Onrust op universiteit
Het is al weken onrustig rond de Universiteit van Amsterdam. Dreigende bezuinigingen bij Geesteswetenschappen hebben geleid tot bezetting van het
Maagdenhuis. De bezetters eisen meer zeggenschap voor studenten en medewerkers, een einde aan het 'rendementsdenken' en, daarmee samenhangend, het beperken
van de macht van de managers aan de top van de Universiteit en het terugdraaien van bezuinigingen.
Doel universiteit
Rendementsdenken is niet heel precies gedefinieerd, maar wordt geassocieerd met nadruk op kwantiteit boven kwaliteit, het opheffen van kleine onrendabele
studierichtingen, publicatiedruk, de focus op hoge posities op de internationale ranglijsten van universiteiten en op het binnenhalen van prestigieuze
onderzoeksprojecten.
Het doel van de universiteit is het in samenhang verzorgen van uitstekend onderwijs en het verrichten van baanbrekend onderzoek. In hoeverre zou
inwilliging van bovengenoemde eisen dit doel ten goede komen?
Wat betreft de zeggenschap heeft UvA-econoom Arthur Schram recentelijk in de Volkskrant in herinnering geroepen dat een overdosis aan democratie in het
verleden vooral heeft geleid tot verlamming in de besluitvorming in plaats van tot meer kwaliteit. Hier moeten we dus niet naar terug. De opleidingen van
de UvA behoorden ooit tot de slechtst renderende in Nederland. Veelal minder dan 30 procent van de studenten die aan een studie begonnen haalden binnen de
gestelde termijn plus één jaar de eindstreep. Tegenwoordig is dit ruim 70 procent.
Schaarse middelen
De voorgenomen bezuinigingen bij de UvA betreffen het samenvoegen van kleine opleidingen, die weinig studenten trekken en hoge kosten per student hebben.
Als de universiteit schatrijk zou zijn, zou het prima zijn om al deze opleidingen in de lucht te houden. Een universiteit is immers geen bedrijf en heeft
een bredere maatschappelijke opdracht.
Maar de middelen die per student vanuit Den Haag naar het hoger onderwijs vloeien dalen al jaren. Zolang niet meer geld vanuit Den Haag komt, waar
overigens zeer goede ook economische argumenten voor zijn, blijft het voor een universiteit een grote uitdaging haar middelen zo effectief en efficiënt
mogelijk aan te wenden. Vooralsnog komt immers de rekening van het in stand houden van kleine opleidingen elders in de universiteit terecht. Dat wil niet a
priori zeggen dat een kleine opleiding niet in stand moet worden gehouden op basis van argumenten van maatschappelijk belang of vanwege interdisciplinaire
synergie. Echter, opleidingen die nauwelijks studenten trekken zullen het lastig hebben anderen daarvan te overtuigen.
Lessen van de economische faculteit
Enkele jaren geleden kwamen ook bij onze eigen faculteit Economie en Bedrijfskunde grote financiële tekorten aan het licht. Deze waren het gevolg van een
veelheid aan problemen. Sommige capaciteitsgroepen bedienden weinig studenten, er was een wildgroei aan vakken voor selecte groepjes studenten, op lagere
niveaus werden budgettaire beperkingen nauwelijks gevoeld en ondersteunende diensten functioneerden gebrekkig. Een onhoudbare situatie.
Er is toen hard ingegrepen: het topmanagement werd vervangen, groepen die zwakker beoordeeld waren op onderzoek werden afgestoten, opleidingen werden
gerationaliseerd, ondersteunende diensten werden op orde gebracht, door decentralisatie kregen groepen eigen financiële verantwoordelijkheden en een eigen
transparant intern allocatiemodel zorgt nu voor kwaliteitsprikkels voor onderwijs en onderzoek. Hiernaast is veel werk gemaakt van het verhogen van de
onderwijskwaliteit waardoor de studierendementen significant zijn verbeterd.
Is onze faculteit daardoor zwakker geworden? Integendeel! De faculteit draait financieel weer positief, de studentenaantallen stijgen, het
personeelsbestand groeit weer en we hebben gerenommeerde onderzoekers weten aan te trekken, terwijl het aantal flexwerkers onder de in de cao afgesproken norm van 22 procent ligt. Door gericht beleid stijgt ook het volume aan externe onderzoeksmiddelen. We zijn nog niet waar we graag willen zijn, maar we hebben wel een
fundament gelegd om verder op voort te bouwen.
Gezond rendementsdenken
Een gezonde mate van rendementsdenken is dus prima, maar het moet natuurlijk niet verkeerd worden toegepast, zoals soms het geval is met de regeldruk
vanuit Den Haag. De prestatie- en accreditatie-eisen die zijn opgelegd dwingen de Nederlandse universiteiten miljoenen te besteden aan zaken die op zijn
best slechts indirect het primaire proces ten goede komen. Op zijn slechtst leiden deze eisen tot allerlei bureaucratische rituelen en een gevoel van
vervreemding bij de academische professional. Het zou dan ook goed zijn als de brancheorganisatie VSNU zich een paar lessen van de Maagdenhuis-bezetters
over het verkrijgen van media-aandacht ter harte neemt. Het was immers opvallend hoe snel de minister van onderwijs in verkiezingstijd de retoriek over
rendementsdenken overnam. Hier horen overigens het openbreken van deuren en het in brand steken van het Lieverdje niet bij.
Wij zijn ongetwijfeld de kinderen van het neo-liberale gedachtegoed, maar degenen die zich daar tegen afzetten tonen weinig blijk van enig historisch
besef. Vooralsnog geven de economische- en managementwetenschappen met hun rendementsdenken meer handvatten om de problemen bij Geesteswetenschappen aan te
pakken dan het anti-rendements en -financialiserings gedachtegoed van de Maagdenhuis-bezetters. Hoe sympathiek dat in dit tijdsgewricht misschien ook lijkt.
* Dit artikel verscheen eerder in het Financieele Dagblad van 17 maart 2015.
Te citeren als
Roel Beetsma, Han van Dissel, Marc Salomon, “Wat is er mis met rendementsdenken binnen de universiteit? Niets”,
Me Judice,
17 maart 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
‘Amsterdam - Demonstratie Bungehuis naar Maagdenhuis’ van Laauwen Media (CC BY-NC-ND 2.0)