Een dienstbare financiële sector focust op verantwoorde kredietverlening

Onderwerp:
Een dienstbare financiële sector focust op verantwoorde kredietverlening image
Afbeelding ‘Latvian Euro’ van Kārlis Dambrāns (CC BY 2.0)
De afname van de kredietverlening aan het mkb sinds 2013 wordt niet veroorzaakt door een gebrek aan beschikbaar krediet bij banken, maar door een sterke afname van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de vraag naar krediet. De kredietverlening door banken beweegt mee met de ontwikkeling van de economie en wordt niet verdrongen door de ontwikkeling van de hypotheekverstrekking aan consumenten. Dit stellen Edward Feitsma, Simon Zwagemakers en Otto ter Haar van de Nederlandse Vereniging van Banken in reactie op een eerdere bijdrage op dit webforum van Henk Nijboer en Matthijs van Neerbos.

Meer kredietverlening?

Vorig jaar stelde minister Dijsselbloem van Financiën in een interview met Bank|Wereld dat ‘banken vaker dan voor de crisis nee moeten zeggen bij het verlenen van kredieten'. Volgens de minister heeft de overkreditering van voor de crisis enorme kosten met zich meegebracht en moeten we niet terug naar een situatie waar banken grote risico’s accepteren bij het financieren van bedrijven.

Het is jammer dat Henk Nijboer deze waarschuwing van zijn partijgenoot buiten beschouwing heeft gelaten toen hij samen met Matthijs van Neerbos voorstellen deed voor een meer dienstbare financiële sector in een artikel op dit webforum. Want door eenzijdig te kijken naar aanbodfactoren van krediet en verschillende vraagfactoren te negeren ontstaat een vertroebeld beeld van de werkelijkheid en schieten de voorgestelde oplossingen hun doel voorbij. De focus van een dienstbare financiële sector zou niet moeten liggen bij méér kredietverlening maar bij meer verantwoorde kredietverlening.

Ontwikkeling van de kredietverlening

Nijboer en Van Neerbos gaan er in hun bijdrage van uit dat banken hun middelen in de afgelopen jaren vooral hebben gebruikt voor het financieren van hypotheken en staatsobligaties en dat dit ten koste is gegaan van kredietverlening aan het bedrijfsleven. Cijfers tonen echter aan dat dit voor de Nederlandse situatie onjuist is. De verhouding tussen uitstaande kredieten aan huishoudens en kredieten aan bedrijven mag dan zijn opgeschoven in de richting van particuliere financiering, dat betekent niet dat de financiering van het bedrijfsleven niet ook is meegegroeid met de economie zoals in de volgende grafiek te zien is. Een groeiende hypotheekportefeuille hoeft dus niet ten koste te gaan van bedrijfsfinanciering en het beeld dat de bancaire sector in Nederland investeringen heeft geremd is dus onjuist.

Figuur 1. Bancaire kredietgroei in Nederland t.o.v. bbp (groei jaar op jaar)

Figuur 1: Bancaire kredietgroei in Nederland t.o.v. bbp

Bron: Hebbink, Kruidhof en Slingenberg (2014), DNB (2014), CBS (2015) en World Bank (2015)

 
Ook als we de kredietverlening aan het mkb in Europees perspectief zetten springen Nederlandse banken er in positieve zin uit. Uit onderzoek van de European Banking Authority blijkt dat met een uitstaand volume van ongeveer 25% van het bbp de kredietverlening aan het mkb in Nederland zich tussen de Europese koplopers bevindt en economische grootmachten als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland ver achter zich laat (EBA 2015a).

Figuur 2. MKB corporate original exposures, 4e kwartaal 2014

Figuur 2: SME corporate orginal exposures 

 Bron: EBA.

Vraagfactoren

In tegenstelling tot veel andere landen is de bancaire kredietverlening in Nederland dus blijven toenemen in de eerste jaren na de crisis. Pas sinds 2013 is sprake van een krimp. Niet zozeer omdat banken minder krediet beschikbaar hebben maar omdat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de vraag is afgenomen. Kleine bedrijven zijn bovengemiddeld conjunctuurgevoelig en de economische crisis heeft hen hard geraakt. Daarbij is een aantal belangrijke sectoren geconfronteerd met structurele veranderingen waar men niet (of niet goed) op heeft weten te reageren, denk aan schaalvergroting en de verschuiving naar online shopping. De verzwakte positie van veel bedrijven mede als gevolg van deze ontwikkelingen heeft er voor gezorgd dat de investeringsbehoefte aanzienlijk is gedaald (Roelofsen, Hirscher & Van der Lande 2014). Van het Nederlands mkb vroeg gemiddeld slechts 12% van de bedrijven bancair krediet, tegen 22% in andere landen van het eurogebied (Hebbink, Kruidhof & Slingenberg 2014).

Figuur 3. Groei investeringen en kredietverlening (% jaar op jaar)

groei Bron: CBS en DNB. 

Tegelijkertijd blijkt dat het gedeelte van het mkb dat financiering aanvraagt, er vaak relatief slecht voor staat in vergelijking met Europese mkb’ers (De Winter 2014). En daar zit voor veel financieringen het pijnpunt. Banken zijn, daartoe mede opgeroepen door politiek en toezichthouders, kritischer gaan kijken naar de bancaire financierbaarheid van ondernemingsplannen. Een belangrijke maatstaf daarbij is de solvabiliteit van een bedrijf, het aandeel eigen vermogen in het totale vermogen. Door de aanhoudende economische tegenwind van de afgelopen jaren is het eigen vermogen van veel ondernemingen uit het mkb uitgehold (Van Veldhuizen, Mocking & Van Beers 2014).

Het lastige pakket waarin veel ondernemingen sinds de crisis zitten is terug te zien in de hoeveelheid probleemleningen in de mkb-portefeuille van banken die steeg van 3% voor de crisis naar 10% nu (Hebbink, Kruidhof & Slingenberg 2014). De verliezen die banken hierdoor hebben moeten nemen, bevestigen dat er voor de crisis in veel gevallen te gemakkelijk financiering is verstrekt. Uit het oogpunt van financiële stabiliteit is het dus goed dat banken vaker ‘nee’ zeggen.

Veel bedrijven zullen in de eerste plaats dus vooral meer risicodragend vermogen moeten aantrekken. Dat vraagt om een verbreding van de financieringsmarkt omdat banken hier moeilijk in kunnen voorzien. DNB stelt in onze ogen dan ook terecht dat voor een belangrijk deel van het mkb in feite geldt dat niet het bankkapitaal, maar het eigen vermogen van de bedrijven zelf de beperkende factor voor kredietverlening is (Hebbink, Kruidhof & Slingenberg 2014).

Aanbodfactoren

De ontwikkeling van de bancaire financiering aan het mkb valt dus een belangrijk deel uit vraag factoren te verklaren. Voor wat betreft het aanbod is de kapitalisatie van het Nederlandse bankwezen van belang. Op dat punt is het beeld zonniger dan Nijboer en Van Neerbos suggereren: banken hebben voldoende ruimte op hun balansen om kredieten te verstrekken! Recent onderzoek van de European Banking Authority (EBA) toont aan dat Nederlandse banken met een risicogewogen kapitaalratio van 13,6% hoger scoren dan het Europese gemiddelde van 12,8% (EBA 2015b) terwijl het percentage slechte leningen met 2,9% bij Nederlandse banken juist duidelijk lager ligt dan het Europese gemiddelde van 5,6%. Ook bij de risico ongewogen leverage ratio zijn Nederlandse banken goed op weg; Basel eist dat banken (wereldwijd) vanaf 2017 een minimale leverage ratio (LR) van 3% hebben. De Nederlandse banken hebben hun LR de laatste jaren significant versterkt en bevinden zich gemiddeld genomen op 4% (cijfers 2014), en zullen de komende tijd hun leverage ratios blijven verstevigen. Het voorstel om toezichtseisen aan te passen om bedrijfsfinanciering te stimuleren is tegen deze achtergrond voor de Nederlandse context ineffectief en dus overbodig.

Het differentiëren van kapitaaleisen naar economische productiviteit heeft echter veel principiëlere bezwaren. Nijboer en Van Neerbos stellen een onderscheid voor in kapitaaleisen voor twee soorten krediet: bedrijfskredieten en andere leningen. Deze discriminatie in kapitaaleisen is om meerdere redenen ongewenst. Ten eerste is het onderscheid tussen beide type leningen in de praktijk troebel: zo valt niet in te zien waarom een krediet aan een ‘start-up’ met onzekere perspectieven productiever zou zijn dan een hypothecaire lening aan een stel met twee inkomens en goede carrièreperspectieven. Verder gaat Nijboer ten onrechte uit van een soort ‘crowding out’ tussen beide soorten krediet. Deze aanname is onjuist, zo bleek hierboven al: een groei van de hypotheek portefeuille gaat dat niet a priori ten koste van leningen aan het bedrijfsleven (zie figuur1).

Het meest fundamentele bezwaar tegen het voorstel is echter dat kapitaaleisen worden ingezet voor iets waar ze niet voor bedoeld zijn. Het Bazelse Comité, de leidende autoriteit op dit gebied, stelt prudentiële regels om de stabiliteit van financiële instellingen en die van het financiële systeem te verbeteren, niet om de kredietverlening te stimuleren. Dat laatste zou ook risicovol zijn: uitgangspunt van de Bazelse spelregels is het principe ‘same risks, same rules’. Kapitaaleisen moeten volgens dit principe stroken met risico’s: als bedrijfskredieten hogere risico’s kennen, past daarbij een ruimer kapitaalbeslag. Dat moet om banken veiliger te maken en niet om bedrijfsfinanciering door banken te stimuleren.

Vanuit dit zelfde ‘same risks, same rules’-principe verdient de risicoweging van staatsobligaties overigens inderdaad een kritische blik. Deze preferentiële behandeling valt immers moeilijk te rijmen met de feitelijke risico’s van staatspapier. Terecht wijzen auteurs er op dat het op deze manier lastig wordt overheid en banken te ‘ontstrengelen’. Deze bevoordeling van staatspapier kent overigens verschillende gedaanten, en bestaat ook binnen het monetaire beleid (noot 1). Zowel toezichthouders als monetaire autoriteiten zien er kennelijk heil in deze bevoordeling van staatspapier in tact te laten. Voor banken zelf is het overigens amper rendabel. De reden dat ze niettemin relatief veel staatsobligaties op hun balans hebben staan heeft dan ook niet te maken met het rendement maar louter omdat ze aan liquiditeitseisen hebben te voldoen. Binnen deze eisen worden staatsobligaties nog steeds gezien als zogenaamde ‘high quality liquid assets’.

Conclusie

De financiering van het mkb is een van de grootste uitdagingen waar we in Nederland voor staan. Nederlandse banken hebben ondanks zwaardere kapitaaleisen op dit moment voldoende ruimte op de balans om verantwoord krediet te verlenen en zijn met 135 miljard euro aan uitstaande leningen nog steeds verreweg de belangrijkste financier van het mkb. Maar wie de vraagzijde betrekt in de analyse moet constateren dat er bij het mkb vooral behoefte is aan meer risicodragend en dus eigen vermogen. We moeten dus vol inzetten op een verbreding van het financieringsaanbod. Uiteraard zullen banken initiatieven van Henk Nijboer en andere politici die er voor zorgen dat er meer risicodragend kapitaal beschikbaar komt voor het mkb van harte ondersteunen (noot 2).

Voetnoten

(1) Zie "Overzicht Financiële Stabiliteit", najaar 2015 (DNB 2015), voor een overzicht van de preferente behandeling van staatsschuld.

(2) In dit kader heeft de Nederlandse Vereniging van Banken daarom samen met het Ministerie van Economische Zaken, MKB-Nederland, VNO-NCW, de Kamer van Koophandel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland het initiatief genomen om via www.nationalefinancieringswijzer.nl ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf wegwijs te maken in de verschillende publieke en private financieringsvormen.

Referenties

CBS (2015) Statline

De Winter, Jasper (2014), Kredietaanvragen geconcentreerd bij financieel zwakke mkb-bedrijven. Economisch Statistische Berichten, Jaargang 99 (4693), 11 september 2014.

DNB (2015), Overzicht Financiële Stabiliteit, najaar 2015, Amsterdam.

EBA (2015a), Discussion Paper and Call for Evidence on SMEs and the SME Supporting Factor, juli 2015.

EBA (2015b), EU Banks Better Capitalised in 2015, but NPLs Remain of Concern, november 2015.

Hebbink, G., M. Kruidhof en J. Slingenberg (2014), Kredietverlening en bancair kapitaal. DNB.

DNB (2014), DNB Occasional studies, 2014(2).

Roelofsen, Hirscher & Van der Lande (2014), Het kleinbedrijf: Grote motor van Nederland. McKinsey & Company.

S. van Veldhuizen, R. Mocking & N. van Beers (2014) De financiële positie van het midden- en kleinbedrijf in Nederland , Centraal Planbureau, CPB Notitie, 27 juni 2014.

World Bank (2015) Data.

Te citeren als

Edward Feitsma, Simon Zwagemakers, Otto ter Haar, “Een dienstbare financiële sector focust op verantwoorde kredietverlening”, Me Judice, 7 december 2015.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Latvian Euro’ van Kārlis Dambrāns (CC BY 2.0)

Ontvang updates via e-mail