Wat is er eigenlijk mis met ons pensioenstelsel? Niet veel

Onderwerp:
Dossier:
Wat is er eigenlijk mis met ons pensioenstelsel? Niet veel image

Afbeelding ‘Kabinet Rutte’ van Roel Wijnants (CC BY-NC 2.0).

In de kabinetsformatie zal het onderwerp pensioen ongetwijfeld aan bod komen, hoewel het tijdens de verkiezingscampagnes akelig stil was rond het aanvullend pensioen. Volgens Bernard van Praag zijn er vergaande hervormingen in de maak die het aanvullende pensioensysteem de facto privatiseren waarbij pensioenrisico’s op den duur volledig door het individu worden gedragen. De huidige pensioenplannen zijn in hun zucht naar houdbaarheid en transparantie doorgeschoten.

Hervormingen in de maak

Wanneer we de geruchten mogen geloven zou een nieuw kabinet knopen willen doorhakken over het pensioenstelsel. Het gaat dan in grote lijnen om de volgende wijzigingen:

  • Het opheffen van de doorsneepremie
  • Naar een stelsel van individuele rekeningen
  • Voorwaardelijke indexatie van aanvullende pensioenen
  • Vervangen van uitkeringsovereenkomst door premie-overeenkomst
  • Opheffen van de ‘grote’en misschien zelfs van de ‘kleine’ verplichtstelling

Een realisatie van één of meer van deze punten zal grote consequenties hebben voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Pensioen is uitgesteld loon en als zodanig zijn alle regelingen over het aanvullend pensioen deel van de arbeidsvoorwaarden. Er kan geen twijfel over zijn dat er door de wetgever bindende eisen moeten worden opgelegd aan de regels omtrent pensioen. Individuele werknemers kunnen de problematiek, die vaak betrekking heeft op ontwikkelingen die pas dertig jaar of meer na dato zichtbaar worden, niet overzien. En zelfs wanneer die kennis wel aanwezig is heeft de individuele werknemer geen enkele onderhandelingsmacht. Ik ben er dus geen voorstander van de pensioenen maar aan de markt over te laten. Sterker nog, ik zie geen enkele reden waarom het huidige pensioenstelsel in crisis zou verkeren en slechts na dramatische wijzigingen in enigerlei vorm zou kunnen worden gecontinueerd.

In de huidige discussie wordt veelvuldig verwezen naar voor de leek niet doorzichtige berekeningen met voor buitenstaanders niet-toegankelijke rekenmodellen, waarbij vele factoren een rol spelen zoals de demografie ,risicofactoren, rentefluctuaties, fluctuaties van aandelenkoersen, enz., enz.

Dit maakt de deelname aan de discussie voor de gewone burger praktisch onmogelijk. De discussie wordt in feite beheerst door een tiental wetenschappers wier onderzoek voor een groot deel wordt gefinancierd door ‘vested interests’ zoals de overheid, pensioenfondsen en verzekeraars. Ik noem dit kortheidshalve ‘het penioen-industriële complex’. Weliswaar zijn er nog vele andere opiniemakers die zich in de publieke discussie mengen zoals bewindspersonen, ambtenaren, parlementariërs, maar hun oordeel berust niet op eigen onderzoek maar wordt gebaseerd op de uitkomsten van modellen en de evaluatie daarvan , die worden aangeleverd door het industriële complex.

Wanneer we afzien van alle complicerende toeters en bellen, die de discussie verduisteren, dan is het pensioen in essentie helemaal geen moeilijke materie. Bij de bespreking zal ik dan ook uitgaan van een simpel voorbeeld. We zullen aannemen dat een ieder 40 jaar werkt en dan 20 jaar van zijn pensioen geniet om vervolgens te overlijden. Eenvoudigheidshalve nemen we aan dat de werknemer gedurende zijn leven hetzelfde blijft verdienen en dat er geen fiscale aftrek is. Wij nemen aan dat het nominale rendement van een fonds 4 procent is. Uiteraard is dit een voorbeeld, waarbij de parameters kunnen worden veranderd, maar waarbij de uitkomsten kwalitatief dezelfde blijven.

De doorsneepremie

Een pensioencontract houdt een toezegging in om gedurende het leven na de datum van pensionering een bepaalde uitkering te ontvangen. Op het moment van pensionering heeft die toezegging een bepaalde waarde, de zogenaamde contante waarde van de pensioenstroom. Zo is bij een nominale rente van 4 procent de contante waarde van een pensioen van €10.000 per jaar gedurende 20 jaar gelijk aan €141.500. Op de datum van pensionering moet er dus gedurende de 40 voorafgaande jaren een bedrag zijn opgespaard van €141.500 . Hoe moet dit worden opgespaard? Daarvoor zijn natuurlijk vele profielen mogelijk. Het nu gebruikelijke profiel is dat een werknemer gedurende zijn werkzame leven een vast percentage van zijn loon als pensioenpremie afdraagt. Dat is ongeveer 14 procent van €10.000, dus circa €1400 per jaar. Is het pensioen 70 procent van het loon, dan komt dit neer op ongeveer 10 procent pensioenpremie per jaar. Dit is het systeem van de doorsneepremie.

Er is nog een manier om een pensioen te kopen: de koopsompolis. Hierbij betaalt men éénmaal een bedrag, zeg op de leeftijd van 25 en na 40 jaar wordt het inmiddels opgerente bedrag gebruikt voor de koop van een pensioenannuïteit. Het is dus mogelijk het pensioen op te bouwen door elk jaar een koopsompolis te kopen; in totaal dus 40 koopsompolissen. Wanneer alle koopsompolissen eenzelfde pensioenbedrag genereren, dus in ons voorbeeld 141.500/40 = € 3537, dan is bij pensionering hetzelfde totaalbedrag voorhanden.

Echter, de aankoopsommen per jaar verschillen enorm. Voor het eerste jaar is €736 verschuldigd, voor het 10de jaar €1097, voor het 20ste jaar €1627 en voor het laatste jaar vóór pensionering zelfs €3396. De laatste premie is dus ca. 4,5 maal zo groot als de eerste premie.De verschillen komen doordat de eerste aankoop 40 jaar kan oprenten maar de laatste aankoop slechts één jaar. De vraag is dan of deze herverdeling van de premie waarbij men inderdaad de eerste jaren heel weinig pensioenpremie hoeft te betalen maar het in latere jaren dubbel en dwars op zijn brood krijgt wel zo aanlokkelijk is voor al die werknemers die niet op hun 40ste zzp-er worden. Er gaat elk jaar een afweging plaatsvinden tussen de hoogte van de premie en de hoogte van het daarmee te kopen pensioen. Wanneer men jong is is die verhouding zeker voordelig, namelijk 3537/736 = 4,8 maar voor de 64-jarige is die verhouding gedaald naar 1,04. De premie van €3396 te betalen in het laatste jaar geeft een marginale verhoging van het pensioen van €260 per jaar. De vraag is of de oudere werknemer dan niet de voorkeur zal gaan geven aan het niet-betalen van die hoge premie, waarbij een hogere consumptie nu wordt geprefereerd boven het schijntje extra pensioen dat nog kan worden opgebouwd.

Dat kan ertoe leiden dat er druk zal ontstaan om de verplichting tot het betalen van de pensioenpremie, althans voor ouderen, op te heffen en daarmee de deur open te zetten voor een uittocht van oudere werknemers uit het pensioensysteem. Wanneer we de premie zouden fixeren en de opgebouwde rechten degressief laten dalen met de stijgende leeftijd krijgen we hetzelfde afwegingsprobleem. De laatste premiebetalingen leiden tot een verwaarloosbare stijging van pensioenrechten. We kunnen concluderen dat het opheffen van de doorsneepremie ten gunste van een progressieve premie, c.q. een degressieve opbouw, waarschijnlijk zal leiden tot lagere pensioenen voor iedereen. Bovendien komt de stabiliteit van het stelsel in het gedrang.

Individuele rekeningen of een collectief pensioen?

Een tweede hervorming betreft de overstap naar individuele pensioenrekeningen. Tot dusver, is het niet helemaal duidelijk hoe elk jaar die individuele rekening wordt bijgevuld. Stel dat het is met de dat jaar betaalde premie. Daarna zal natuurlijk ook het rendement op het individuele spaargeld moeten worden bijgeschreven, maar daar beginnen de moeilijkheden. Gaat het om het rendement dat het afgelopen jaar op de fondsportefeuille is gemaakt? Dat kan natuurlijk heel erg fluctueren van jaar tot jaar. Neemt men het gemiddelde rendement over de laatste tien jaar (circa 6 procent), of de zogenaamde marktrente (nu circa 1 procent), die gemiddeld veel lager is dan het fondsrendement? Of differentieert men naar de leeftijd van de werknemer waarbij jongeren met een risicovol beleggingsprofiel meer rente maken dan de oudjes die conservatief moeten beleggen? En wat doet men wanneer blijkt dat juist vóór pensionering het saldo op die individuele rekening door toevallige fluctuaties onvoldoende is om het toegezegde pensioen uit te betalen, of wanneer dat saldo door de goede luim van de beurs veel hoger is dan vereist voor de uitbetaling van het toegezegde pensioen? Zijn die saldi alleen boekhoudkundig waarneembaar of kan een deelnemer dat saldo ook opnemen en daarmee naar een ander pensioenfonds of verzekeraar stappen ? Dan zou een exodus van goede risico’s mogelijk zijn, waardoor het fonds van de achterblijvers zou kunnen omvallen met desastreuze gevolgen voor de laatsten die de deur dicht doen. Wanneer het mogelijk zou zijn om de rekening te legen om er een huis van te kopen of zelf te gaan beleggen is de kans groot dat het individu tenslotte te weinig pensioen heeft opgebouwd en dat de maatschappij met het verlenen van bijstand zal moeten inspringen.

Doorgeschoten transparantie

Men moet zich afvragen wat eigenlijk het nut is van deze doorgedreven transparantie. Kan men niet volstaan met de informatie hoelang men premie heeft betaald en welk pensioen men tegemoet kan zien?Het belangrijkste punt dat veelal over het hoofd wordt gezien is dat het collectieve stelsel van het groepspensioen (zie Booth et al. (2004)) dat wij nu kennen stoelt op een heel ander concept dan het individuele pensioen dat de actuele opiniemakers als model hanteren. Bij het collectieve model is er geen individueel eigendom. Het fonds is eigendom van de groep als geheel inclusief de toekomstige deelnemers. De groep heeft een eeuwig leven, waarbij de groep wordt aangevuld door jonge toetreders terwijl oude gepensioneerden afsterven. Dat geeft de mogelijkheid allerlei fluctuaties van de rendementen en andere willekeurige conjunctuurschokken over de tijd te middelen. Dan zijn ook alle toevallige fluctuaties van beurskoersen, enz. van minder belang, temeer omdat pensioenfondsen per jaar slechts een klein percentage (circa 2 procent) van hun reserves liquide hoeven te hebben voor uitkeringen. Mijns inziens dienen we dat concept van het groepspensioen te handhaven.

Voorwaardelijke indexatie

Wanneer je iets vaak genoeg zegt gaat iedereen het geloven. Dat mechanisme werkt ook in de huidige pensioendiscussie. Wanneer de heren De Boer, Rutte, en mevrouw Klijnsma, om slechts enkele dramatis personae te noemen, maar vaak genoeg zeggen dat onvoorwaardelijke indexatie onhoudbaar is, dan gaat de goegemeente dat geloven. Inderdaad zijn er gebeurtenissen denkbaar waarbij de pensioenvoorziening in het gedrang komt zoals de gierende inflatie in Duitsland in de jaren ’20 van de vorige eeuw of een wereldoorlog waarin onvoorstelbare verwoestingen het industriële apparaat lam leggen. Bij zulke gebeurtenissen heeft iedereen er begrip voor dat de indexatie niet of slechts beperkt mogelijk is. Tot het onmogelijke is niemand gehouden zei reeds Den Uyl. Er is echter geen enkele reden om bij toevallige fluctuaties in de jaarrendementen over te gaan tot het opschorten van de indexatie of korten.

Er zijn slechts enkele basale voorwaarden waaraan een pensioenfonds zich moet houden. In de eerste plaats dient de premie kostendekkend te zijn, wat de laatste jaren bij veel fondsen niet het geval is. Wanneer de premie structureel te laag is vastgesteld om sociale partners te behagen is het naïef om te denken dat men adequaat kan indexeren. De tweede en derde bedreiging zijn de valutarisico’s (bijv. bij devaluatie) en inflatie. Om deze risico’s te pareren dient men goed internationaal gespreid te beleggen en om het inflatierisico te ontgaan dient men zoveel mogelijk te beleggen in reële waarden als aandelen en vastgoed en niet in nominale waarden zoals Nederlandse en Duitse staatsobligaties. Reële waarden zijn goeddeels inflatie-proof.

Vervangen van uitkeringsovereenkomst door premie-overeenkomst

Het zal uit het voorgaande dan ook duidelijk zijn dat ik geen enkele noodzaak zie de huidige uitkeringsovereenkomst te vervangen door een premie-overeenkomst, waarbij de pensioendeelnemer maar moet afwachten wat er aan het eind van de rit voor hem in petto is. De Amerikaanse ervaringen ten deze zijn rampzalig. De invoering van de premie -overeenkomst waarbij de zekerheid over een redelijk pensioen de werknemer wordt ontnomen zal leiden tot een ontwrichting van de arbeidsmarkt.

Bij onzekerheid over een redelijk pensioen zullen de looneisen omhoog gaan om zo vlug mogelijk eigen reserves te kunnen aanleggen en ‘binnen te varen’. De mogelijkheid om elders meer te verdienen zal sneller worden benut en daardoor zal de loyaliteit van de werknemer aan zijn werkgever afnemen.

Opheffen van verplichtstellingen

Men hoort stemmen die pleiten voor een opheffen van de gedwongen winkelnering, waarbij de werknemer zijn pensioen gedwongen dient onder te brengen bij een bepaald bedrijfstakpensioenfonds, c.q. ondernemings- of beroeps- pensioenfonds of verzekeraar. Hoewel er individueel slimmeriken zijn die zeker beter uit zijn bij de mogelijkheid tot individueel shoppen zal dit toch voor de grote meerderheid niet zo zijn. Het individu heeft immers geen macht in de onderhandeling met fondsen of verzekeraars. Wel zou ik ervoor zijn dat voldoende representatieve verenigingen van werknemers en gepensioneerden de mogelijkheid hebben hun collectieve pensioen ergens anders onder te brengen dan bij een bindend voorgeschreven fonds. In feite blijkt het kiezen van een andere uitvoerder ook nu al mogelijk. Overigens zijn de prestaties van grote bedrijfstakpensioenfondsen doorgaans veel beter dan van private verzekeraars. Aan de kleine verplichting, namelijk dat elke werknemer verplicht moet deelnemen aan een collectieve pensioenregeling, zou ik niet willen tornen. Ik zou die verplichting ook willen uitbreiden tot tijdelijke contracten, flexwerkers en zzp'ers. Anders zitten we over enige decennia met een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking dat geen adequaat pensioen heeft opgebouwd en dat dan door een soort monster-AOW en/of bijstand in leven zal moeten worden gehouden.

Conclusie

Het zal de lezer duidelijk zijn dat ik geen voorstander ben van het overboord zetten van ons huidige pensioensysteem. Dat is niet vanuit het natuurlijke conservatisme dat vele gepensioneerden eigen is, maar omdat ons huidige systeem inderdaad (nog) ‘het beste ter wereld’ is. Natuurlijk zal er te allen tijde ruimte moeten zijn voor kleine wijzigingen om het systeem bij de tijd te houden, zo zou men kunnen denken aan een hergroepering van bedrijfstakken, maar laten we vooral niet het kind met het badwater weggooien.

Referentie:

Booth, Ph., R. Chadburn, S. Haberman, D. James, Z. Khorasanee, R.H. Plumb, en B.Rickayzen (2004), Modern Actuarial Theory and Practice, second edition, Chapman and Hall/CRC.

Te citeren als

Bernard van Praag, “Wat is er eigenlijk mis met ons pensioenstelsel? Niet veel”, Me Judice, 28 maart 2017.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Kabinet Rutte’ van Roel Wijnants (CC BY-NC 2.0).

Ontvang updates via e-mail