Financiële prikkels waren in het verleden effectief
In de jaren ’90 en ’00 waren financiële prikkels hét recept om de arbeidsparticipatie aan te jagen. Zo werd de arbeidsdeelname van ouderen gestimuleerd
door het afschaffen van de vut, het versoberen van de sociale zekerheid (wao en ww) en het invoeren van een doorwerkbonus. Deze maatregelen zijn zeer
effectief geweest. Na het afschaffen van de vut in 2006 steeg de gemiddelde uittredingsleeftijd met 5 maanden per kalenderjaar (figuur 1). De
arbeidsparticipatie van 55 tot 64-jarige mannen verdubbelde in de periode 1994-2013 van 37 naar 73%. Voor vrouwen in deze leeftijdsgroep was sprake van een
ruime verdubbeling: van 25 naar 60%.
Figuur 1: Gemiddelde uittredingsleeftijd (werknemer 55 jaar en ouder) stijgt versneld na de afschaffing van de vut in 2006
Bron: CBS, * = voorlopige cijfers
Sociale interacties belangrijk voor pensioenbeslissing
Er zijn steeds meer aanwijzingen dat ook niet-financiële factoren van belang zijn voor het uittredingsgedrag van ouderen. Mastrobuoni (2009) vindt een
groot effect van de AOW-leeftijd op de feitelijke pensioenleeftijd, maar dit effect kan slechts voor een beperkt deel worden verklaard door financiële
prikkels. Tegelijkertijd zijn er steeds meer aanwijzingen dat sociale normen, passieve keuzes (default options) en ‘ankerleeftijden’ van belang zijn voor
het uittredingsgedrag (Van Erp et al. 2014).
Een enquête op basis van het DNB Household Survey, uitgevoerd in mei 2012 onder 1168 respondenten die jonger zijn dan 65 jaar en nog niet met (vroeg)pensioen, laat zien dat de
sociale omgeving een belangrijke adviesfunctie heeft.Op de vraag ‘Hoeveel belang hecht u aan het advies van ...?’ antwoordt bijna de helft van de
respondenten dat zij 'veel'of 'heel veel' belang hecht aan advies gegeven door familie.Voor 40% respectievelijk een kwart van de respondenten geldt hetzelfde voor advies gegeven door vrienden of collega's (zie figuur 2). Vanzelfsprekend hebben direct belanghebbenden zoals partner en kinderen de grootste
invloed op de pensioenbeslissing.
Figuur 2: Familie, vrienden en collega’s beïnvloeden pensioenbeslissing
Bron: Vermeer et al. (2014).
Enquêteonderzoek laat zien dat een stijging van de uittredingsleeftijd van de sociale omgeving tot een hogere individuele uittredingsleeftijd leidt.[1]
33 procent van de respondenten zegt te gaan uittreden op 66-jarige leeftijd als dit overeenkomt met de uittredingsleeftijd van de sociale omgeving (zie figuur
3). De respons voor de leeftijd van 67 jaar is 26 procent. De onderzoeksresultaten impliceren dat één jaar latere uittreding van de sociale omgeving leidt
tot een gemiddelde toename in de individuele uittredingsleeftijd van 3 maanden (Vermeer et al., 2014 en Van Rooij et al. 2014).
Figuur 3: Uittredingsleeftijd sociale omgeving beïnvloedt individuele voorkeuren
Noot: in de vignetten wordt steeds uitgegaan van een oorspronkelijke uittredingsleeftijd van 65 jaar.
Beleid voorbij de financiële prikkel
Vanwege sociale interacties is het uiteindelijke participatie-effect van veel beleidsmaatregelen groter dan het directe effect. Verhoging van de
AOW-leeftijd genereert een financiële prikkel om op latere leeftijd uit te treden. De AOW-aanspraken – preciezer: de contante waarde van de toekomstige
AOW-uitkeringen – dalen immers. Een deel van de populatie zal als gevolg hiervan het uittredingsgedrag direct aanpassen. Door dit voorbeeldgedrag gaan
anderen vervolgens ook later uittreden. Zo ontstaat een ‘multipliereffect’.
Sociale interacties kunnen worden benut om de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen. Verhoging van de AOW-leeftijd naar hogere leeftijden genereert
zowel een financiële prikkel als een multipliereffect vanwege sociale interacties. Het is echter ook mogelijk om het effect te stimuleren zonder financiële
prikkel. Zo kan de mogelijkheid tot flexibele opname van de AOW-uitkering ná de AOW-leeftijd (met actuariële aanpassing van de uitkeringshoogte) langer
doorwerken stimuleren. Flexibilisering van de AOW naar latere leeftijden zorgt ervoor dat sommigen langer zullen doorwerken. Door middel van sociale
interacties kan dit er weer toe leiden dat andere individuen ook langer zullen doorwerken.
Voetnoot:
[1]
Het onderzoek schat het causale verband van het uittredingsgedrag van de sociale omgeving op de individuele uittredingsbeslissing op basis van
antwoorden van respondenten op vragen over fictieve situaties die los staan van hun persoonlijke omstandigheden. Deze methodologie is ontleend aan
Van Beek et al. (1997).
Referenties
Beek, K. van, C. Koopmans en B. van Praag, 1997, Shopping at the labour market: a real tale of fiction,European Economic Review, 41, pp. 295-317.
Erp, F. van, N. Vermeer en D. van Vuuren, 2014, Oudere werknemers stoppen niet alleen vanwege financiële prikkels vervroegd met werken, TPEdigitaal , 8(1), pp. 29-44.
Mastrobuoni, G., 2009, Labor supply effects of the recent social security benefit cuts: Empirical estimates using cohort discontinuities, Journal of Public Economics, 93(11-12), pp. 1224-33.
Rooij, M. van, N. Vermeer en D. van Vuuren, 2014, Sociale interacties van invloed op de arbeidsparticipatie van ouderen, Netspar NEA paper 53
Vermeer, N., M. van Rooij en D. van Vuuren, 2014, Social interactions and the retirement age, CPB Discussion Paper 278; DNB Working Paper 426.
Te citeren als
Maarten van Rooij, Niels Vermeer, Daniel van Vuuren, “Langer doorwerken zonder financiële prikkels”,
Me Judice,
25 juni 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
bron: FNV Bondgenoten, Flickr