Waarom werkt een rookverbod wel op Schiphol en niet in cafés?

Onderwerp:
Waarom werkt een rookverbod wel op Schiphol en niet in cafés? image
4 mrt 2011
Sinds het rookverbod op 1 juli 2008 in de horeca van kracht is, is er veel kritiek en zijn veel café-eigenaren ongehoorzaam door de asbakken te laten staan. Het negeren van het rookverbod heeft dan ook tot politieke beroering geleid, waarbij er enerzijds wordt gevraagd om strikte handhaving en anderzijds wordt geopperd het rookverbod te versoepelen of zelfs op te heffen. De voorlopige uitkomst is dat in kleine cafés weer gerookt mag worden. Vanuit een economische invalshoek is versoepeling een juiste beslissing, die echter de kern van het probleem nog niet aanpakt. De kern van het probleem is of meeroken gedwongen of vrijwillig is. Wanneer meeroken vrijwillig is, is een algemeen rookverbod een te strenge maatregel. Er zijn dan betere oplossingen, zoals het veilen van licenties of het bepalen van een percentage rookvrije cafés.

Redenen voor een rookverbod

Er zijn twee redenen om een rookverbod in te voeren. Beide zijn paternalistisch, maar haken in op verschillende effecten. De eerste reden voor een rookverbod richt zich direct tot de roker en potentiële rokers: roken is ongezond en een vermindering van het aantal plekken waar gerookt mag worden, zal roken ontmoedigen. Mensen zullen eerder geneigd zijn te stoppen en jongeren minder geneigd te beginnen wanneer het aantal rookplekken kleiner is. Op deze manier worden mensen behoed voor gezondheidsschade in de toekomst die ze nu te laag waarderen. Baldwin (2008) betoogt op dit forum dat de Europese rookverboden hebben geleid tot minder rokers en vindt dat vanuit een paternalistische invalshoek een goede zaak.

De tweede reden voor een rookverbod is het ongewenste externe en indirecte effect van roken: mensen in de omgeving van een roker worden ongewenst meeroker. Dit ongewenste effect leidt tot gezondheidschade bij meerokers. Deze tweede reden is de hoofdreden voor het rookverbod dat op 1 juli 2008 werd ingevoerd: het personeel en de bezoekers van een café zouden ongewild meeroker worden. Een liberale oplossing is wel mogelijk, maar zou betekenen dat de overheid aan belanghebbenden zelf overlaat om te onderhandelen of er in een café gerookt mag worden of niet. De veronderstelling van de overheid is dat die oplossing een hoop gedoe zou geven (zeg maar hoge transactiekosten). Daarom is besloten een algemeen rookverbod in te stellen. De vraag is of de overheid hierbij niet al te gemakkelijk voorbijgaat aan de voorkeuren van mensen en de mogelijkheden die er bestaan om het probleem zelf op te lossen.

Vliegveld versus café

Laten we het meeroken eens beter bekijken aan de hand van een voorbeeld. Een niet-rokende vrouw die op reis gaat naar de Verenigde Staten vliegt vanaf Schiphol. Wanneer op het vliegveld gerookt mag worden, wordt zij meeroker. Dit meeroken is niet te vermijden, omdat er geen goed alternatief is om richting de Verenigde Staten te vertrekken. In de Verenigde Staten aangekomen, heeft de vrouw behoefte aan ontspanning na de vermoeiende reis. Zij gaat naar een café waar wordt gerookt. Opnieuw is ze meeroker. Het verschil is dat het dit keer niet ongewild is. Zij kiest er zelf voor om naar een café te gaan en niet naar haar hotelkamer om daar op de sofa te gaan liggen ter ontspanning.

Het verschil tussen ongewild en vrijwillig meeroken vormt de kern van het argument waarom het rookverbod in de horeca niet wordt geaccepteerd en op Schiphol wel.

Heterogene voorkeuren

Mensen hebben namelijk verschillende voorkeuren. Ook met betrekking tot roken. Laten we gemakshalve aannemen dat er twee voorkeuren zijn: roken is geen probleem en roken is wel een probleem. Als er in alle cafés gerookt mag worden, zijn mensen met een voorkeur waarbij roken geen probleem is het beste af en zullen mensen met een voorkeur voor niet-roken deze gelegenheden mijden. Wanneer roken wordt verboden, geldt het omgekeerde. Wanneer de zakenvrouw een voorkeur heeft voor niet-roken is zij dus beter af bij een algemeen rookverbod. Wanneer ze roken geen probleem vindt, maakt het rookverbod voor haar geen verschil, maar zijn rokers slechter af bij een rookverbod.

Daarnaast lijkt het er op dat cafébezoekers met een voorkeur voor roken over het algemeen in de meerderheid zijn. Dit kan het gevolg zijn van selectie door het jarenlang toestaan van roken in horecagelegenheden. Wanneer een algemeen rookverbod wordt afgekondigd is dit voor de huidige meerderheid van de cafébezoekers slecht en daarmee ook voor de café-eigenaren die inkomsten mislopen als rokers hun café mijden. Er zijn enkele schattingen die suggereren dat dit fenomeen zich heeft voorgedaan in Nederland en de rest van Europa. Dunham en Marlow (2000) zijn echter kritisch over deze schattingen, omdat onvoldoende rekening wordt gehouden met de verschillen tussen cafes en de korte-termijn negatieve effecten nog weinig zeggen over de lange termijn.

De onvrede onder uitbaters lijkt dus begrijpelijk, maar er is een andere kant aan het verhaal. Op dit moment bezoeken er namelijk te weinig niet-rokers een café, omdat er wordt gerookt. Deze groep zal toenemen bij een rookverbod, waardoor de caféomzet zou kunnen stijgen. In de transitiefase kan er uiteraard een daling in omzet optreden, doordat mensen moeten wennen aan de nieuwe situatie. De uitkomst van een rookverbod op de lange-termijn caféomzet is dus onduidelijk, maar niet noodzakelijk negatief. Dit laten Dunham en Marlow (2000) inderdaad zien in een analyse van verschillende types cafés en restaurants in de Verenigde Staten. Het blijkt dat de helft van de restauranthouders geen omzetverlies verwacht, terwijl slechts 17 procent van de caféhouders dit vindt. Immers, er zijn in Nederland veel meer niet-rokers dan rokers. Een tegenwerping is dat het zo zou kunnen zijn dat mensen met een voorkeur voor roken ook een voorkeur hebben voor cafébezoek, terwijl de niet-rokers niet graag in een café komen.

Alternatief beleid

Heterogene voorkeuren vragen om beleid dat recht doet aan deze verschillen. Boyes en Marlow (1996) en Craven en Marlow (2008) werken dit uit op basis van het werk van Coase (1960), waarbij rokers en niet-rokers een prikkel hebben om er zelf uit te komen. Er is een markt voor schone lucht en dus rookvrije cafés, waarbij een algemeen rookverbod als te zwaar wordt ervaren. Dit werk is complementair met recent empirisch onderzoek van Adda, Berlinski, Bhaskar en Machin (2011). Zij laten zien dat er in elk geval twee alternatieven voor het algemene rookverbod bestaan.

Het eerste alternatief is dat de overheid dicteert dat bijvoorbeeld de helft van alle cafés in een gemeente rookvrij moet zijn. Nu zullen de mensen met verschillende voorkeuren zich spreiden en zal de totale caféomzet toenemen (bij gegeven prijzen en aantal cafés). Het tweede alternatief is het veilen van rooklicenties. Een café-eigenaar zal een afweging maken tussen extra omzet door het toestaan van roken en de kosten van de licentie. Doordat rokers een voorkeur zullen hebben voor een café waar roken is toegestaan, zal de eigenaar waarschijnlijk de prijzen ook wat kunnen verhogen om een deel van de kosten terug te verdienen. Licenties zijn zeker niet optimaal, maar bij voldoende heterogeniteit in voorkeuren beter dan een rookverbod. Bovendien zal het eenvoudiger zijn om aan de voorkeuren van mensen tegemoet te komen en tevens een groot aantal cafés rookvrij te krijgen en te houden. Een rookverbod is bij zulk beleid vrijwillig en zal leiden tot een aanbod van cafés dat ook differentieert op het gebied van roken. Ook zal het beleid waarschijnlijk beter worden nageleefd door zelfregulering in plaats van strenge controleurs, omdat roken en niet-roken passen in de uitstraling en strategie van het café.

Dezelfde redenering gaat op voor het personeel van horecagelegenheden. Zij kunnen bij divers beleid kiezen voor het café waar ze willen werken. Werknemers met een voorkeur voor niet-roken gaan werken in een rookvrij café, terwijl werknemers die geen probleem hebben met roken gaan werken in cafés waar wel wordt gerookt.

Conclusie

Er zijn veel redenen voor de overheid om roken te ontmoedigen. Deze hebben betrekking op het gedrag van individuen, die de gezondheidseffecten van roken verkeerd zouden kunnen beoordelen, en op het verminderen van het externe effect dat rokers hebben op niet-rokers door gedwongen meeroken. Daar verandert deze bijdrage niets aan.

Het doel van deze bijdrage is om te begrijpen waarom het rookverbod in de horeca zo veel weerstand oproept, terwijl men zich op Schiphol meestal keurig houdt aan het daar geldende rookverbod. De kern van het probleem is of meeroken gedwongen of vrijwillig is. Wanneer meeroken vrijwillig is, is een algemeen rookverbod een te strenge maatregel. Tegen zulke maatregelen ontstaat dan ook weerstand. En dat hebben we ervaren in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk.

Het tweede doel is het schetsen van alternatieve beleidsopties die wel effectief zouden kunnen zijn en minder weerstand oproepen. Waar het bij de alternatieven om gaat is recht te doen aan verschillende voorkeuren. Regels voor het aantal rookvrije gelegenheden of rooklicenties zouden hier opties kunnen zijn. Deze hebben waarschijnlijk een positief effect op de caféomzet, zijn eenvoudiger te handhaven en doen meer recht aan de voorkeuren in de samenleving. Uiteraard zijn deze beleidsopties vooral waardevol als de overheid geen paternalistisch motief heeft om roken in cafés te ontmoedigen.

Referenties:

Adda, J., S. Berlinski, V. Bhaskar en S. Machin (2011) “Market regulation and firm performance: The case of smoking bans in the UK”, Working Paper UCL, Januari 2011.

Baldwin, R., 2008, “De onvermoede effecten van een rookverbod”, Me Judice, jaargang 1, 25 mei 2008.

Boyes, W.J. en M. L. Marlow, 1996, “The public demand for smoking bans,” Public Choice, 88: 57-67.

Coase, R.H., 1960, “The problem of social cost”, Journal of Law and Economics, vol. 3: 1-44.

Craven, B., en M.L. Marlow, 2008, “Economic effects of smoking bans on restaurants and pubs”, IEA Economic Affairs, 57-61.

Dunham, J. en M.L. Marlow, 2000, “Smoking laws and their differential effects on restaurants, bars and taverns”, Contemporary Economic Policy, 18: 326-333.: FaceMePLS, Flickr

Dit artikel kan worden overgenomen met bronvermelding. Toezending van bewijsexemplaren wordt op prijs gesteld. © Me Judice

Te citeren als

Bas ter Weel, “Waarom werkt een rookverbod wel op Schiphol en niet in cafés?”, Me Judice, 4 maart 2011.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Ontvang updates via e-mail