaanbieders op hun kwaliteiten en doelmatigheid te beoordelen.
Kleiner aantal zorgverleners en zorgverzekeraars concurrentiebeperkend
Als zorgverzekeraars de beste zorgaanbieders selecteren is het uitdrukkelijk niet de bedoeling dat er uiteindelijk maar een paar zorgaanbieders
overblijven. Helaas wordt soms door de verantwoordelijke politici en bestuurders gesuggereerd dat fusies en specialisatie van zorgaanbieders tot
kostenbesparing in de zorg gaan leiden. Supergespecialiseerde ziekenhuizen zullen niet noodzakelijkerwijs goede zorg leveren. Het ligt voor de hand, maar
het wordt toch vaak vergeten in de politiek dat marktwerking verdwijnt door monopolies op bepaalde behandelingen aan een gespecialiseerd ziekenhuis toe te
kennen.
Dat laatste geldt uiteraard ook voor zorgverzekeraars. De fusiegolf die een aantal jaren geleden, onder goedkeuring van de mededingingsautoriteiten en De
Nederlandsche Bank over de verzekeringsmarkt spoelde, zal de concurrentie op de zorgverzekeringsmarkt geen goed gedaan hebben. Schaalvergroting bij
zorgverzekeraars heeft dan wel als voordeel dat verzekeraars meer informatie krijgen over de kwaliteit van zorgaanbieders en dus beter in staat zijn de
beste zorgaanbieders te selecteren. Daar staat tegenover dat als door schaalvergroting concurrentie tussen zorgverzekeraars op een lager pitje komt, de
noodzaak voor zorgverzekeraars om zorgaanbieders te weren die niet aan kwaliteitsnormen voldoen, ook geringer wordt. Bij voldoende concurrentie zullen,
daarentegen, zodra bekend is dat een zorgverzekeraar ondermaatse zorgaanbieders contracteert, verzekerden naar andere zorgverzekeraars overlopen. De
schandalen van de afgelopen tijd in de medische wereld (met Janssen Steur als meest dramatische voorbeeld) bewijzen dat marktwerking in de zorgverzekering
op dit punt nog onvoldoende werkt. Klanten moeten beter voorgelicht worden over de kwaliteit die de zorgverzekeraars hen aanbiedt. Bij voorkeur door de
zorgverzekeraars zelf en niet door de ziekenhuizen.
Dubbele rol van burgers
Volgens sommigen zal het afschaffen van de vrije artsenkeuze juist tot een daling van de kwaliteit en een stijging van de kosten leiden, omdat de patiënt
niet meer naar de beste arts mag gaan. Zij denken dat het ook in overeenstemming is met marktwerking als patiënten hun zorgaanbieders vrij kunnen kiezen.
Patiënten geven, indien zij kiezen voor een niet-gecontracteerde aanbieder, een signaal aan de verzekeraar dat zij ontevreden zijn met het bestaande
gecontracteerde aanbod. Door hier op in te spelen zullen verzekeraars meer rekening houden met de wensen van hun klanten en marktwerking dus worden
versterkt. Hierbij wordt echter de dubbele rol van burgers in de zorgverzekering miskend. Als verzekerden willen burgers bij voorkeur een lage premie en
dus zorgaanbieders die terughoudend zijn bij medische behandelingen, maar als patiënt willen zij de meest uitgebreide en dure behandeling die maar denkbaar
is. Patiënten geven natuurlijkerwijs de voorkeur aan zorgaanbieders die desnoods meer behandelen dan nodig is om de patiënt een zo groot mogelijke kans op
genezing te bieden.
Kortom, burgers als patiënten maken een andere keuze dan burgers als verzekerden. Als zorgverzekeraars vrije artsenkeuze toelaten zal dat tot onnodige
kostenstijging in de zorg leiden en de positie van verzekeraars als de bewaker van de kwaliteit en doelmatigheid van de medische sector ernstig verzwakken.
Met andere woorden, vrije artsenkeuze maakt het voor zorgverzekeraars onmogelijk met elkaar te concurreren op de prijs en kwaliteit van de zorg. De enige
manier om het stelsel dan nog beheersbaar te houden is door terug te gaan naar het oude stelsel waar de overheid het zorgaanbod bepaalde en waar
wachtlijsten in de zorg schering en inslag waren.
Dit is een uitgebreidere versie van een artikel dat verschenen is als opiniebijdrage aan Het Financieele Dagblad van 13 mei 2014.
Te citeren als
Harrie Verbon, “Vrije artsenkeuze helpt concurrentie om zeep”,
Me Judice,
19 mei 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Mike, Flickr