Beeld over Italiaanse economie klopt niet

Beeld over Italiaanse economie klopt niet image
Afbeelding door 'James Stringer'

De belangrijkste breuklijn van de eurozone en de EU ligt in het zuiden – en dan met name in Italië. Het is tijd om een op feiten gebaseerde blik te werpen op het land en een aantal mythes, die nog altijd worden verspreid, te ontkrachten, aldus Philipp Heimberger. Hij gaat in deze bijdrage in op het functioneren van de Italiaanse economie en de doorgevoerde hervormingen.

Inleiding

Italië - zwaar in de schulden en nog altijd onbereid om hervormingen door te voeren! De Nederlandse minister van Financiën, Wopke Hoekstra, veroorzaakte vorig jaar ophef in Italië en Zuid-Europa toen hij zei dat Brussel moest nagaan waarom sommige landen de crisis niet op eigen kracht konden bestrijden. Europees Corona-geld zou de stimulans voor hervormingen alleen maar verkleinen. Ook premier Rutte haalde hard uit naar Italië. Hij zette vraagtekens bij de motivatie van Italië om te bezuinigen en hervormen. Hij wilde dat zijn specifieke hervormingsideeën werden uitgevoerd. Dit alles droeg in hoge mate bij tot politieke polarisatie in een gespannen situatie.

Ons beeld over Italie

In de afgelopen weken zijn in de politiek en de media opnieuw soortgelijke stemmen opgegaan om Italië te beschuldigen van een gebrek aan begrotingsdiscipline en hervormingsbereidheid. In feite hebben we het afgelopen jaar zelden iets positiefs over Italië gehoord of gelezen. Allereerst was Italië in de eerste fase van de pandemie bijzonder zwaar getroffen door de negatieve gezondheidseffecten van het coronavirus. Vervolgens kwam de ernstige economische crisis met discussies over Europese herstelpakketten. Journalisten en vooraanstaande politici van de zelfbenoemde "frugal four" (de zuinige vier – Nederland, Zweden, Denemarken en Oostenrijk) stelden herhaaldelijk de vraag of het wel verstandig zou zijn om Italië te subsidiëren om de gevolgen van de COVID19-crisis te verlichten. Toen voormalig premier Matteo Renzi besloot de twee ministers van zijn partij terug te trekken, moest de regering van Guiseppe Conte aftreden. Dit leidde tot intense discussies over een politieke crisis in Italië

Nu is er een nieuwe Italiaanse regering onder leiding van premier Mario Draghi, voormalig president van de ECB. Dit kabinet krijgt niet alleen te maken met de pandemie, maar ook met het plannen van de besteding van circa € 200 miljard uit het EU-herstelfonds voor de komende jaren. Met het oog op deze belangrijke politieke projecten is het hoog tijd om Italië op basis van feiten te beschouwen, en daarmee enkele mythes te ontkrachten die helaas nog steeds regelmatig worden verspreid.

Hier zijn enkele feiten en cijfers over Italië die de gangbare stereotypen tegenspreken.

1. Italië leeft onder haar stand

‘Italië leeft boven haar stand!’ Deze stelling wordt vaak gerechtvaardigd door erop te wijzen dat de Italiaanse overheidsschuld is gestegen tot ongeveer 160% van de economische output, niet in de laatste plaats als gevolg de COVID-pandemie. Dit betekent echter alleen dat de publieke sector een hoge schuldenlast heeft - het zegt niets over de Italiaanse economie als geheel. Want een land kan pas echt boven zijn stand leven als het over een langere periode aanzienlijk meer goederen en diensten importeert dan het exporteert, wat gepaard gaat met een stijgende buitenlandse schuld. Als daarentegen ongeveer evenveel wordt geëxporteerd als geïmporteerd, heeft het weinig zin om te spreken van "boven zijn stand leven", want productie en consumptie zijn dan in balans. Bovendien registreert Italië sinds 2012 een hogere export van goederen en diensten dan import. Het land verbruikt minder dan het produceert en het is een netto-exporteur van kapitaal.  Italianen leven dus niet boven hun stand, maar eerder onder hun stand.

Bron: AMECO (najaar 2020), eigen berekeningen.

2. De particuliere schuld is relatief laag in Italië

Als de Italiaanse economie als geheel niet boven haar stand leeft, moet het hoge schuldniveau beperkt blijven tot de publieke sector. En zo is het ook, de particuliere schuld in Italië is laag vergeleken met de meest OESO-landen. Met andere woorden, de totale schuld is in Italië zeker geen groter probleem dan in andere Europese landen.

 

Bron: OESO

3. De overheidsschuld is hoog vanwege fouten die 40 jaar geleden zijn gemaakt

De Italiaanse staat heeft sinds het begin van de jaren ‘90 verreweg de grootste begrotingsconsolidatiepakketten van alle geïndustrialiseerde landen geïmplementeerd. Als de economie niet buitensporig veel schulden heeft, waarom heeft de staat dan zoveel problemen? Hoe rampzalig de prestaties van Italiaanse politici van Silvio Berlusconi tot Matteo Salvini ook zijn geweest, de hoge overheidsschuld is vooral een erfenis van de jaren ‘80. Bovendien vonden de fouten die 40 jaar geleden zijn gemaakt plaats onder internationale omstandigheden van stijgende rentetarieven. Sindsdien draagt de Italiaanse staat een zware rentelast. Echter, als we de rentelast buiten beschouwing laten, heeft de Italiaanse staat al sinds 1992 consequent begrotingsoverschotten geregistreerd (met uitzondering van het financiële crisisjaar 2009 en het COVID-crisisjaar 2020).

Hoe rampzalig de prestaties van Italiaanse politici van Silvio Berlusconi tot Matteo Salvini ook zijn geweest, de hoge overheidsschuld is vooral een erfenis van de jaren ‘80.

Duitsland, Oostenrijk en Nederland hebben vergelijkbare positieve "primaire" begrotingsoverschotten geregistreerd, maar minder vaak dan Italië. De Italiaanse staat is niet zo ‘losbandig’ geweest als vaak wordt beweerd: het land heeft consequent meer aan belastingen geïnd dan het heeft uitgegeven. Maar de rentelast – die hoog is wegens de schulden uit het verleden – heeft het algehele begrotingssaldo van de Italiaanse staat herhaaldelijk op negatief terrein gedreven. Ja, Italië kampt in 2020 en 2021 met aanzienlijke begrotingstekorten, maar dit is geheel te wijten aan de gevolgen van de COVID-19 crisis, die ook een sterke economische impact heeft op andere EU-landen.

 

Bron: AMECO (najaar 2020).

4. De Italiaanse economie heeft sinds de toetreding tot de euro geleden

De Italiaanse staatsschuld is ook opvallend omdat de economische groei (in verhouding tot het bbp) de afgelopen 20 jaar zo zwak is geweest: Italie kan niet uit haar schuld, die in 1995 al 120% van het bbp bedroeg, groeien als de economie stagneert. In deze context mogen beleidstekortkomingen, inclusief corruptie en georganiseerde misdaad, niet worden verwaarloosd. Maar Italië is nooit een oase van politieke stabiliteit geweest. De nieuwe Draghi regering is de 67e sinds de Tweede Wereldoorlog - en maffia en corruptie zijn al geruime tijd ingeworteld. Dit heeft de Italiaanse economie er echter niet van weerhouden om zich soms zeer dynamisch te ontwikkelen.

In het geval van Italië is het zeer opvallend dat het voldoen aan de Maastricht-criteria en de invoering van de euro in de jaren ‘90 hand in hand zijn gegaan met de afname van economische groei en toenemende productiviteitsproblemen.

Wat betreft koopkracht per capita hield Italie in 1969 het Verenigd Koninkrijk en in 1979 Frankrijk in. In 2000 was de gemiddelde levensstandaard van Italië nagenoeg gelijk aan die van Duitsland (98,6% van het bbp per capita). Echter, na de introductie van de euro in 1999 raakte het land weer achter het VK (in 2002) en Frankrijk (in 2005). In 2020 lag het Italiaanse inkomen per hoofd van de bevolking ongeveer 25% onder dat van Duitsland.

In het geval van Italië is het zeer opvallend dat het voldoen aan de Maastricht-criteria en de invoering van de euro in de jaren ‘90 hand in hand zijn gegaan met de afname van economische groei en toenemende productiviteitsproblemen. Een verklaring hiervoor is dat de gebondenheid aan Europese begrotingsregels de binnenlandse vraag in Italië heeft doen afnemen, en zo heeft bijgedragen aan economische stagnatie . Bovendien weerspiegelt de waarde van de euro de gemiddelde sterkte van alle economieën in de eurozone. De gemeenschappelijke munt is te goedkoop voor Duitsland (dit stimuleert de Duitse export) en te duur voor Italië.

Of Italië ooit economisch momentum binnen de eurozone kan herwinnen, zal deels afhangen van de bereidheid van Duitsland en andere Europese landen om de institutionele euro-architectuur te hervormen in de nasleep van de COVID-19-crisis – en dan met name de begrotingsregels. Het is in ieder geval duidelijk dat landen als Duitsland, Nederland of Oostenrijk, die enorm hebben geprofiteerd van de "goedkope" gemeenschappelijke munt, er alles aan moeten doen om Italië in de eurozone te houden. Dat zou in hun eigen belang zijn, want de terugkeer naar een ‘dure’ valuta zou een grote prijslast zijn voor de industrie van landen die afhankelijk zijn van een export-afhankelijk groeimodel.

Bron: AMECO (najaar 2020); eigen berekeningen.

5. Italië heeft veel marktliberale hervormingen doorgevoerd

In 2015 beoordeelde de OESO de ‘hervormingsinspanningen’ van Italië als aanzienlijk sterker dan die van Duitsland of Frankrijk. De Nederlandse econoom Servaas Storm trok een vergelijkbare conclusie. In een diepgaande studie heeft hij vastgesteld dat Italië zich veel stricter heeft gehouden aan de EU beleidsregels dan Duitsland of Frankrijk. We hebben hierboven al vastgesteld dat de Italiaanse staat vóór de COVID19-crisis grotere begrotingsconsolidatie inspanningen heeft geleverd dan alle andere Europese partners – tegen een hoge prijs.

De begrotingsconsolidatie heeft de binnenlandse vraag naar goederen en diensten, en bijgevolg de groei, zodanig verzwakt dat de schuld ondanks grote inspanningen tot begrotingsconsolidatie hoog is gebleven. Het Italiaanse bezuinigingsbeleid heeft ook zeer concrete gevolgen gehad. Enerzijds leidde het tot forse bezuinigingen in het zorgstelsel, die fataal zijn gebleken tijdens de COVID-19 crisis. Bovendien heeft een drastische daling van de overheidsinvesteringen de productiviteitsgroei in Italië belemmerd.

Daarnaast was Italië niet alleen bijzonder gemotiveerd om te voldoen aan de EU-vereisten op het gebied van de overheidsfinanciën. Een even EU-conforme flexibilisering van de arbeidsmarkt leidde tot een sterke toename van vaste arbeidsovereenkomsten, een verzwakking van de vakbonden en een daling van het reël inkomen ten opzichte van Duitsland en Frankfrijk. Recenter, in 2014, onder Matteo Renzi, werd de arbeidsbescherming sterk verminderd. Deze maatregelen hebben niet alleen de inflatie in de jaren ’90 verminderd, maar ook aantoonbaar de werkloosheid, die uiteindelijk lager was dan die van Duitsland en Frankrijk toen de financiële crisis uitbrak in 2008. Echter, goedkope arbeid heeft ook de stimulans voor bedrijven om arbeidsbesparende investeringen te maken, verminderd. Deze particuliere investering is echter de sleutel tot productiviteitsgroei en is met name cruciaal in high-tech-sectoren. Productiviteitsontwikkeling is op haar beurt de basis voor groei en stijgende inkomens. Dit wil zeggen dat zowel grote inspanningen voor begrotingsconsolidatie als marktliberale structurele hervormingen aantoonbaar de Italiaanse productiviteitsgroei meer kwaad dan goed hebben gedaan.

Bron: AMECO (najaar 2020); eigen berekeningen.

6. Italië blijft het op één na belangrijkste industrieland in de EU

Dit klinkt misschien verrassend in de oren van Noord-Europa, maar ondanks de zwakke productiviteitsgroei en het problematische prijsconcurrentievermogen binnen de eurozone, heeft Italië belangrijke economische sterktepunten. De 60 miljoen Italianen leven niet principieel van toerisme. Italië is nog steeds de op één na belangrijkste industriële locatie in de EU (dit zou ook gelden als het Verenigd Koninkrijk nog deel uitmaakte van de EU), vooral vanwege de economische structuur in de noordelijke regio’s van het land.

Na Duitsland heeft het land de hoogste industriële productie en Italie exporteert aanzienlijk meer industriële goederen dan het importeert. Verreweg de belangrijkste exportsector is de werktuigbouwkunde, die bijna een vijfde van de goederenexport representeert, gevolgd door de voertuigbouw en farmaceutische producten. Deze volgorde is vrijwel identiek aan de Duitse exportstructuur, en deze sectoren worden door de OESO geclassificeerd als "medium-hightech" tot "hightech" -industrieën. De industriële structuur van (Noord-) Italië is slechts één voorbeeld van het grote economische potentieel van ons zuidelijke EU partnerland. Als het bezuinigingsbeleid en de marktliberale hervormingen er de afgelopen decennia niet in zijn geslaagd om het land vooruit te helpen, dan ligt het voor de hand om een investeringsstrategie uit te proberen en de Italiaanse industrie een impuls te geven door een moderne Europese industriestrategie te lanceren. Het EU-herstelfonds zou hiervoor een eerste aanzet kunnen zijn.

 

Bron: Eurostat.

Een sterk Italië in een sterke EU

Italië heeft aanzienlijke structurele problemen, zoals de overmaatse banksector, de Noord-Zuid-kloof, georganiseerde misdaad en disfunctionele politieke elementen. De vraag is: onder welke voorwaarden zou het land beter in staat zijn om deze problemen aan te pakken? In dit land met 60 miljoen inwoners is de economische stagnatie van de afgelopen 20 jaar eerder een voedingsbodem geweest voor fatalisme dan voor optimisme. Reden te meer voor de media en politici in Nederland, Duitsland en elders om Italië niet als een hopeloos geval te behandelen - als een Zuid-Europese patiënt die problemen heeft omdat hij het hervormingsmedicijn van de Noord-Europese arts afwijst.

De pandemie is niet voorbij; de economische gevolgen zullen nog lang voelbaar zijn. Het economisch herstel van Europa is een uitzonderlijke kans om een duurzame economische ontwikkeling van Italië op gang te brengen.

Zowel de Europese media als prominente Europese leiders roepen internationale concurrentie op tussen de EU, China en de Verenigde Staten. Een logische geopolitieke conclusie die hieruit getrokken zou moeten worden, is om de Italiaanse economie, die vroeger de op een na grootste van de EU was, actief te ondersteunen bij haar herstelinspanningen –  bijvoorbeeld door een moderne Europese industriebeleids-strategie te lanceren. Deze maatregel alleen zou het economische gewicht van de EU in de wereldeconomie al aanzienlijk versterken. Als Italië sinds 2000 even snel was gegroeid als Duitsland of Frankrijk, zou het bbp van de EU (gebaseerd op koopkrachtpariteiten van de Wereldbank) hoger zijn dan dat van de VS, niet lager. Een sterk Italië in een sterke EU zou ook in het belang zijn van diegenen die internationale economische rivaliteit wellicht als gekunsteld beschouwen, maar die wel van mening zijn dat Europa haar sociaaleconomisch model, bestaande uit liberale en sociaaldemocratische waarden, in de 21e eeuw moet behouden.

De pandemie is niet voorbij; de economische gevolgen zullen nog lang voelbaar zijn. Het economisch herstel van Europa is een uitzonderlijke kans om een duurzame economische ontwikkeling van Italië op gang te brengen. Tot de Covid-19 crisis hield Noord-Europa economisch redelijk stand naar internationale maatstaven, en de economische integratie van Oost-Europese lidstaten was overwegend positief. Tegenwoordig ligt de breuklijn van de eurozone en de EU in Italië en Zuid-Europa. Vanuit Europees perspectief moet het herstel van Italië worden beschouwd als een centrale taak van het economisch beleid. De nieuwe Italiaanse regering met Mario Draghi als premier moet – zowel door de Europese Commissie als van de Duitse regering – worden gezien als een kans voor een "nieuw zuidelijk [Europees] beleid".

De auteur dankt Chiara Kessler voor het goede vertaalwerk. Dit artikel is ook gepubliceerd in het Engels, Duits en Italiaans.

Te citeren als

Philipp Heimberger, “Beeld over Italiaanse economie klopt niet”, Me Judice, 9 maart 2021.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding door 'James Stringer'

Ontvang updates via e-mail