De normatieve economie van Richard Thaler

Onderwerp:
De normatieve economie van Richard Thaler image
Afbeelding: Richard Thaler by Me Judice
Richard Thaler heeft de “Nobelprijs” Economie 2017 gekregen “voor zijn bijdragen aan de gedragseconomie”. Maar wat maakt zijn werk zo anders dan dat van andere gedragseconomen en waarom is zijn werk in sommige kringen controversieel? Floris Heukelom en Esther-Mirjam Sent geven hun visie op de laureaat en laten zien hoe Thaler de neoklassieke economische theorie als een normatief kader opvat, maar niet als een goede beschrijving van hoe de mens handelt.

De Nobel Memorial Award

De prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economische Wetenschappen ter nagedachtenis aan Alfred Nobel wordt veelal ten onrechte afgekort als de Nobelprijs voor de Economie. Echter, waar de eerste Nobelprijzen in 1901 werden uitgereikt, dateert deze prijs van 1969, toen de Nederlander Jan Tinbergen en de Noor Ragnar Frisch de prijs deelden

Er wordt gegrapt dat economie het enige veld is waarin twee mensen een “Nobelprijs” kunnen verkrijgen voor precies tegenovergestelde inzichten. Sterker, dat kan zelfs in één jaar. Denk aan de prijs voor Gunnar Myrdal en Friedrich Hayek in 1974. En dat terwijl de Nobel Memorial Award is opgericht op een moment dat er relatief weinig meningsverschillen waren onder economen.

Zoals het goede economen betaamt, houden zij zich elk jaar bezig met voorspellingen van de winnaar. Ook partners van economen mengen zich in de strijd. Toen Robert Lucas, bekend voor zijn bijdrage aan rationele verwachtingeneconomie, en zijn vrouw Rita in 1989 gingen scheiden, bedong zij dat ze de helft van het prijzengeld zou ontvangen, mocht hij de prijs voor 31 oktober 1995 winnen. Enkele weken voor het voorlopen van de clausule werd de prijs toegekend aan Robert Lucas. Voor zulk indrukwekkend bewijs van rationele verwachtingen verdiende ze zeker de helft van de prijs van $1,3 miljoen.

Weinigen hadden voorspeld dat Richard Thaler dit jaar de prijs zou winnen "for his contributions to behavioural economics". Immers, gedragseconomie was al vele malen in de prijzen gevallen. Dat begon in 1978 met Herbert Simon, gevolgd in 2002 door Daniel Kahneman en in 2013 door Robert Schiller. De geruchten doen de ronde dat een aantal gedragseconomen zich wilden richten op de neuro-economie aangezien dat hun kans op een Nobel Memorial Award zou vergroten. Hoe heeft Thaler dan toch de felbegeerde prijs kunnen bemachtigen?

Neoklassieke economie als norm en beschrijving

Thaler (1945) behaalde zijn MA en PhD (de laatste begeleid door Sherwin Rosen) aan de business school van de University of Rochester. Daarmee is hij het product van de business school-benadering van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Waar de Amerikaanse graduate schools voor economie werden gedomineerd door het sterk wiskundige, naar binnen gerichte algemene evenwichtsdenken (zie Morgan and Rutherford, 1998), waren de business schools meer gericht op concrete bedrijfseconomische problemen (Giocoli, 2013). Het uitgangspunt van dergelijke bedrijfseconomische analyses was steevast de neoklassieke economische theorie.

In zijn PhD thesis (1974) - The Value of Saving a Life: A Market Estimate (zie ook Thaler en Rosen, 1975) - onderzocht Thaler op basis van verzekeringsdata wat de waarde is die individuen aan hun leven hechten. De deels expliciete, maar deels ook impliciete (want zo vanzelfsprekende) aanname daarbij, was dat de rationele keuzetheorie de beste manier was om dit vraagstuk te begrijpen. Want waarom zou een individu bijvoorbeeld het afsluiten van een verzekering op basis van andere overwegingen doen dan een puur rationele economische redenering?

Ook in het werk dat volgde op zijn PhD thesis, ging Thaler uit van neoklassieke economie als norm en beschrijving. Twee andere sprekende voorbeelden in dit verband zijn Mayers and Thaler (1979) en Thaler (1979). In het eerste artikel zoeken de auteurs een economische verklaring voor sticky wages: de observatie dat lonen niet zo flexibel zijn als de neoklassieke theorie voorspelt, vooral niet in neerwaartse richting. Wanneer zowel werkgevers als werknemers met transactiekosten te maken hebben, kunnen sticky wages wel opgevat worden als rationeel gedrag dat past binnen de economische theorie, aldus Mayers en Thaler. In het tweede artikel zet Thaler met bijna voelbaar ongeloof uiteen hoe hogere managers in het defensieapparaat regelmatig de mist ingaan wanneer ze toekomstige kosten en opbrengsten contant moeten maken. De gebruikte discontovoeten vliegen alle kanten op, en zelfs wanneer Thaler rustig uitlegt hoe het wel moet verandert er regelmatig helemaal niets. En dit terwijl de economische theorie van het netto contant maken toch zo logisch en goed te begrijpen moet zijn, zeker voor het hogere management van een organisatie.

Neoklassieke economie als norm, maar NIET als beschrijving

Het is tegen deze achtergrond dat het bekende en opmerkelijk consistente werk van Thaler moet worden gezien zoals dat werd gepubliceerd na zijn kennismaking met Daniel Kahneman en Amos Tversky in 1979, en vanaf zijn veel geciteerde artikel “Towards a Positive Theory of Consumer Choice” (Thaler, 1980). Wat er verandert in zijn nieuwe lijn is dat hij neoklassieke economie niet langer als beschrijving ziet.

Net als in zijn eerdere artikelen gaat Thaler (1980) er zonder discussie vanuit dat de economische theorie vanzelfsprekend dé manier is om keuzes te maken in het economisch verkeer. Maar wat hij hier - geïnspireerd door het werk van onder andere Tversky en Kahneman (1974) en Kahneman en Tversky (1979) - aan toevoegt, is het idee dat individuen, om wat voor redenen dan ook, systematisch en voorspelbaar afwijken van die economisch rationele keuze. Een ander mooi voorbeeld is De Bondt en Thaler (1985) dat het “januari-effect” introduceert - het fenomeen dat aandelen in januari systematisch beter presteren dan in andere maanden

Dat is de kern van de boodschap zoals Thaler die blijft verkondigen tot op de dag van vandaag: de economische neoklassieke theorie laat volstrekt helder en logisch zien hoe je economische keuzes moet maken, maar individuen wijken daar voorspelbaar en systematisch vanaf. De vraag waaróm individuen ervan afwijken vindt Thaler daarbij minder interessant gedurende de volgende vier decennia. Dat wil zeggen, het is de natuurlijke vervolgvraag, maar vooral één die door psychologen als Kahneman en Tversky, en later door economen als George Loewenstein, Colin Camerer en Matthew Rabin werd en wordt onderzocht (cf. Camerer, Loewenstein en Rabin, 2011).

Thaler, daarentegen, concentreerde zich allereerst op het overbrengen van deze - begin jaren tachtig - nieuwe en controversiële boodschap aan de economische gemeenschap. Dat deed hij op een vaak retorisch begaafde wijze - ook op dat vlak is er een duidelijke verwantschap tussen Kahneman en Thaler. Het bekendste voorbeeld zijn Thalers anomalieën columns voor de Journal of Economic Perspectives (14 tussen 1987 en 1991, en nog eens 4 tussen 1995 en 2001). In Loewenstein en Thaler (1989) bijvoorbeeld lieten de twee gedragseconomen zien dat individuen liever te veel belasting vooruitbetalen en dan wat terugkrijgen, ook wanneer dat uiteindelijk minder oplevert door renteverlies. En schoolleraren die mochten kiezen tussen twee opties: hun loon in twaalf maanden (september-augustus) of in negen maanden (september-mei) ontvangen, kozen voor de laatste optie, ook al is de eerste economisch rationeler. Ook veel van de aansprekende voorbeelden en termen uit de gedragseconomie – “libertarian paternalism” (Thaler and Sunstein, 2003, 2008), “nudging” - zijn van de hand van Thaler.

De econoom als beleidsadviseur

Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw, concentreerde Thaler zich steeds meer op de vraag op welke wijze je individuen en organisaties kunt uitleggen dan wel kunt verleiden om te handelen in overeenstemming met de economische theorie. In “How to Get Real People to Save” betoogt Thaler (1992) dat om meer spaargedrag te bevorderen je niet het advies van mainstream economen moet volgen – dat wil zeggen lumpsum bonussen op een willekeurig moment - maar het advies van je moeder en gedragseconomen: elke maand een deel, en bij voorkeur automatisch gestort op een spaarrekening waar je niet te gemakkelijk bij kunt. In “Psychology and Saving Policies” zocht Thaler (1994) de oplossing in meer en betere informatie en in mensen zich te laten binden aan een belofte om bijvoorbeeld te sparen voor hun pensioen. Dat laatste idee werd verder uitgewerkt in het programma Saving More Tomorrow (SMarT) (Bernartzi en Thaler, 2001).

Gedurende het eerste decennium van deze eeuw, bracht Thaler deze oplossingen voor beperkt rationeel gedrag met andere auteurs samen onder, eerst, “libertarian paternalism” (Thaler en Sunstein, 2003), en later “nudging” (Thaler en Sunstein, 2008). Met name de laatste term was een schot in de roos, die het gedragseconomische beleidsinstrumentarium van verleiden, duwen, activeren en informeren ook buiten de economische wetenschap breed op de kaart zette. Maar het is vooral de term “libertarian paternalism” die laat zien hoezeer Thaler zich bewust was de politieke lading die zijn benadering voor economisch beleid had. Zeker in de Verenigde Staten is men daar gespitst op. En met die term laat hij ook zien hoezeer hij probeerde daarin een a-politieke, neutrale middenweg te bewandelen. Tegelijkertijd kan ook deze gedragseconomische benadering van economisch beleid op meerdere manieren bekritiseerd worden, hetgeen met de groeiende impact van de gedragseconomie in toenemende mate gebeurde (zie Heukelom, 2014a, 2014b). Mede daarom was het feit dat zowel de Britse conservatieve premier David Cameron als de Amerikaanse president Barack Obama, een democraat, zijn en Sunsteins Nudge (2008) omarmden, een dankbaar geschenk dat Thaler en andere gedragseconomen sindsdien niet nalaten te benoemen.

Retorisch talent

Een vaak onderbelicht aspect in de hedendaagse wetenschapsbeoefening is het belang van retoriek – in de klassieke betekenis van die term. De Nobel Memorial Award voor Richard Thaler is niet alleen een onderkenning van zijn inhoudelijke bijdragen aan de economische wetenschap, maar vooral ook een prijs voor zijn retorische gaven in het overbrengen van de boodschap van de gedragseconomie. Zijn goed gekozen voorbeelden van beperkt-rationeel economisch gedrag, het vier decennia consequent herhalen van die boodschap in een breed scala aan tijdschriften en andere gremia, en de vinding van goed gekozen termen als libertarian paternalism en nudging, maken Thaler tot één van de grootste retorische talenten van de economische wetenschap de afgelopen vijftig jaar. Ook dat is een Nobelprijs waard, zelfs als het geen echte is.

Referenties:

Benartzi, S. en Thaler, R.H., 2001. Naive diversification strategies in defined contribution saving plans. American economic review, pp.79-98.

Bondt, W.F. en Thaler, R., 1985. Does the stock market overreact?. The Journal of finance, 40(3), pp.793-805.

Camerer, C.F., Loewenstein, G. and Rabin, M. eds., 2011. Advances in behavioral economics. Princeton: Princeton University Press.

Giocoli, N., 2013. From Wald to Savage: Homo economicus becomes a Bayesian statistician. Journal of The History of The Behavioural Sciences, 49(1), pp. 63-95.

Heukelom, F. 2014a. Behavioral Economics: A History. Cambridge: Cambridge University Press

Heukelom, F. 2014b. Begrijpen we het nog? Gedragseconomie voor Nederland. Amsterdam: Boom.

Kahneman, D. en Tversky, A. 1979. Prospect theory: An analysis of decision under risk. Econometrica: Journal of the Econometric Society, pp.263-291.

Loewenstein, G. en Thaler, R.H. 1989. Anomalies: Intertemporal choice. Journal of Economic Perspectives, 3, pp. 181-193.

Morgan, M.S. en Rutherford, M. eds., 1998. From interwar pluralism to postwar neoclassicism (Vol. 30). Durham, NC: Duke University Press.

Mayers, D. en Thaler, R.H., 1979. Sticky wages and implicit contracts: A transactional approach. Economic Inquiry, 17(4), pp.559-574.

Thaler, R.H., 1979. Discounting with fiscal constraints: Why discounting is always right. Defense Management Journal, 1

Thaler, R.H., 1980. Toward a positive theory of consumer choice. Journal of Economic Behavior & Organization, 1(1), pp.39-60.

Thaler, R.H., 1992. How to get real people to save. Personal Saving, Consumption, and Tax Policy, pp.143-150.

Thaler, R.H., 1994. Psychology and savings policies. The American Economic Review, 84(2), pp.186-192.

Thaler, R.H., en Rosen, S. 1975. The value of saving a life: Evidence from the labor market, in Nestor E. Terleckyj (ed.), Household Production and Consumption (New York: National Bureau of Economic Research, pp.265-298.

Thaler, R.H. en Sunstein, C.R., 2003. Libertarian paternalism. The American Economic Review, 93(2), pp.175-179.

Thaler R.H. en Sunstein C.R., 2008. Nudge: Improving decisions about health, wealth, and happiness. New Haven, CT: Yale University Press.

Tversky, A. en Kahneman, D. 1974. Judgment under uncertainty: Heuristics and biases. Science, 185, pp.1124–1131.

Te citeren als

Floris Heukelom, Esther-Mirjam Sent, “De normatieve economie van Richard Thaler”, Me Judice, 19 oktober 2017.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding: Richard Thaler by Me Judice

Links

Ontvang updates via e-mail