Streng migratiebeleid weggestemd
Op 3 oktober 2017 stemde
de Eerste Kamer tegen een wetsvoorstel tot verlenging van de
naturalisatietermijn – de minimale periode van legaal verblijf alvorens
migranten in aanmerking komen voor het Nederlanderschap –van vijf naar
zeven jaar. Tijdens het
Kamerdebat
over dit voorstel op 26 september 2017 werd meermaals aan toenmalig
staatssecretaris Dijkhoff gevraagd naar de motivatie achter deze beoogde
wetswijziging. Volgens de staatssecretaris betreft het voorstel “(...)
voornamelijk een waardeoordeel dat zich niet geheel laat vatten in harde
cijfers en statistieken”. Bovendien zou er sprake zijn van
wetenschappelijke onduidelijkheid over het effect van de
naturalisatietermijn: “er is mij geen definitief en overtuigend onderzoek
bekend over welke termijn ook”.
Het is op zijn minst eigenaardig om een wet aan te passen zonder enig idee
te hebben van het effect daarvan, zoals de Raad van State reeds
concludeerde (zie Raad van State, 2014). Maar de verwondering is nog groter omdat de staatssecretaris ook niet
geïnteresseerd lijkt in een dergelijke empirische onderbouwing. Op de vraag
van SP-kamerlid Wezel naar de eventuele doorrekening van het wetsvoorstel
door het Centraal Planbureau werd als volgt gereageerd: “Ik was (…) niet
van plan om om een doorrekening te vragen, omdat [...] we hier een
onderwerp bespreken dat niet in de categorie valt dat het allemaal
voorspelbaar, kenbaar en vooraf doorrekenbaar is in zijn effecten en
uitkomsten”.
Het staat de staatssecretaris vrij om een waardeoordeel te vellen over de
naturalisatietermijn, en hier een politieke keuze in te maken. Echter, de
suggestie dat het onmogelijk is empirisch onderzoek te doen naar de
effecten van naturalisatie is onjuist. Op basis van registerdata van het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heb ik met collega’s Maarten Vink
en Hans Schmeets onderzocht wie naturaliseert en waarom, en wat de effecten
zijn van het verkrijgen van het Nederlanderschap voor de integratie van
deze migranten op de arbeidsmarkt en huizenmarkt.
Naturalisatie en beleid
Om uitspraken te doen over het effect van naturalisatie is het belangrijk
eerst te begrijpen welke migranten naturaliseren en waarom. In 2016 werden
ruim 15.600 personen Nederlander door zelfstandige naturalisatie,
gedefinieerd als verlening van het Nederlanderschap aan een meerderjarige
niet-Nederlander (CBS, 2017). De Nederlandse nationaliteit biedt
belangrijke privileges, waaronder ongelimiteerde toegang tot de
arbeidsmarkt, stemrecht voor de Tweede Kamer- en Provinciale
Statenverkiezingen en een gegarandeerde verblijfsstatus. Maar er zijn ook
formele eisen waaraan voldaan moet worden alvorens men kan naturaliseren.
Zo moeten migranten normaliter minimaal vijf jaar legaal in Nederland
verblijven, en zal men op het moment van naturalisatie afstand moeten doen
van de originele nationaliteit (hoewel Nederland veel uitzonderingen op de
afstandseis kent, zie informatie van de IND). In
hoeverre de voordelen van naturalisatie opwegen tegen de kosten is
afhankelijk van de individuele situatie van migranten. Zo zijn
vluchtelingen zeer gebaat bij de stabiele verblijfsstatus die naturalisatie
biedt, terwijl de afstandseis voor migranten uit welvarende landen een
belangrijk obstakel vormt. Hoewel er veel literatuur is over de rol van
persoons- en herkomstkenmerken, is er maar weinig bekend over de relevantie
van het bestemmingsland. De afgelopen decennia is het naturalisatiebeleid
in Nederland meerdere malen gewijzigd (van Oers, de Hart, en
Groenendijk, 2013), maar het is niet duidelijk wat precies het effect
hiervan is.
Onderzoek van eigen hand naar een van deze beleidswijzigingen, namelijk de
invoering van de naturalisatietoets op 1 april 2003, biedt zicht op het
effect daarvan. De naturalisatietoets examineert taalbeheersing en kennis
van de Nederlandse maatschappij. Het aantal naturalisaties daalde sterk
tussen 2002 en 2003, van ongeveer 29.000 naar 17.500 (CBS, 2017). Maar is
deze daling te wijten aan de invoering van de naturalisatietoets, en zo ja,
welke migranten ondervinden vooral de gevolgen van strengere eisen? Om dat
te onderzoeken heb ik migranten uit verschillende cohortengroepen
vergeleken (Peters, Vink, & Schmeets, 2015; Peters, Vink, &
Schmeets, 2016). Met het oog op de minimale verblijfstermijn voor
naturalisatie van vijf jaar konden migranten die tussen 1995 en 1997 naar
Nederland kwamen al naturaliseren voor de invoering van de
naturalisatietoets in 2003. Echter, migranten die tussen 2000 en 2002
immigreerden kwamen pas in aanmerking voor het Nederlanderschap na de
beleidswijziging (uitzonderingen op de verblijfstermijn daargelaten, zie
informatie van de IND). Deze cohorten vertegenwoordigen dus de transitie van de liberale naar
restrictievere beleidscontext. De Kaplan-Meier transitiecurves in
figuren 1a en 1b geven de geschatte cumulatieve naturalisatie van migranten
uit hoog- en laagontwikkelde herkomstlanden weer voor respectievelijk
cohort 1995-1997 en cohort 2000-2002 naar verblijfsduur.
Bron: CBS
Daaruit blijkt dat
migranten uit de latere cohortengroep minder snel en minder vaak
naturaliseren. Met andere woorden, streng beleid heeft een dempend effect
op het naturalisatiegedrag van migranten. De vraag is vervolgens voor welke
migranten het strengere naturalisatiebeleid een obstakel vormt. De
verwachting is dat vooral migranten uit economisch laag ontwikkelde en
politiek instabiele landen de gevolgen van streng beleid ondervinden, omdat
zij zeer geïnteresseerd zijn in naturalisatie, en bovendien over minder
(financiële) hulpbronnen beschikken om aan de strengere eisen te voldoen.Resultaten in figuur 1a laten zien dat – conform de verwachting – migranten
uit laagontwikkelde landen veel sneller en vaker naturaliseren dan
migranten uit hoogontwikkelde landen. Hoewel migranten uit laagontwikkelde
landen beduidend minder snel naturaliseren onder de restrictieve condities
na 2003 (zie figuur 1b), is er nauwelijks een verschil waar te nemen in
naturalisatiegedrag van migranten uit hoogontwikkelde landen.
Naturalisatiebeleid doet er dus toe, maar uitsluitend voor migranten uit
laagontwikkelde landen. Nadere analyses laten hetzelfde patroon zien voor
migranten uit politiek (in)stabiele landen.
De naturalisatiepremie op de arbeidsmarkt
Waarom is het belangrijk dat deze migranten onder streng beleid moeilijk
kunnen naturaliseren? Die vraag brengt mij bij de effecten van
naturalisatie voor de sociaal-economische integratie van migranten. Er is
in de afgelopen decennia veel onderzoek gedaan naar de zogenaamde
‘naturalisatiepremie’ op de arbeidsmarkt in termen van werk en inkomen (zie
Peters en Vink (2016) voor een theoretische discussie). Op basis van
longitudinale registerdata van het CBS is naar dit vraagstuk gekeken in
Nederland. Door migranten over de tijd te volgen is het mogelijk methodes
toe te passen die beter het causale effect van naturalisatie ontrafelen
(zie Bratsberg, Ragan, en Nasir, 2002, p. 574-575). De resultaten laten
zien dat naturalisatie de kans op werk vergroot met 12 procent voor mannen
en 13 procent voor vrouwen (Peters, Vink, & Schmeets, 2017). Maar het
blijft niet alleen bij dit positieve werkgelegenheidseffect na
naturalisatie, de kans op werk stijgt ook al in aanloop naar het moment van naturalisatie (zie figuur 2,
Peters, Vink, en Schmeets (2017) voor een verdiepende discussie).
Migranten anticiperen de mogelijkheden die het Nederlanderschap zal bieden
door al van tevoren in bijvoorbeeld taalkennis te investeren. Bovendien
moeten migranten zich voorbereiden op de formele eisen voor naturalisatie,
waaronder kennis van de Nederlandse taal. Dit werpt al vruchten af voordat
men daadwerkelijk Nederlander wordt. Een deel van het effect komt dus voort
uit de investeringen die migranten zelf maken met het oog op naturalisatie
in de toekomst. Om die reden is het effect het grootst wanneer migranten
relatief snel naturaliseren (Peters, Schmeets, en Vink, 2017; Vink,
Peters, en Schmeets, 2016). Immers, extra investering in bijvoorbeeld
taalkennis is vooral van meerwaarde in de beginfase van het
vestigingstraject, aangezien migranten ook gaandeweg taalkennis opdoen door
simpelweg in het bestemmingsland te verblijven. Ter vergelijking: de kans
op werk van migranten die na vijf jaar verblijf naturaliseren (wanneer het
gros van de migranten in aanmerking komt voor naturalisatie) is 34 procent
hoger voor mannen, en 38 procent hoger voor vrouwen dan hun
niet-naturaliserende tegenhangers. Echter, onder migranten die na acht tot
tien jaar naturaliseren is dit positieve effect geslonken tot 10 procent.
Naturalisatie stimuleert dus de kans op werk, maar het maakt wel uit
wanneer het Nederlanderschap verkregen wordt.
Figuur 2: Logistische individuele fixed-effects regressie naar de kans op werk van migranten die naturaliseren binnen de observatieperiode (cohort 1999-2002).†
Bron: CBS
In termen van inkomen uit werk beperken de positieve effecten van
naturalisatie zich tot de meest kwetsbare migrantengroepen, afkomstig uit
laagontwikkelde landen. Hun inkomen stijgt na naturalisatie met drie
procent onder mannen en vijf procent onder vrouwen. Een verklaring hiervoor
is dat het hebben van werk al een positief signaal afgeeft richting
werkgevers. In die context is de Nederlandse nationaliteit van beperkte
meerwaarde. Naturalisatie is dus vooral waardevol om toegang te krijgen tot
de arbeidsmarkt, en minder effectief in het stimuleren van mobiliteit
binnen de arbeidsmarkt. De migranten die wel profiteren van naturalisatie
in termen van inkomen gaan erop vooruit door enerzijds betere banen (met
hogere lonen), en anderzijds een ruimere aanstelling (met meer werkuren) te
krijgen.
Het Nederlanderschap als springplank voor integratie
Kortom, naturalisatie kan een substantiële bijdrage leveren aan het
integratieproces van migranten. Dit is vooral het geval voor de meest
kwetsbare migrantengroepen uit economisch laagontwikkelde landen, die
structurele moeilijkheden ondervinden op de arbeidsmarkt, en een steuntje
in de rug goed kunnen gebruiken. Echter, de meerwaarde van het
Nederlanderschap wordt voor een groot deel bepaald door de wijze waarop het
verkregen wordt. Formele eisen op het gebied van bijvoorbeeld taalkennis
kunnen migranten aansporen om te investeren in hun arbeidsmarktpotentie.
Maar te strenge eisen voor naturalisatie en een gebrek aan (financiële)
ondersteuning om de vereiste kennis te ontwikkelen maken het moeilijk voor
migranten uit laagontwikkelde en politiek instabiele landen om aan alle
condities te voldoen. De vertraging die naturalisatie zodoende oploopt
erodeert de potentiële stimulans die het Nederlanderschap kan bieden. Zo
bezien zijn de vraagtekens van Senatoren en de Raad van State over de
beoogde verlenging van de naturalisatietermijn dus zeer gegrond, en is het
een goede zaak dat dit voorstel verworpen is.
* Dit artikel is mede gebaseerd op mijn presentatie tijdens de
SZW-wetenschapsdag voor promovendi van 9 oktober 2017, waar ik sprak over
mijn afgeronde promotieonderzoek over naturalisatie en sociaal-economische
integratie van eerste generatie migranten in Nederland. In het voorjaar van
2018 zal dit proefschrift worden verdedigd.
Referenties
Bratsberg, B., J. F. Ragan, en Z. Nasir. (2002). The Effect of
Naturalization on Wage-Growth: A Panel Study of Young Male Immigrants. Journal of Labor Economics, 20(3), 568-597.
CBS. (2017). Nationaliteitswijzigingen; geslacht, nationaliteit en regeling. Den Haag/Heerlen: CBS.
Helgertz, J., P. Bevelander, en A. Tegunimataka. (2014). Naturalization and
Earnings: A Denmark-Sweden Comparison. European Journal of Population, 30(3), 337-359.
OECD. (2011).
Naturalisation: a passport for the better integration of immigrants?.
Parijs: OECD Publishing.
Oers, R. van, B. de Hart, en K. Groenendijk. (2013). Country Report: The
Netherlands. Robert Schuman Centre for Advanced Studies: EUDO Citizenship
Observatory.
Peters, F., H. Schmeets, en M. Vink. (2017). Perspectief op het Nederlanderschap: Het effect van de snelheid van naturalisatie. Bevolkingstrends, 1, 1-14.
Peters, F., en M. Vink. (2016). Naturalization and the Socio-Economic Integration of Immigrants. In G. P. Freeman and N. Mirilovic (Eds.), Handbook on migration and social policy (362-376). Northampton:
Edward Elgar Publishing.
Peters, F., M. Vink, en H. Schmeets. (2015). Streng Naturalisatiebeleid
Ontmoedigt Migranten uit Laagontwikkelde Landen. Economisch Statistische Berichten, 100(4712), 358-361.
Peters, F., M. Vink, en H. Schmeets. (2016). The Ecology of Immigrant Naturalisation: A Life Course Approach in the Context of Institutional Conditions. Journal of Ethnic and Migration Studies, 42(3),
359-381.
Peters, F., M. Vink, en H. Schmeets. (2017). Anticipating the Citizenship Premium: Before and After Effects of Immigrant Naturalisation on Employment. Journal of Ethnic and Migration Studies.
Vink, M., F. Peters, en H. Schmeets. (2016). Snelle naturalisatie bevordert
kans op baan. Economisch Statistische Berichten, 101(4740),
578-579.