Zijn PSV-spitsen wel hun geld waard?

Onderwerp:
Zijn PSV-spitsen wel hun geld waard? image
Afbeelding ‘Statue of Coen Dillen’ van Chris Wilkinson (CC BY-NC-SA 2.0)
Spitsen zijn dure krachten in het betaald voetbal en bestuurders zullen zich soms vertwijfeld afvragen of spitsen wel hun geld waard zijn. De Tilburgse economen Van Ours en Van Tuijl bezien voor de 100-jarige geschiedenis van PSV wie de meest productieve spits aller tijden is en of PSV wel altijd een gelukkige hand heeft gehad in het kopen en verkopen van spitsen. PSV komt er goed van af. Dure spitsen scoren wel degelijk in Eindhoven maar het blijft lastig om in een vroegtijdig stadium de waarde van een spits te onderkennen.

100 jaar PSV

PSV bestond op 31 augustus 2013 honderd jaar. Ter gelegenheid hiervan nemen we de aanvalskracht van PSV onder de economische loep. We doen dit op twee manieren. Anderson en Sally (2013) stellen in hun recent verschenen boek The Numbers Game, Why Everything You Know About Football is Wrong een alternatief systeem voor om de topscorer te bepalen. Hierdoor geïnspireerd presenteren we een alternatieve benadering om het befaamde record van Coen Dillen – 43 doelpunten in het seizoen 1956-1957 – in perspectief te plaatsen. We bekijken wie de meest productieve spits was sinds de invoering van het betaald voetbal. Daarnaast besteden we aandacht aan het transferbeleid van PSV. We gaan na of Kuper en Szymanski (2012) gelijk hebben met hun stelling: ‘Dure spitsen scoren niet’. 

De meest productieve spits: het ene doelpunt is het andere niet

Coen Dillen scoort in het allereerste seizoen van de eredivisie, 1956-1957, maar liefst 43 doelpunten in 34 wedstrijden voor PSV. Dit is nog altijd een record. Wanneer een aanvaller in het begin van een eredivisieseizoen veel scoort wordt steevast de Coen Dillen Index – het aantal doelpunten dat Dillen na evenveel wedstrijden had gescoord – van stal gehaald (zie: www.coendillen.nl/statistieken.html). Hiermee wordt de suggestie gewekt dat de prestatie van Dillen als topscorer de allerbeste is in – ondertussen – 57 jaar eredivisievoetbal. Wij zijn van mening dat dit een vorm van ‘scorebordjournalistiek’ is, die de zaken te eenvoudig voorstelt. We plaatsen bij deze prestatie enige kanttekeningen, mede geïnspireerd dus door Anderson en Sally (2013). 

Het scoren van veel doelpunten is mooi voor – althans een deel van – het publiek, maar niet elk doelpunt is evenveel waard. De spits die, na een 1–0 achterstand, de wedstrijd met twee doelpunten alsnog in het voordeel van zijn ploeg beslist is erg belangrijk. Dat geldt minder voor de spits die twee doelpunten scoort nadat zijn team een 2-0 voorsprong heeft genomen. In The Numbers Game stellen Anderson en Sally een systeem voor waarbij een afzonderlijke koers voor doelpunten wordt gehanteerd, afhankelijk van de ranking van een goal. Dit impliceert een verschillende koers voor het eerste doelpunt, de tweede goal, enzovoorts. De aanvaller die vaak het eerste of tweede doelpunt scoort genereert dus een hogere totaalscore dan de spits die dikwijls de vijfde of zesde treffer laat aantekenen. Ons lijkt dat systeem wat bewerkelijk en vatbaar voor discussie. Een doelpunt voor een team met een zwakke verdediging is minder waardevol dan een doelpunt voor een team met een sterke defensie. Bij een 2–1 nederlaag is dat ene doelpunt nagenoeg zonder waarde, bij een 1–0 overwinning is het ene doelpunt beslissend.

Wij opteren voor een simpel systeem waarbij de what-if vraag relevant is. Hoeveel punten zou de club van de topschutter minder hebben vergaard als de speler in kwestie niet zou hebben gescoord? Bij een 2–1 nederlaag levert dat ene doelpunt géén punten op, bij een 1-0 overwinning levert die goal één punt op, althans in het systeem waarbij een overwinning twee punten oplevert. Volgens het driepuntensysteem – dat pas in het seizoen 1995-1996 in Nederland is ingevoerd - zou het enige doelpunt bij een 1-0 zege zelfs twee punten hebben opgeleverd. Volgens deze berekeningswijze komt de score voor Dillen in het seizoen 1956-1957 op negen punten uit; in het driepuntensysteem zou deze score 14 punten zijn geweest. Hoe verhoudt deze bijdrage zich tot die van de andere topscorers? In onderstaande tabel 1 worden de zes meest productieve goalgetters sinds de invoering van de eredivisie weergegeven:

Tabel 1: De effectiviteit van de zes meest scorende spitsen

Positie Seizoen Speler Club Rang­lijst Doel­punten Wed­strijden Gemid­delde P2 P3
1 56/57 Coen Dillen PSV 5 43 34 1,27 9 14
2 60/61 Henk Groot Ajax 2 41 32 1,28 10 17
3 59/60 Henk Groot Ajax 1 37 33 1,12 10 16
4 85/86 Marco van Basten Ajax 2 37 26 1,42 4 6
5/6 09/10 Luis Suarez Ajax 2 35 33 1,06 5 9
5/6 02/03 Mateja Kezman PSV 1 35 33 1,06 9 16

Bronnen: Van den Nieuwenhof en Aben (2002), Vermeer en Van Hoof (1999), Voetbal International, Elf Voetbal, archief Kranten Eemland, archief Leidse Dagbladen, krantenarchief Koninklijke Bibliotheek, psv.nl, psvweb.nl, P2 = punten volgens het tweepunten systeem , P3 = punten volgens het driepunten systeem.

Bij de top zes staan drie spelers van Ajax en twee spelers van PSV. Het gemiddelde van Dillen is in het seizoen 1956-1957 gelijk aan 1,265. Henk Groot overtreft hem in dit opzicht tijdens het seizoen 1960-1961. Hij scoort voor Ajax 41 doelpunten in 32 wedstrijden, een gemiddelde van 1,281. Een kwart eeuw later doet Marco van Basten het in dit opzicht nog beter. Hij komt tot 37 treffers in 26 wedstrijden, met het fabelachtige gemiddelde van 1,423. Na ruim twintig wedstrijden heeft hij al 34 keer gescoord, als een blessure hem parten gaat spelen. Zowel volgens het tweepuntensysteem als volgens het driepuntensysteem is Henk Groot in het seizoen 1960-1961 de meest waardevolle speler, ex aequo met/gevolgd door hemzelf een jaargang eerder. Coen Dillen (1956-1957) en Mateja Kezman (2002-2003) nemen na Henk Groot ex aequo een derde plaats in, met negen punten (volgens het tweepuntensysteem). Tabel 2 geeft de effectiviteit van de meest scorende spitsen van PSV weer. 

Tabel 2: De effectiviteit van de meest scorende spitsen van PSV

Positie Seizoen Speler Rang­lijst Doel­punten Wed­strijden Gemid­delde P2 P3
1 56/57 Coen Dillen 5 43 34 1,27 9 14
2 02/03 Mateja Kezman 1 35 33 1,06 9 16
3/4/5 03/04 Mateja Kezman 2 31 29 1,07 9 15
3/4/5 59/60 Coen Dillen 3 31 30 1,03 11 17
3/4/5 98/99 Ruud van Nistelrooy 3 31 34 0,91 9 12

Bronnen: Van den Nieuwenhof en Aben (2002), Vermeer en Van Hoof (1999), Voetbal International, Elf Voetbal, archief Kranten Eemland, archief Leidse Dagbladen, krantenarchief Koninklijke Bibliotheek, psvweb.nl, psv.nl, P2 = punten volgens het tweepunten systeem , P3 = punten volgens het driepunten systeem.

De bovenste twee zijn uiteraard Coen Dillen in 1956-1957 en Mateja Kezman in 2002-2003. Ze worden gevolgd door Mateja Kezman in 2003-2004, Coen Dillen in 1959-1960 en Ruud van Nistelrooy in 1998-1999. Opvallend is dat Coen Dillen in het seizoen 1959-60 met 31 doelpunten meer punten voor PSV oplevert (11) dan de Coen Dillen van 1956-1957 met 43 doelpunten. 

Al met al is het aantal van 43 doelpunten indrukwekkend maar niet bijzonder effectief. Blijft de vraag waarom Dillen zo vaak scoorde. Afgezien van het feit dat hij jarenlang een prima rechtsbuiten/rechtsbinnen was, is hiervoor nog een aantal verklaringen. Ten eerste is het allereerste eredivisieseizoen, 1956-1957, buitengewoon doelpuntrijk. In 306 wedstrijden vallen 1.139 doelpunten, resulterend in een gemiddelde van 3,72. Alleen in het seizoen 1958/1959 wordt dit gemiddelde nog overtroffen. In die jaargang wordt er 1.188 keer gescoord. Dit heeft een moyenne van 3,88 als resultaat. In de laatste tien seizoenen schommelt het gemiddelde aantal doelpunten ruwweg tussen 2,84 en 3,25. De grens van duizend doelpunten is in 1997-1998 voor het laatst overschreden (1.002). Naar onze mening is een tweetal factoren hiervoor bepalend. Nederlandse clubteams spelen tot in de jaren zestig volgens het stopperspilsysteem, met drie ‘echte’ aanvallers, twee binnenspelers, twee halfspelers en drie ‘echte’ verdedigers. Dit systeem is beduidend sterker op de aanval georiënteerd dan latere varianten als 4–2–4, 4–3–3 en 4–4–2. Ten slotte zijn er in het seizoen 1956-1957 slechts drie eindklasseringen waar consequenties aan zijn verbonden. De nummer één (Ajax) wordt tot landskampioen gekroond, terwijl de nummers zeventien en achttien (Willem II en Eindhoven) degraderen. Dit impliceert dat er in de tweede helft van het seizoen veel wedstrijden worden gespeeld waarvan het belang slechts gering is.

Bij onze berekeningen zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen. Door eerst te selecteren op aantal doelpunten en daarna pas uit te rekenen wat de bijdrage is in termen van punten ontstaat een vertekend beeld. In het seizoen 1967-1968 scoorde Willy van der Kuijlen 21 doelpunten voor PSV, maar die waren – resulterend in tien punten in het oude systeem! – belangrijker dan de 43 doelpunten van Coen Dillen. Aldus overtreft Van der Kuijlen dus Dillen, met slechts 49 procent van diens doelpuntentotaal! Eenzelfde vergelijking kunnen we maken met Mateja Kezman in het seizoen 2000-2001. In dat seizoen scoort hij ‘slechts’ 24 doelpunten maar hiermee is hij goed voor 17 punten (tien punten in het oude systeem). Ten slotte zetten we Dillen af tegen de twee topschutters van het voorafgaande eredivisieseizoen, namelijk Wilfried Bony (Vitesse) en Graziano Pellè (Feyenoord). De 31 treffers van Bony zijn goed voor 21 punten (14 in het oude systeem), de 27 doelpunten van Pellè helpen zijn club zelfs aan 22 punten (13 in het oude systeem).

Het is duidelijk dat het aantal gescoorde doelpunten een verre van perfecte maatstaf is voor de betekenis van een aanvaller. Uiteraard is voetbal een teamsport, dus ook assists en de afleiding van de tegenstander zijn factoren die van groot belang zijn. Anderson en Sally ontwikkelen een alternatieve maatstaf die kan dienen om clubs betere beslissingen op de transfermarkt te laten nemen. Zo komen ze met de suggestie dat Darren Bent een betere aankoop voor Chelsea zou zijn geweest dan Fernando Torres. Een nadere uitwerking van ons meetinstrument zou clubs eveneens kunnen helpen bij het transferbeleid, afgezien van de mogelijkheid tot historische vergelijkingen.

Dure spitsen scoren best veel

In Soccernomics presenteren Simon Kuper en Stefan Szymanski (pp. 50–51; voortaan K&S) een dozijn vuistregels voor een profvoetbalclub om succesvol op de transfermarkt te opereren. In de afgelopen eeuw heeft PSV haar successen vooral via een uitgekiend transferbeleid behaald. Al in 1921 was de promotie naar de Eerste Klasse mede het resultaat van het slim aantrekken van spelers. De onderneming Philips werd daarbij ingezet als werkgever en als (potentiële) afnemer. Doelman Schudi kreeg een baan op het kantoor van Philips en kwam van Sparta uit Rotterdam. Rechtshalf Liebregts zag de overstap van EVV Eindhoven naar PSV beloond met Philips als nieuwe klant voor de touwslagerij van zijn familie. In de afgelopen 100 jaar heeft PSV soms – onbewust – gehandeld conform de ‘adviezen’ van K&S, maar vaak ook niet, met wisselende resultaten. We beperken ons overigens tot de periode na het Bosman-arrest van 15 december 1995. Daarna kwam de trein van de voetbalsport aan de andere kant uit de tunnel en zag het landschap er totaal anders uit. 

De Nederlandse vertaling van de eerste versie van het boek van K&S heeft als titel ‘Dure Spitsen Scoren Niet’. Deze titel suggereert dat spitsen voor wie een hoog transferbedrag is betaald slechts moeizaam tot scoren komen. Hoe is het PSV vergaan? Onderstaande tabel 3 geeft inzicht in de centrumspitsen die PSV na december 1995 heeft gekocht. Wij beperken ons hierbij tot de spelers die meer dan één competitiewedstrijd voor PSV hebben gespeeld.

Tabel 3: Voor inflatie gecorrigeerde transferbedragen, wedstrijden, doelpunten en gemiddelde, door PSV gekochte spitsen (0 = transfervrij), 1995–2013

Speler Aankoop­bedrag (Me; euro’s
van 2006)
Verkoop­bedrag (Me; euro’s
van 2006)
Wed­strijden Doel­punten Gemid­delde (per wed­strijd)
Francisco Cláudio Oliveira Pereira - - 17 4 0,24
Marcelo da Silva Ramos 6,23 1,22 22 11 0,5
Gilles de Bilde 3,04 5,85 49 24 0,49
Arnold Bruggink 0 0 152 59 0,39
Peter Møller-Nielsen 1,83 3,41 22 6 0,27
Ruud, van Nistelrooy 8,37 31,3 67 62 0,92
Mateja Kezman 16,02 7,71 122 105 0,86
Jan Vennegoor of Hesselink 9,23 4,9 157 73 0,46
Johan Vonlanthen Benavidez 0,83 0,8 29 6 0,2
Jefferson Farfán 3,6 9,6 118 57 0,48
Gerald Sibon 0,77 0 21 6 0,29
Robert de Pinho de Souza 4,05 3,44 16 2 0,13
Aruna Koné * 9 11,81 53 21 0,4
Archie Thompson huur einde huur 2 0 0
Patrick Kluivert 0 0 16 3 0,19
Diego Tardelli huur einde huur 13 3 0,23
Jonathan Reis 2,46 0 26 11 0,42
Danny Koevermans 6,79 0 81 34 0,42
Danko Lazović 5,9 4,69 82 24 0,29
Stef Nijland 3,84 0 18 1 0,06
Marcus Berg huur einde huur 25 8 0,32
Jeremain Lens 3,28 7,86 96 34 0,35
Tim Matavz 5,49 nog actief 55 22 0,4
Jan Vennegoor of Hesselink 0 einde loopbaan 17 2 0,12

Bron: transfermarkt.de, psvweb.nl, psv.nl, Eindhovens Dagblad (Reis en De Bilde, aankoopbedragen), Fulhamweb.co.uk (Møller-Nielsen, verkoopbedrag). De data van transfermarkt.de zijn wellicht voor seizoenen die verder in het verleden liggen niet altijd even betrouwbaar, maar op deze wijze is uniformiteit gerealiseerd.

De transferbedragen zijn gecorrigeerd voor inflatie met de consumentenprijsindex (CPI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze is voor het (basis)jaar 2006 gelijk aan 100. Verder bevat de tabel het aantal gespeelde competitiewedstrijden, het aantal gescoorde doelpunten en het resulterende gemiddelde. Als we het voor inflatie gecorrigeerde transferbedrag en het gemiddelde aantal doelpunten tegen elkaar uitzetten resulteert dit in de onderstaande Figuur 1.

Figuur 1: Verband tussen transferbedrag en gemiddelde score

Figuur 1: Verband tussen transferbedrag en gemiddelde score

Deze figuur laat een positief verband zien tussen transferbedrag en gemiddelde. Dure spitsen, zoals Van Nistelrooy en Kezman, zijn wel degelijk productief. Van de ‘gratis’ spitsen geldt dit alleen voor Bruggink, want Kluivert en Vennegoor of Hesselink – in zijn tweede termijn – blijken niet langer doelpuntenmachines te zijn. ‘Gratis’ duidt hier overigens op de afwezigheid van een transfersom. Eventuele teken- of handgelden worden zelden of nooit gerapporteerd.

Bij deze beschrijvende analyse passen nog een paar kanttekeningen. In de eerste plaats geldt ook vóór het Bosman-arrest een positieve relatie tussen het door PSV betaalde transferbedrag en het (gemiddeld) aantal doelpunten. Een snelle doorlichting van het cijfermateriaal ter zake spreekt dit niet tegen. Zo was Romário in het najaar van 1988 niet goedkoop, maar hij was wel een waarborg voor goals en succes: drie titels, een beker en deelname aan de eerste versie van de UEFA Champions League. Zijn aankoop was dus een gelukkige greep van het kwartet Hiddink, Ploegsma sr., Ruts en Van Raaij. Ook Ronaldo en Nilis blijken trefzeker: dat had het trio Arnesen, Maeijer en De Mos goed gezien in de zomer van 1994. Deze voorbeelden duiden er overigens op dat een ander advies van Kuper en Szymanski (benut steeds de ‘wisdom of the crowds’) vaak door PSV ter harte is genomen. 

Conclusie

Sommige spitsen scoren amper voor PSV maar worden daarna alsnog erg duur. In 1998 wordt Eidur Gudjohnsen fysiek ongeschikt bevonden voor topvoetbal. Zes jaar later gaat Klaas-Jan Huntelaar voor minder dan één miljoen euro naar Heerenveen. In de zomer van 2000 vertrekt Gudjohnsen voor omgerekend 7,5 miljoen euro van Bolton Wanderers naar Chelsea FC. Huntelaar verkast begin 2009 voor meer dan 25 miljoen euro van Ajax naar Real Madrid. De slogan ‘Dure spitsen scoren niet’ geldt in het algemeen niet voor PSV. Wel is er een enorme variatie in scores. Het is en blijft moeilijk de kwaliteit van een spits vroegtijdig te onderkennen. 

Referenties

Anderson C. en D. Sally (2013), The Numbers Game: Why Everything You Know About Football is Wrong, Penguin Books, Limited, pp. 1–384.

Berk, J. vdn., & Kock, A. D. (2006,. Het Kanon: Coen Dillen, seizoentopscorer aller tijden. Eindhoven, De Boekenmakers.

Kuper, S., en Szymanski, S. (2009), Dure spitsen scoren niet en andere raadsels van het voetbal verklaard, Amsterdam, Nieuw Amsterdam.

Kuper, S., en Szymanski, S. (2012), Soccernomics, Harper Collins.

Nieuwenhof, F. v.d., en M. Aben (2002), Voor rood-wit gezongen: Philips Sport Vereniging: de rijke historie aan de Frederiklaan, Eindhoven, PSV.

Vermeer, E., en Hoof, M. van (1999), Ajax 100 jaar: jubileumboek 1900-2000, Amsterdam, Luitingh-Sijthoff.

Te citeren als

Jan van Ours, Martin van Tuijl, “Zijn PSV-spitsen wel hun geld waard?”, Me Judice, 30 augustus 2013.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding ‘Statue of Coen Dillen’ van Chris Wilkinson (CC BY-NC-SA 2.0)

Ontvang updates via e-mail