Goede monitoringsresultaten en toch excessen
De corporate governance van beursgenoteerde bedrijven is onverminderd actueel, met name door een reeks schandalen bij grote bedrijven. Opvallend is dat er
twee ontwikkelingen plaatsvinden, die op het eerste gezicht maar moeilijk met elkaar lijken te rijmen. Aan de ene kant geven recente krantenberichten de
indruk van regelmatige misstanden op het gebied van corporate governance. Aan de andere kant laten de rapporten van de monitoringcommissie corporate
governance code al enkele jaren zien dat beursgenoteerde bedrijven aan de meeste bepalingen van de corporate governance code voldoen. Over het meest
recente boekjaar 2012 wordt geconcludeerd dat de mate van naleving in hoge mate vergelijkbaar is met die van voorgaande jaren en dat deze naleving hoog is,
enkele uitzonderingen daargelaten (Monitoring Commissie Corporate Governance Code, 2013a).
Wat moeten we hier uit concluderen? Dat de corporate governance code niet werkt? Dat juist de bepalingen uit de code die minder goed worden nageleefd de
oorzaak zijn van falen op het gebied van corporate governance in de praktijk? Feit is dat er weinig harde bewijzen zijn over de precieze invloed van de
code, of misschien beter gezegd: wat de ontwikkelingen zouden zijn geweest als er geen code was ontwikkeld.
De commissie-Streppel – de vorige monitoringcommissie – kijkt in een slotdocument terug op tien jaar corporate governance code en benoemt een aantal
aandachtspunten. Deze hebben betrekking op de beloningsstructuur bij ondernemingen, inzicht bij benoeming en vertrek van bestuurders en de kwaliteit van
het jaarverslag (Monitoring Commissie Corporate Governance Code, 2013b). Dit zijn niet de minste onderwerpen. Beloningen zijn bijna dagelijkse kost in de
media en de kwaliteit van het jaarverslag is een belangrijk element van corporate governance.
Balans tussen informatievoorziening en gedragsbeïnvloeding
Laten we een stapje terug doen en kijken naar het doel van de corporate governance code. Enerzijds wordt beoogd via normstelling deugdelijk
ondernemingsbestuur te bevorderen. Anderzijds dient de code ter bevordering van transparantie over dat ondernemingsbestuur. Dat laatste komt neer op het
bevorderen van de informatievoorziening voor met name (potentiële) aandeelhouders, die daardoor betere beslissingen kunnen nemen.
Onze stelling is dat deze twee doelen – gedragsbeïnvloeding via normstelling en informatievoorziening richting aandeelhouder – onvoldoende met elkaar in
balans zijn. We baseren deze stelling op de huidige opzet van de code en de ervaringen tot dusver, waaruit blijkt dat de mogelijkheden die een code biedt
om via informatievoorziening goed ondernemingsbestuur te bevorderen, niet optimaal worden benut. Het is daarom tijd om de informatievoorziening via de code
te verbeteren.
Impliciete toepassing, kwaliteit van uitleg en verschillen in ondernemingsbestuur
In het eerder genoemde slotdocument van de commissie-Streppel staan wat de informatievoorziening door de code betreft twee relevante observaties.
Allereerst geeft de code in veel gevallen niet aan of er expliciet melding moet worden gemaakt van toepassing van een bepaling. Deze observatie sluiten aan
bij eerder onderzoek: de mogelijkheid tot impliciete naleving beperkt de informatieve werking die van de code uitgaat (Hof, B., Kerste, M. et al., 2012;
Hof, B., M. Kerste en A. de Jong, 2013). Daarnaast is de kwaliteit van uitleg van afwijkingen van de code een aandachtspunt. De code schrijft voor dat als
een onderneming een bepaling niet toepast, dit met ‘uitleg’ gepaard dient te gaan – maar zonder te definiëren waaraan die uitleg moet voldoen. Als de
kwaliteit van die uitleg tekortschiet, is er wederom een beperking in de informatievoorziening. Bij uitleg van niet-toepassing van een bepaling kan een
onderneming bijvoorbeeld toelichten wat dan wel het beleid is, zonder verdere motivering daarvan. Ook kan een onderneming een motivering van
niet-toepassing geven, zonder dat wordt toegelicht wat dan wel het beleid is. Zowel het beleid als de motivering kunnen meer of minder uitgebreid worden
uiteengezet. Zo leidt het ‘pas toe of leg uit’-karakter van de code (comply or explain), dat in potentie nuttig is om bedrijven voldoende ruimte
voor eigen beleid te geven, tot zóveel interpretatieruimte over ‘uitleg’ dat de informatievoorziening in gevaar komt..
Meer in het algemeen kunnen tussen ondernemingen die aan alle bepalingen van de code voldoen nog steeds verschillen in het ondernemingsbestuur bestaan. Dit
is nog duidelijker als ondernemingen bepalingen niet toepassen of niet naleven: de mate van afwijking wordt niet vastgesteld of gemonitord. Vanuit de
aandeelhouder geredeneerd is het juist van belang om te weten wat het beleid van een onderneming is. De code en de wijze van rapporteren over
toepassing en naleving sluiten daar momenteel niet goed genoeg bij aan.
Oplossingen: aanscherping van de code en rapporteren op naam
Pas als de code bedrijven explicieter verplicht te rapporteren over het al dan niet toepassen van bepalingen, over de reden van niet-toepassen en over het
alternatieve beleid als een bepaling niet wordt toegepast, ontstaat transparantie over de omgang met de code en over het daadwerkelijke corporate
governance beleid van beursgenoteerde bedrijven.
Los van deze aanscherping van de code via informatie in het jaarverslag, ligt er nog een mogelijkheid tot verbetering van de informatievoorziening van de
code, namelijk via de monitoring. Monitoring kan (potentiële) aandeelhouders helpen om de kwaliteit van corporate governance van bedrijven te toetsen aan
de hand van de bepalingen in de code. Zeker voor kleinere aandeelhouders kan het complex en tijdrovend uitpakken om dit voor individuele bedrijven te
beoordelen. De huidige wijze van rapporteren via de monitoringcommissie betreft echter geaggregeerde cijfers met betrekking tot toepassing en uitleg van de
codebepalingen, dat wil zeggen geaggregeerd over ondernemingen. Het rapporteren op individueel bedrijfsniveau (‘rapporteren op naam’, oftewel naming) leidt tot meer en gemakkelijker toegankelijke informatie voor de aandeelhouders. De monitoringcommissie heeft al eens gesteld dat het
huidige mandaat in beginsel voldoende basis biedt om tot het rapporteren op naam over te kunnen gaan (Monitoring Commissie Corporate Governance Code,
2012).
Aandachtspunten
Zodra gegevens met betrekking tot toepassing en naleving per individueel bedrijf worden weergegeven, wordt de vaststelling van met name niet-naleving van
groter belang. In dat geval dient helder te zijn wanneer uitleg voldoende gemotiveerd is en wanneer niet. Om verkeerde interpretaties te voorkomen en het
risico op onterechte reputatieschade te beperken dienen de gegevens correct te zijn. Dit kan worden bevorderd door ‘hoor en wederhoor’, middels contact
tussen de monitoringcommissie en de ondernemingen.
Conditio sine qua non voor het overgaan op ‘naming’ is dat aandeelhouders ook daadwerkelijk waarde hechten aan gemakkelijk toegankelijke informatie met
betrekking tot naleving en toepassing van bepalingen uit de corporate governance code. Hoewel dit aannemelijk lijkt, is aanvullend onderzoek op zijn
plaats. Idealiter wordt daarbij in bredere zin vastgesteld waar de behoefte van aandeelhouders op het vlak van informatievoorziening ligt: zij zijn immers
(mede-)‘afnemer’ van deze informatie.
Informatievoorziening en deugdelijk ondernemingsbestuur
We beweren niet dat een verbeterde informatievoorziening de heilige graal is om excessen van ondeugdelijk ondernemingsbestuur te voorkomen. De code is en
blijft een hulpmiddel. Voor een goede werking van dat hulpmiddel moet de informatievoorziening wel echt op orde zijn. We pleiten er daarom voor om serieus
te overwegen om het rapporteren op naam in te voeren, tezamen met een verbetering van de informatieve werking van de code door de mogelijkheden tot
impliciete naleving te beperken en voorwaarden te stellen aan de uitleg bij niet-toepassing.
Referenties
De Volkskrant, Schandalen in bedrijfsleven verontrusten beleggers, 15 november 2014.
Hof, B., Kerste, M. et al. (2012), Het Nederlandse stelsel van corporate governance code en monitoring, SEO Economisch Onderzoek, SEO-rapport 2012-92, in
opdracht van het ministerie van Economische Zaken.
Hof, B., M. Kerste en A. de Jong (2013), De Nederlandse corporate governance code en monitoring: meer of minder overheid?. In: Lückerath-Rovers, M., B.
Bier, H. van Ees en M. Kaptein (eds.), Jaarboek Corporate Governance 2013-2014, Deventer: Kluwer.
Monitoring Commissie Corporate Governance Code (2012), persbericht 13 december 2012.
Monitoring Commissie Corporate Governance Code (2013a), Onderzoek naleving boekjaar 2012.
Monitoring Commissie Corporate Governance Code (2013b), Slotdocument Commissie Streppel.
Te citeren als
Bert Hof, Marco Kerste, “Maak bekend hoe bedrijf scoort op corporate governance code”,
Me Judice,
5 januari 2015.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
FNV,
Flickr.