Hoe een niet-alwetende overheid de innovatie kan aanjagen

Onderwerpen:
Dossier:
Hoe een niet-alwetende overheid de innovatie kan aanjagen image

Afbeelding ‘entry exit’ van jaded one (CC BY-NC-ND 2.0).

Wat weet een overheid nu echt over hoe, wat en waar innovatie het beste tot stand komt? Een verstandige overheid weet vooral wat zij niet weet, zeker in het geval van innovatie. Volgens Michiel Bijlsma kan de overheid als aanjager van innovatie het beleid effectiever maken door de concentreren op twee onderdelen: beter meten welk beleid wel en welk beleid niet werkt én het scheppen van goede randvoorwaarden voor innovaties in de vorm van voldoende concurrentie en lage groeibarrières.

Effectief innovatiebeleid?

Discussie over de vraag hoe innovatiebeleid er precies uit moet zien is lastig omdat we veel niet weten. Het gebrek aan kennis heeft een aantal redenen. Ten eerste is er vaak geen directe link tussen beleidsinstrument en innovatie. We weten bijvoorbeeld soms wel of een beleidsinstrument tot meer r&d-uitgaven leidt, maar bijna nooit of deze uitgaven tot meer innovatie leiden. Ten tweede is de effectiviteit van sommige vormen van beleid (missiegedreven innovatiebeleid of beleid gericht op systeemfalen) bijna per definitie niet te meten omdat er geen controlegroep gemaakt kan worden en de output van een heel systeem toe te wijzen is aan specifieke maatregelen, zie ook Roelandt en van der Wiel (2017). Ten derde is het uiteindelijke effect van beleidsmaatregelen om innovatie te stimuleren soms moeilijk meetbaar doordat betrouwbare data ontbreekt.

Beter meten van de effectiviteit van beleid

Het rapport 'Durf te Meten' van de commissie Theeuwes beschrijft hoe beleid met moderne evaluatietechnieken beter kan worden geëvalueerd. Ten eerste is voor goede evaluaties belangrijk dat er goede data zijn. Zet daarom in op kwalitatief hoogwaardige micro-data over bedrijven. Zorg er in het beleidsproces voor dat data over inzet van beleidsinstrumenten - voor zover die gericht zijn op specifieke bedrijven - beschikbaar zijn en ook te koppelen zijn aan micro-data over deze bedrijven. Het CBS is hierin instrumenteel. Ten tweede is van belang dat de kwaliteit van evaluaties hoog is. Dit kan door te zorgen voor een onafhankelijke toets op evaluaties (‘second opinion’). Deze zou de betrouwbaarheid van evaluaties moeten classificeren en de onafhankelijkheid van conclusies moeten borgen. Ten derde helpt ex ante slim beleid vormgeven. Waar dat kan, bijvoorbeeld gebruik maken van beleidsexperimenten, om de effectiviteit van bepaalde beleid te meten. Denk aan een loting als er teveel potentiële ontvangers zijn van een subsidie of variatie in de beleidsmaatregel voor verschillende ontvangers. Of het hanteren van een beoordelingsschaal met een cut-off, zodat er bedrijven zijn die net wel en net niet in aanmerking komen voor een subsidie. Dit biedt goede handvatten voor een gedegen evaluatie. Tot slot is evalueren niet gratis. Naast budget voor innovatiebeleid, zou er daarom ook financiering moeten komen om beter te kunnen meten wat het effect van dit beleid is, zodat het beleid efficiënter en effectiever kan worden.

R&D geconcentreerd, zeker in het digitale domein

In het algemeen is R&D sterk geconcentreerd bij een beperkt aantal bedrijven. Uitgaven aan R&D zijn sterker geconcentreerd dan bijvoorbeeld bij verkoop van goederen en aantallen werknemers. In 2015 vertegenwoordigden 10 procent van de ondernemingen 71 procent van het totaal aan R&D-uitgaven van de 2500 bedrijven die het meest uitgaven aan R&D (Dernis ea 2017). De concentratie speelt in alle sectoren, maar is het sterkst in high-tech biopharma en digitale sectoren (Veugelers, 2018).

De digitale platformen die zo veel uitgeven aan R&D worden gekarakteriseerd door sterke netwerk effecten, waardoor er concurrentie om de markt is in plaats van in de markt

ICT vormt ook een steeds belangrijker element van het innovatieproces. Het aandeel van softwareoctrooien in Amerikaanse octrooien steeg van 5 procent in 1990 tot bijna 40 procent in 2015 (Brandstetter et al. 2018). Als we kijken naar wereldwijd top van investeerders in R&D, is ongeveer 21% daarvan actief in ICT industrieën. Daarnaast zijn de top investeerders in ICT goed voor ongeveer 30% van het aantal patentaanvragen (Dernis ea 2017). Illustratief is de lijst van meest R&D-intensieve bedrijven. De top drie bestaat uit Amazon, Intel en Alphabet. Amazon geeft met 16,1 miljard dollar evenveel uit als de totale Nederlandse publieke en private R&D investeringen. De groep van R&D superstars in de digitale sector bestaat voor de helft uit bedrijven uit de VS (Veugelers, 2018).

De digitale platformen die zo veel uitgeven aan R&D worden gekarakteriseerd door sterke netwerk effecten, waardoor er concurrentie om de markt is in plaats van in de markt, steile leercurves voor algoritmen, waarbij toegang tot data cruciaal is, en multi-sided markten, waardoor er mogelijkheden zijn om marktmacht van ene naar andere markt over te hevelen. Hierdoor ontstaat de data-feedback-loop die leidt tot 'economies of scale' en 'economies of scope' in datagebruik en productie: meer gebruikers betekent meer data, meer data leidt tot betere algoritmen om geld te verdienen (denk aan targeted advertising) en tot nieuwe diensten, wat vervolgens tot nog meer gebruikers en nog meer data leidt.

Het gevolg is toenemende concentratie in digitale markten, die samengaat met en versterkt wordt door concentratie van R&D. Het is de vraag in hoeverre deze bedrijven hun dominante R&D posities gebruiken om barrières voor andere bedrijven op te werpen. Prikkels om te investeren in innovatie blijven sterk als er voldoende (potentiële) concurrentie is. Om markten betwistbaar te houden is daarom mededingingsbeleid en regulering van data nodig.

Focus op betwistbaar houden van markten

Het mededingingstoezicht is echter ontwikkeld met de ‘traditionele’ economie in gedachten. Mededingingsbeleid moet een antwoord vinden op de platformeconomie, waarin data een bron van marktmacht is, overnames een strategie kunnen vormen om toekomstige concurrentie voor te zijn, en platformen subtiele strategieën hebben om marktaandeel te winnen ten koste van concurrenten of marktmacht over te hevelen naar aanpalende markten. Fusiebeleid van mededingingsautoriteiten moet daarom rekening gaan houden met het effect op toekomstige concurrentie van overnames.

Daarnaast moeten data ook een rol gaan spelen in de analyses van marktmacht. De grote hoeveelheid data waarover sommige bedrijven beschikken in combinatie met de data-feedback-loop, zorgen ervoor dat deze bedrijven markmacht hebben. Het is de vraag of mededingingsbeleid voldoende handvatten biedt om de marktmacht van platformen te beteugelen.

Een mogelijk handvat is de ‘essential facility’-doctrine. Iets is een 'essential facility' als het (1) essentieel is om een bepaald product of dienst te realiseren en (2) niet gedupliceerd kan worden vanwege bijvoorbeeld juridische of economische redenen. Het begrip vormt onderdeel van zowel de huidige Europese als de Amerikaanse mededingingswetgeving, in context van artikel 102 van het verdrag voor het functioneren van de EU en sectie 2 of the Sherman Act. Data van grote platformbedrijven zou kunnen worden gezien als een ‘essential facility’: zonder toegang tot deze data kun andere partijen bepaalde diensten en algoritmen niet ontwikkelen. Deze data is nodig om te kunnen concurreren.

Regulering zou kunnen betekenen dat data-intensieve platforms met marktmacht derden toegang moeten geven tot hun data om concurrentie te bevorderen.

Mededingingsautoriteiten zijn echter terughoudend met het toepassen van de 'essential facility'-doctrine. De lat licht hoog om juridisch aan te tonen dat er daadwerkelijke sprake is van marktmacht. Niet alleen is het moeilijk om hard te maken dat sprake is van marktmacht door de niet-standaard aard van het product data en de vele markten waarop de grote netwerkbedrijven opereren, ook is het moeilijk aan te tonen dat de positieve effecten op innovatie en concurrentie groter zijn dan mogelijke negatieve effecten.

Als mededingingsbeleid niet voldoet, kan betwistbaarheid ook versterkt worden door toegang tot data van dominante bedrijven te reguleren. In telecommarkten en energiemarkten is bijvoorbeeld sprake van dergelijke sectorspecifieke regulering. Regulering zou kunnen betekenen dat data-intensieve platforms met marktmacht derden toegang moeten geven tot hun data om concurrentie te bevorderen. Een precedent voor dergelijk beleid hiervan is de verplichting voor banken onder de ‘Payment Services Directive 2’ (PSD2) om betaaldata te delen met andere partijen als de klant daar toestemming voor geeft.

Verschil in groeisnelheden van toetreders

Hoewel toetreding van bedrijven tot nieuwe markten en uittreding uit die markten in Europa en de VS vergelijkbaar zijn, is de groei nadat bedrijven zijn toegetreden in de VS veel hoger dan in Europa (Bartelsman ea, 2005). Dit wijst op hogere barrières in Europa om te groeien. De beloning voor innovaties, en daarmee de prikkel om te innoveren, is daardoor hoger in de VS.

Hoewel hard bewijs ontbreekt, draagt een grotere thuismarkt (een groter gebied waar de fricties voor transacties laag zijn) bij aan een sneller groei van bedrijven die nieuwe producten op de markt brengen. Die snellere groei vergroot de return-on-investment voor innovatieve bedrijven en daarmee ook de prikkel om te innoveren. Daarnaast hebben bedrijven in de VS makkelijker toegang tot marktfinanciering, zoals bedrijfsobligaties en private equity, doordat kapitaalmarkten groter en meer liquide zijn dan die in Europa. Vooral private equity is een centrale bron van financiering voor jonge, innovatieve bedrijven. De investeringen door private-equity bedrijven moeten echter ook weer te gelde gemaakt kunnen worden. Een manier is door bedrijven naar de markt te brengen. Dit is makkelijker in grotere kapitaalmarkten in de VS. Inzetten op Europese harmonisatie van faillissementswetgeving zorgt voor grotere en meer liquide kapitaalmarkten. Dit verlaagt de groeibarrières voor innovatieve bedrijven en draagt zo bij aan meer innovatie.

Europese harmonisatie rond kapitaalmarkten en afzetmarkten

Het gaat te ver om hier alle aspecten van harmonisatie in Europa van kapitaalmarkten en afzetmarkten te bespreken. Eén relevant element is echter de verdere harmonisatie van faillissementswetgeving in Europa, een onderdeel van de kapitaalmarktunie die de Europese commissie nastreeft.

Faillissementswetgeving regelt wat er moet gebeuren als een persoon of bedrijf niet in staat is zijn of haar financiële verplichtingen na te komen. Het adresseert verschillende problemen: asymmetrische informatie over de werkelijke waarde van een bedrijf waardoor efficiënt onderhandelen moeilijk is, coördinatieproblemen als er meerdere schuldeisers zijn waardoor een run op de bezittingen van een bedrijf of hold-out problemen ontstaan, negatieve gevolgen voor derde partijen die niet aanwezig zijn bij onderhandelingen als een bedrijf in problemen komt.

Het doel van faillissementswetgeving zou moeten zijn om (1) juridische zekerheid te scheppen voor de partijen die een claim hebben op een bedrijf, (2) een run van crediteuren op een bedrijf, waardoor gezonde bedrijven om kunnen vallen, te voorkomen (3) herstructurering mogelijk te maken van bedrijven die op de langere termijn levensvatbaar zijn.

Effectieve faillissementswetgeving vergroot de omvang en liquiditeit van kapitaalmarkten en draagt het bij aan een robuuste economie. Dit draagt op meerdere manieren bij aan innovatie. Ten eerste zijn liquide kapitaalmarkten belangrijk omdat ze een exit van private equity investeerders vergemakkelijken. Ten tweede zorgt een goed herstructureringsraamwerk ervoor dat ondernemers vaker een tweede kans krijgen, in plaats van het stigma van faillissement. Ten derde creëert een effectief faillissementsregime een exit mechanisme dat een proces van creatieve destructie faciliteert waarbij nieuwe bedrijven in de plaats komen van niet-succesvolle ondernemingen.

In Europa is faillissementswetgeving weinig geharmoniseerd. De gefragmenteerde faillissementswetgeving in Europa maakt cross-border investeringen moeilijker. Het zorgt er ook voor dat Europese kapitaalmarkten gefragmenteerd en minder liquide zijn. Harmonisatie biedt hier soelaas. Daarnaast zijn er stappen mogelijk bij de inrichting van faillissementswetgeving. Deze is namelijk vaak meer gericht op liquideren en distribueren van de bezittingen van een bedrijf onder haar crediteuren en minder op het voorkomen van een run van crediteuren en herstructurering van potentieel gezonde bedrijven. Dat laatste is voor startende, innovatieve bedrijven van belang.

Referenties:

Eindwerkgroep Effectmeting, 2012, Durf te meten, Den Haag.

Branstetter, L., B. Glennon en J.B. Jensen, 2018, The IT Revolution and the Globalization of R&D, in Innovation Policy and the Economy, vol. 19, eds. J. Lerner en S. Stern, University of Chicago Press.

Bartelsman, E., Scarpetta. S., and F. Schivardi. 2005. Comparative analysis of firm demographics and survival: Evidence from micro-level sources in OECD countries. Industrial and Corporate Change, 14, 365-391, 0960-6491

CEPS special report, 2016. Harmonising Insolvency Laws in the Euro Area Rationale, stocktaking and challenges Diego Valiante No. 153 / December 2016

Daiko T., Dernis H., Dosso M., Gkotsis P., Squicciarini M., Vezzani A. (2017). World Corporate Top R&D Investors: Industrial Property Strategies in the Digital Economy. A JRC and OECD common report.

Adalet McGowan, M. and D. Andrews (2016), "Insolvency Regimes And Productivity Growth: A Framework For Analysis", OECD Economics Department Working Papers, No. 1309.

Roelandt, T en van der Wiel, H “Durf te meten: Hoe evalueren we het Nederlandse innovatiebeleid? ”, Me Judice, 11 september 2017.

Veugelers, R., 2018, Brueghel Policy Contribution, Issue n˚06 | April 2018.

Te citeren als

Michiel Bijlsma, “Hoe een niet-alwetende overheid de innovatie kan aanjagen”, Me Judice, 11 oktober 2019.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘entry exit’ van jaded one (CC BY-NC-ND 2.0).

Ontvang updates via e-mail