Nobelprijs voor de Economie richt vooral schade aan

Nobelprijs voor de Economie richt vooral schade aan image
Afbeelding door 'OZinOH'
22 okt 2021

De eerste week van oktober staat altijd in het teken van de Nobelprijs. Met als hekkensluiter de Nobelprijs voor de Economie. Het betreft overigens geen officiële Nobelprijs. Volgens Hein Vrolijk kan deze prijs beter worden afgeschaft, aangezien deze vooral schade heeft aangericht als we naar de vroegere Nobelprijswinnaars kijken.

Eerste bezwaar

In zijn dankwoord noemt Friedrich Hayek twee nadelen van de Nobelprijs die hem in 1974 wordt toegekend. Een prijs die hij eigenlijk overbodig en zelfs schadelijk vindt. Blijkbaar was het voor hem geen reden de prijs te weigeren.

Allereerst vreest Hayek dat deze prijs vooral gaat naar economen die in de mode zijn. Deze vrees is inmiddels weggenomen, zo zegt hij, want de selectiecommissie heeft zich niet laten weerhouden door zijn gebrek aan populariteit. Dat andere wetenschappers de prijs inderdaad steeds minder serieus zijn gaan nemen, blijkt uit de ontwikkeling van zijn citatiecurve[1]. Deze begint bij Hayek omstreeks 1955 te dalen. Hij is in die periode duidelijk de grote verliezer in het debat met Keynes en diens volgelingen, zoals uitgebreid wordt beschreven in het boek van Nicholas Wapshot, Keynes Hayek: The Clash That Defined Modern Economics, en in het nog betere boek van Angus Burgan, The Great Persuasion.

De hamvraag is in hoeverre – direct of indirect, ex ante of ex post – de Nobelprijs voor de Economie perverse prikkels genereert, dus leidt tot het omgekeerde van wat wordt beoogd.

Hayek voorzag echter niet een omgekeerd causaal verband: de Nobelprijs kan er ook toe leiden dat een econoom (weer) populair wordt. Zoals dat bij hem het geval is: vanaf 1975 vertoont zijn citatiecurve weer een sterk stijgende lijn.

Tweede bezwaar

Als tweede nadeel ziet Hayek dat een Nobelprijswinnaar ten onrechte op een voetstuk wordt geplaatst. Bij dit laatste ziet hij voor de bètawetenschappers geen probleem, omdat iedere prijswinnaar door zijn collega's zal worden teruggefloten zodra deze buiten zijn eigen vakgebied treedt. Bij economen ligt dat anders, aangezien zij vooral invloed hebben op politici, journalisten, ambtenaren en andere leken. Sommige economen – evenals andere sociale wetenschappers – hebben de neiging om overal hun mening over te geven, zeker als ze na het toekennen van een belangrijke prijs door het publiek op handen worden gedragen. Is zijn bezwaar terecht?

Micro-economen maken graag een onderscheid tussen ex ante en ex post. Het eerste bezwaar van Hayek verwijst indirect naar een ex ante probleem: gaan economen zich anders gedragen om eerder in aanmerking te komen voor de Nobelprijs? Zijn tweede opmerking gaat over het gedrag dat economen gaan vertonen na de toekenning van deze hoofdprijs. De hamvraag is in hoeverre – direct of indirect, ex ante of ex post – de Nobelprijs voor de Economie perverse prikkels genereert, dus leidt tot het omgekeerde van wat wordt beoogd.

Op weg naar de hoofdprijs

Bob Dylan, winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2016, zou het onzinnig vinden om na te denken over de beste strategie om een Nobelprijs in de wacht te slepen. In zijn toespraak zegt hij: “like Shakespeare, I too am often occupied with the pursuit of my creative endeavors and dealing with all aspects of life's mundane matters. "Who are the best musicians for these songs?" "Am I recording in the right studio?" "Is this song in the right key?" Some things never change, even in 400 years. Not once have I ever had the time to ask myself, "Are my songs literature?". Laat staan dat hij bezig was met de vraag of zijn songs ooit een Nobelprijs zouden opleveren.

Ligt dit voor economen anders? Je zou het wel gaan denken als je leest hoe de dochter van een Nobelprijswinnaar reageerde: “Thank God he finally won the Nobel Prize. He complains bitterly every year he doesn’t win it and finally we won’t have to have that conversation at the dinner table”. Terwijl haar vader doodleuk verklaarde dat hij hogelijk verbaasd was toen hem het heuglijke nieuws bereikte. Althans, volgens Steve Levitt in een podcast op Freakonomics.

Is dat nou echt een groot probleem, zult u wellicht tegenwerpen. Op zich misschien niet, maar de Nobelprijs versterkt op deze manier wel de vicieuze cirkel die de huidige wetenschap in haar greep heeft.

Tegenwoordig draait alles om de citatie-index. Anders gezegd: er komt niet veel van je wetenschappelijke carrière terecht als je weinig publiceert in wetenschappelijke tijdschriften met een hoge impactfactor – journals die artikelen bevatten die relatief veel worden geciteerd door collega-onderzoekers. De Nobelprijs voor de Economie (en wellicht andere onderscheidingen) doet er nog een schepje bovenop: gemiddeld genomen krijgen economen de Nobelprijs als ze nagenoeg op het hoogste punt van hun citatiecurve zijn aangeland.

Is dat nou echt een groot probleem, zult u wellicht tegenwerpen. Op zich misschien niet, maar de Nobelprijs versterkt op deze manier wel de vicieuze cirkel die de huidige wetenschap in haar greep heeft: je bent een toponderzoeker omdat jouw publicaties veel geciteerd worden en dat geeft jou de gelegenheid om nog meer te publiceren. Henk Wesseling omschrijft dit Matthew-effect iets anders in de Volkskrant van 12 april 2014 naar aanleiding van de vermeende zelfplagiaat van Peter Nijkamp. Dat deze zonder bronvermelding iets van zichzelf heeft overgeschreven ziet hij niet als een probleem, maar wel dat Nijkamp “zijn prestige dankt aan het feit dat hij zoveel stukjes schrijft. En dat die stukjes geciteerd worden. En dat zo'n lijst met veel stukjes leidt tot prestige en prestige leidt tot nieuw geld, tot aanzien binnen de faculteit”.

Do as I say, not as I do

In 1997 krijgen Robert Merton en Myron Scholes de Nobelprijs voor de Economie voor het ontwikkelen van een nieuwe methode om de waarde van derivaten te bepalen. Beide heren hebben dan al de nodige dollars verdiend met hun methode, door hun intensieve betrokkenheid bij het hedge fund Long-Term Capital Management (LTCM) dat in 1994 wordt opgericht. Blijkbaar is hun methode niet onder alle omstandigheden de kip met de gouden eieren, want na een explosieve groei gaat LTCM in 1998 failliet.

In 1999 richt Scholes alweer een nieuw hedge fonds op. Twijfel over de methode wordt weggewuifd. Dat het misging met LTCM, kwam louter en alleen door de unieke en onvoorspelbare Russische crisis in 1998. Bovendien, ze hebben voor hun methode toch de Nobelprijs gekregen! In november 2008 gaat ook dit bedrijf failliet. Hetzelfde geldt twee maanden later voor het bedrijf waar Merton de wetenschappelijke directeur is.

Zijn de leden van de selectiecommissie nu echt zo wereldvreemd dat ze niet op de hoogte waren van de commerciële activiteiten van beide kandidaten, en dat ze niet voorzagen welke invloed de toekenning van de Nobelprijs daarop zou hebben?

En wat te denken van Harry Markovitz die in 1990 de Nobelprijs voor zijn Moderne Portfoliotheorie kreeg. Toen hem werd gevraagd of hij zijn – zeer geavanceerde - model ook had toegepast bij zijn eigen beleggingen, moest hij bekennen dat hij simpelweg de ene helft van zijn vermogen in aandelen, de andere in obligaties had belegd. Hij is zeker niet de enige econoom die in zijn persoonlijke leven heel andere keuzes maakt dan zijn eigen theorie voorschrijft.

Deze blog is grotendeels gebaseerd op het boek van Offer en Söderberg (2016), The Nobel Factor, Princeton University Press.

Voetnoten


[1]        Het aantal keren dat in (gerenommeerde) vakbladen naar zijn publicaties wordt verwezen

Te citeren als

Hein Vrolijk, “Nobelprijs voor de Economie richt vooral schade aan”, Me Judice, 22 oktober 2021.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding door 'OZinOH'

Ontvang updates via e-mail