Falende instituties van de overlegeconomie

Falende instituties van de overlegeconomie image

Afbeelding tandwielen, maker onbekend.

9 mei 2023

In Noord-Europa functioneert een lichte vorm van overleg over arbeidsvoorwaarden. De ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkten worden nooit ergens aan een ronde tafel bediscussieerd tussen multidisciplinaire deskundigen. Daar de loonvoet en de interestvoet sterk afhankelijk van elkaar zijn, is dit een omissie, aldus Piet Keizer. De oud-universitair hoofddocent vindt het tijd voor een grondig debat over de falende overlegeconomie.

Recente economische ontwikkelingen

In de periode 2008 – 2018 heeft de eurozone, met instemming van Nederland, bezuinigingen op de overheidsuitgaven doorgevoerd. Dit was macro-economische gezien de verkeerde reactie. Ook de deregulering van arbeidsmarkt was onverstandig, zeker ten tijden van een crisis. De aanleiding van de crisis van 2008 was een renteverhoging van de Amerikaanse centrale bank. Dit schokte het vertrouwen van velen, waardoor de stabiliteit van de economie verdween. Zoals we hebben gezien heeft dat de reactiepatronen van particulieren en overheden essentieel veranderd.

Vorig jaar viel Rusland Oekraïne aan, met grote gevolgen voor de prijzen van energie en voedsel. Vakbonden beschouwden de algemene prijsstijgingen, die hiervan het gevolg waren, als inflatie, welke naar hun idee moesten worden gecompenseerd. Deze compensatie omvat deels een vergoeding voor de collectieve verarming. Dit jaar zien we steeds meer dat dit bij de sterke vakbonden inderdaad plaatsvindt. Ook nu is er sprake van renteverhogingen, doorgevoerd door de monetaire autoriteiten. Van de ervaringen in 2006 – 2008 lijkt niets geleerd. We hebben geen behoefte aan voortdurende schommelingen in de rentevoet. Een stabiele rentevoet, om en nabij de natuurlijke hoogte, is gewenst. Deze natuurlijke hoogte ligt al lang heel laag, omdat veel mensen veel sparen, ongeacht de hoogte van de rentevoet.

Deze rentebesluiten hebben gevolgen voor de rest van de economie. Maar over deze zaken wordt niet overlegd – ze zijn het monopolie van de centrale banken. In Nederland komt de president van de Nederlandsche Bank zo nu en dan voor de televisie uitleggen hoe de bonden en de overheid op zijn rentepolitiek moeten reageren. Ook de vakbonden zijn vertegenwoordigd in de Bankraad van DNB. Hoe zou dat ‘overleg’ binnen de Bank verlopen?

De laatste vijf jaar laat zien dat de beleidsmakers in de eurozone, waaronder zeker ook Den Haag, niet hebben begrepen dat de instituties van de overlegeconomie in ere hersteld hadden moeten worden.

Deze problemen laten zien dat de instituties van de overlegeconomie, gericht op stabiliteit en rechtvaardigheid, falen. Het lijkt alsof er helemaal geen overleg meer is. We zijn weer teruggekeerd naar de liberale reflexen van voor de Eerste Wereldoorlog. Hoog tijd voor een grondig debat.

De beleidsprincipes van de overlegeconomie

De Grote Depressie van de jaren 1930 betekende een radicale ommekeer in het economische denken. Tot dan heerste het gedachtegoed van Hayek, die een vrije markteconomie als een stabiel systeem beschouwde. Weliswaar konden conjunctuurschommelingen fors zijn, en de situatie van de lagere klassen problematisch, maar overheidsingrijpen zou de situatie alleen maar verslechteren. Hayek schrok van de Grote Depressie, en erkende dat hij die niet had verwacht. Keynes bood een alternatieve analyse, waaraan een andere politiek gekoppeld kan worden. Macro-economische prijzen zoals het loon, de rente, en de goederenprijs moesten worden gestabiliseerd. De overheid kon dan met haar uitgaven de schommelingen in productie en inkomen tegengaan.

Dit had grote gevolgen voor de instituties waarbinnen een markteconomie zijn werk kan doen. Het grote beleidsprincipe bestond uit twee delen: (1) de overheid verklaarde zichzelf verantwoordelijk voor volledige werkgelegenheid, en (2) de vakbonden zouden voortaan afzien van het gebruik van het stakingsinstrument. In de vorm van een drietal wetten kreeg het fenomeen CAO gestalte. Hierdoor kwam een groot deel van de werkenden te vallen onder het collectieve overleg, in plaats van de vrije markt met louter particuliere contracten. De omvang van de werkgelegenheid per arbeidsorganisatie bleef een particuliere zaak. Ook de instituties van de geld- en financiële markten werden aangepast. De vereisten met betrekking tot de liquiditeitsgraad en de solvabiliteit werden aangescherpt. Organisaties, die buiten het bankwezen vielen, maar feitelijk wel degelijk aan geldschepping deden - “quasi-banking” door investeringsbanken - werden gedwongen om zich aan de strengere regels voor banken te onderwerpen.

In de periode 1945 – 1966 werkte het collectieve systeem van loonvorming naar behoren. De eerste jaren werden gekenmerkt door een stagnatie in loongroei, eerst in nominale en later in reële termen. Maar toen de economie echt ging groeien nam het vertrouwen in de stabiliteit toe. Eind jaren zestig stapte een belangrijk deel van de vakbonden af van het zogeheten consensus model en ging over naar het conflictmodel. Ze gingen wél staken, en realiseerden loonsverhogingen die, als gevolg van de volledige werkgelegenheidspolitiek, niet werden afgestraft door stijgende werkloosheid. Het rendement op kapitaal daalde zienderogen – maar ‘links’ wilde dat niet zien.

Vanaf 1982 besloot de vakbeweging weer serieus deel te nemen aan het overleg. De overheid trimde de verzorgingsstaat, zodat het stelsel van sociale zekerheid weer betaalbaar werd. Maar door een ideologische verschuiving in de richting van het liberalisme en een doorgaande differentiatie van de werkende bevolking, hadden de bonden niet de macht om de voortschrijdende deregulering van de arbeidsmarkt te stoppen.

In 2008 was het dan zover. Een Amerikaanse renteverhoging bleek de aanleiding te zijn van een wereldwijde depressie. Er was eigenlijk geen overleg meer, en het anti-crisisbeleid was liberaal gekleurd. De neoklassieke theorie vraagt om loonsverlaging en bezuinigingen in de overheidsbezuinigingen. Alle fouten van de jaren 1930 werden – ook heden nog - herhaald. Een overspannen arbeidsmarkt vraag om loonsverhogingen en de economie moet worden afgeremd door een reeks verhogingen van de rentevoet. Beide ontwikkelingen geven de economie een negatieve impuls. Maar daar kan niet over worden overlegd.

Het theoretische paradigma van een typische overlegeconomie

In de economische wetenschap is in de jaren 1920 veel aandacht besteed aan de vraag of een vrije markt dan wel een systeem van centrale planning als de meest efficiënte orde moest worden gezien. Daarna heeft er in de jaren 1930 in de macro-economie een debat plaats gevonden met de vraag of de overheid een belangrijke stabiliserende rol kon spelen of niet. Met name in West-Europa hebben de economische instituties na die tijd een belangrijke transformatie ondergaan. De overlegeconomie werd wettelijk geïntroduceerd in een poging om een derde weg tussen markt en plan te vinden. Deze weg werd niet door economen, maar door sociologen gesuggereerd. Om de overlegeconomie te begrijpen, is kennis nodig van de paradigma’s van de sociologie. In de klassieke sociologie heeft een eeuw lang, ruwweg van 1870 – 1970, een debat plaatsgevonden tussen de conflictbenadering en de consensusbenadering. Het eerste paradigma gaat er vanuit dat een maatschappij alleen vooruitgang boekt, als het primaire conflict wordt opgelost doordat één van de twee partijen de strijd heeft gewonnen, en daarna de instituties kan bepalen. Het tweede paradigma veronderstelt dat vooruitgang alleen geboekt kan worden indien het primaire conflict wordt opgelost door groeiende consensus tussen de vechtende partijen. In dat geval worden praktische problemen opgelost door het sluiten van compromissen. In het eerste model zijn demonstraties, stakingen bezettingen en revolutie de belangrijkste instrumenten. In het tweede model worden de strijdende partijen aangemoedigd zich goed te organiseren en vertegenwoordigers te sturen naar het door de overheid georganiseerde debat. Onderwerp van het debat: op welke wijze kunnen de verschillende belangen zodanig worden verenigd, dat het algemene belang maximaal wordt gediend. In Europa hebben de communisten in Rusland met succes het conflictmodel toegepast. In Zuid-Europa zijn de communisten niet sterk genoeg geweest om langs parlementair-democratische weg tot succes te komen. De aanhangers van het consensusmodel hebben een corporatistische economie willen introduceren. Dat debat kwam niet op gang. Conservatieven hebben een aantal keren getracht de ‘consensus’ af te dwingen – met harde, fascistische hand.

In West-Europa zien we in de loop van de 20ste eeuw een algemene beweging naar parlementaire democratie. Deze vorm werd gedragen door een grote middenklasse van werknemers en zelfstandigen. Hierin hebben sociaaldemocraten, confessionelen en liberalen – met meer of minder enthousiasme – de loonvorming gecollectiviseerd en een stelsel van sociale zekerheid opgebouwd. Het monetaire en financiële beleid bleef buiten de wereld van het overleg. Hoe belangrijk de banken ook zijn, er is een sterke lobby die ervoor zorgt dat de overheid er zich alleen mee bemoeit als de nood aan de man komt.  

In Europa is het niet de gewoonte om de beleidsdebatten over de geldvoorraad en de rentevoet te coördineren met die over de arbeidsmarkt. De monetaire en financiële variabelen hangen echter wel nauw samen met ontwikkelingen rond de arbeidsmarkt en de overheidsregulering.

Het belangrijkste doel was de beëindiging van de klassenstrijd en een rechtvaardige verdeling van de middelen. De resultaten zagen er in de periode 1945 – 1973 goed uit, behalve dan dat de politiek het niet voor elkaar kreeg een stakingswet aangenomen te krijgen, waarin stakingen slechts in uitzonderingssituaties zijn toegestaan.

De laatste decennia heeft een ideologische verschuiving plaatsgevonden. Het sociaaldemocratische en confessionele gedachtegoed heeft veel minder steun gekregen, ten voordele van het liberale denken. De overheid was veel te invloedrijk geworden, en moest via kleinere budgetten en deregulering een forse stap terug doen. De logica van het liberalisme staat haaks op die van de overlegeconomie. Bovendien zijn veel moderne zich liberaal noemende mensen niet geporteerd van allerlei morele stellingnames: “dat moet ieder persoon voor zichzelf weten”. In de economisch-sociologische literatuur wordt dit “ersatz” moraliteit genoemd – morele regels worden hierbij bepaald door het eigen belang. Deze positie staat tegenover die van de “zuivere” moraliteit, waarbij onze belangen een afgeleide zijn van onze waarden. De combinatie van deze twee factoren heeft de wortel van de verzorgingsstaat aangetast. Vele politici, ambtenaren en werknemers werden   opportunistischer, waardoor organisaties zwakker zijn geworden. Wie zorgvuldig goede kranten leest, wordt dagelijks geconfronteerd met illustratieve schandalen.

De impopulariteit van een goed georganiseerde overlegeconomie is daar het directe gevolg van. In die economische orde worden werknemers gedwongen om hun collectieve belang te formuleren, en zich door officieel erkende bonden te laten vertegenwoordigen in de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden. In de post-Keynesiaanse literatuur worden analyses gegeven van de relatie tussen macro-arbeidsmarkt en de vele micro-arbeidsmarkten. Deze analyses laten zien hoe een stabiele macroloonvoet samen kan gaan met een flexibele microloonvoet (Negishi, 1979).

In Europa is het niet de gewoonte om de beleidsdebatten over de geldvoorraad en de rentevoet te coördineren met die over de arbeidsmarkt. De monetaire en financiële variabelen hangen nauw samen met ontwikkelingen rond de arbeidsmarkt en de overheidsregulering. We zien hier een groot gebrek aan integratie van allerlei specialisaties die in het hoger onderwijs worden aangeboden. In de periode 2008 – 2022 zien we welke beleidsfouten hierdoor zijn gemaakt. Het institutionele kader is niet gebaseerd op een goed doordachte analyse, en is slechts partieel uitgewerkt. Het moet dus wel falen.

Conclusies

De laatste vijf jaar laat zien dat de beleidsmakers in de eurozone, waaronder zeker ook Den Haag, niet hebben begrepen dat de instituties van de overlegeconomie in ere hersteld hadden moeten worden. Haar economische en sociologische basis is superieur aan de neoliberale ideeën.

Het economische paradigma van de overlegeconomie omvat de principes van Keynes en van de sociale economie. Macro-prijzen zoals de loonvoet en de interestvoet dienen de stabiliteit van het economische systeem te bevorderen. Sociale rechtvaardigheid is noodzakelijk om de conflicten niet te laten groeien. Een vrije markteconomie zal onvermijdelijk geconfronteerd worden met conflicten, die te groot zijn om via onderhandelingen op te lossen. Overleg moet ook inhouden dat de diverse partijen hun theoretische paradigma’s in debatten tussen deskundigen bloot stellen aan kritiek. Wederzijds begrip leidt tot het gebruik van minder radicale instrumenten, die conflicten moeten oplossen.

In de praktijk van Noord-Europa functioneert een lichte vorm van overleg over arbeidsvoorwaarden. De ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkten worden nooit ergens aan een ronde tafel bediscussieerd tussen multidisciplinaire deskundigen. Daar de loonvoet en de interestvoet sterk afhankelijk van elkaar zijn, is dit een omissie.

Een laatste opmerking betreft de politieke sector. In een democratie heeft de wereld van het overleg een adviserende functie. Het parlement moet nooit te lang wachten met haar besluitvorming. Een verdeeld advies is niet zo erg. Steeds maar wachten met besluitvorming is veel erger.  

Keizer (1982), Keizer (2015) en Keizer (2023) vormen de basis voor deze tekst.

Literatuur

Keizer, Piet, (1982), Inflatie als institutioneel verschijnsel, Leiden: Stenfert Kroese.

Keizer, Piet (2015), Multidisciplinary Economics, A Methodological Account, Oxford: Oxford University Press.

Keizer, Piet (2023), A Multidisciplinary Approach to Labour Market Institutions, ch.9 in: Dr. Fang Xiang (ed.), Current Topics on Business, Economics and Finance, Volume 2, B P International, p.142 – 179.

Negishi, T. (1979),  Microeconomic Foundations of Keynesian Macroeconomics, Amsterdam: North Holland.

Te citeren als

Piet Keizer, “Falende instituties van de overlegeconomie”, Me Judice, 9 mei 2023.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding tandwielen, maker onbekend.

Ontvang updates via e-mail