Afschaffing doorsneesystematiek
Met de hoofdlijnennotitie (Ministerie van SZW, 2015) die staatssecretaris Klijnsma medio vorig jaar naar de Tweede Kamer stuurde, is de discussie over het
pensioenstelsel in een nieuwe fase beland. De doorsneesystematiek zal worden afgeschaft, zo veel is inmiddels duidelijk. Maar wat blijft er over van de
intergenerationele risicodeling die zo kenmerkend is voor het huidige stelsel?
Waarde van risicodeling
Er bestaat veel onduidelijkheid over de waarde van deze risicodeling. Risicodeling impliceert solidariteit, volgens sommigen een groot goed, maar lastig te
kwantificeren. Anderen benadrukken dat risicodeling gepaard gaat met discontinuïteitrisico – dat wil zeggen het risico dat het pensioenstelsel ophoudt te bestaan
doordat nieuwe generaties niet meer toetreden - en een gebrek aan transparantie. In de wetenschappelijke literatuur bestaan diverse onderzoeken naar de
welvaartseffecten van pensioenstelsels, maar deze schieten op minstens drie punten tekort:
- Sommige onderzoeken gebruiken een criterium als bijvoorbeeld gemiddelde pensioenpremie of -uitkering. Noch premie noch uitkering meten echter de bijdrage
van een pensioenstelsel aan de welvaart van een persoon over de hele levenscyclus. Bovendien schiet het gemiddelde tekort; ook de zekerheid dat premie of
uitkering zullen samenvallen met het gemiddelde, speelt bij welvaartsanalyse een rol.
- Sommige onderzoeken beoordelen de bijdrage van een pensioenstelsel aan de welvaart zonder aandacht voor de overgangsproblematiek. Juist bij
pensioenhervorming en vooral wanneer elementen van het omslag- voor het kapitaaldekkingsstelsel (of omgekeerd) worden ingeruild, speelt de stelselovergang
een cruciale rol (Sinn, 2000). Het onderzoek van het CPB naar de doorsneesystematiek (Lever et al., 2014) illustreert hoe belangrijk deze overgangsproblematiek kan zijn.
- Sommige onderzoeken beschouwen pensioenstelsels die te ver van de werkelijkheid af staan om hierover nog iets te kunnen zeggen. Vooral populair is de
aanname dat fondsen over net zoveel beleidsinstrumenten beschikken als het aantal generaties dat ze representeren. De praktijk wijkt hier sterk van af en
dit bepaalt mede de uitkomsten van onderzoek
In het onderzoek van Bonenkamp, Broer en ondergetekende wordt getracht die valkuilen in het denken over pensioen te voorkomen (Westerhout et al.,
2016)[1]. Dit onderzoek beoordeelt
verschillende pensioenstelsels op hun bijdrage aan de welvaart van huishoudens over hun hele levenscyclus, met aandacht voor mogelijke effecten op
generaties bij de introductie van een stelsel en met aandacht voor het feit dat pensioenstelsels sterk van ideaaltypische stelsels kunnen afwijken.
Waarde collectief contract
Dit onderzoek concludeert dat de bijdrage van verschillende pensioenstelsels aan de welvaart zeer verschillend is. Het constateert verder dat wanneer we
een benchmark collectief pensioencontract (vaste pensioenpremie, hersteltermijn van 10 jaar, pensioenfondsvermogen voor de helft in aandelen en voor de
helft in obligaties belegd) vergelijken met een naar inhoud vergelijkbaar individueel contract, het collectieve contract het beter doet dan het individuele
contract. De winst van het collectieve contract is echter beduidend kleiner dan gevonden in eerder onderzoek. [2] Voorts blijkt dat wanneer een
individueel contract beleggen tijdens de uitkeringsfase toestaat, dit specifieke contract het aanmerkelijk beter doet dan het benchmark individuele
contract. Tot slot scoort zowel een collectief contract met variabele pensioenpremie als een collectief contract met een dubbel zo lange hersteltermijn
hoger dan het benchmark collectieve contract.
De uitkomsten kennen als gemeenschappelijke noemer de beleidsvrijheid van fondsen. Een vaste premie maakt het pensioenfondsen onmogelijk werkenden te
betrekken in de risicodeling, een korte hersteltermijn beperkt het aantal toekomstige generaties dat hierin kan worden betrokken en het niet kunnen
beleggen tijdens de uitkeringsfase beperkt het fonds in zijn portefeuillekeuze. Het laatste correspondeert met eerder onderzoek dat concludeert dat
deelnemers vaak een flexibele boven een vaste annuïteit verkiezen (Ambachtsheer, 2016).
Onzekerheid
Met deze resultaten biedt het onderzoek mogelijk enig houvast in de pensioendiscussie. Toch is hiermee het laatste woord zeker niet gezegd en wel om ten
minste drie redenen.
Allereerst concentreert het onderzoek zich op aandelenrendementrisico. Dat lijkt de belangrijkste bron van risico, maar is niet het enige; ook de
toekomstige inflatie, rente, wisselkoersen, levensverwachting, arbeidsproductiviteit en continuïteit van het stelsel zijn risicofactoren. Op voorhand kan
niet worden uitgesloten dat het niet meenemen van deze risicofactoren de resultaten significant beïnvloedt.
Een tweede punt betreft de risicodeling binnen generaties. Pensioenen zijn sectoraal georganiseerd, in de vorm van bedrijfstak-, ondernemings- en
beroepspensioenfondsen. Deze fondsen zijn niet identiek: niet in de pensioenregeling, niet in het deelnemersbestand, niet in de financiële positie. Dit
beperkt de risicodeling binnen generaties. Neem om dit te verduidelijken bijvoorbeeld een schok op financiële markten die een pensioenfonds voor een deel
opvangt door de premie te verhogen. Des te groter de groep pensioengerechtigden, des te forser de premieverhoging die nodig is om de schok te absorberen.
Ofwel, werknemers in een grijs pensioenfonds worden met meer premieverhoging geconfronteerd dan vergelijkbare werknemers in een groen fonds. Risicodeling
tussen de twee fondsen zou de welvaart verhogen, maar deze vorm van risicodeling blijft door de sectorale organisatie van pensioenen onbenut. Wat dit
betreft is de oplossing die Bonenkamp et al. (2011) geven, namelijk de overgang naar een nationaal pensioenfonds, nog steeds interessant.
Enigszins vergelijkbaar hiermee is het onderscheid tussen werknemers in loondienst en zzp’ers. De laatsten doen voor een belangrijk deel niet mee aan de
risicodeling die door pensioenfondsen wordt vormgegeven. Uitbreiding van de basis voor risicodeling door zzp’ers in de pensioenfondsen te laten opgaan, zou
in het voordeel van zowel werknemers in loondienst als zzp’ers kunnen werken. Ook hier laat de huidige organisatie van pensioenen een deel van de mogelijke
baten van risicodeling onbenut.
Conclusie
Wat kunnen we nu, samenvattend, stellen over de risicodeling bij collectieve pensioenfondsen? Dat is dat risicodeling bij collectieve pensioenfondsen de
welvaart van deelnemers verhoogt, zij het minder dan eerder gedacht. Los daarvan zijn er meerdere mogelijkheden om de risicodeling tussen en binnen
generaties te vergroten.
Voetnoten:
[1] Een meer uitgebreide versie is te vinden in Bonenkamp et al. (2015).
[2] Ik presenteer hier niet de precieze cijfers om te voorkomen dat de uitkomsten van een gestileerd model te direct vertaald worden naar de beleidsdiscussie; de waarde van het onderzoek ligt wat mij betreft meer in de kwalitatieve resultaten zoals hierboven geschetst.
Referenties:
Ambachtsheer, K.P., 2016, Solving the ‘annuity puzzle’: it’s all in how you ask the question, The AMBACHTSHEER Letter, February.
Bonenkamp, J., P. Broer en E. Westerhout, 2015, Intergenerationele risicodeling in collectieve en individuele pensioencontracten, Netspar design paper
42, Tilburg.
Bonenkamp, J., L. Meijdam, E. Ponds en E. Westerhout, 2011, Het ideaal van een nationaal pensioenfonds, Me Judice.
Lever, M., J. Bonenkamp en R. Cox, 2014, Doorsneesystematiek in pensioenen onder druk?, CPB Policy Brief
2014/01, Den Haag.
Ministerie van SZW, 2015,
Kamerbrief Hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel, 2015- 0000167904
, Den Haag.
Sinn, H.W., 2000, Why a Funded Pension System is Useful and Why it is Not Useful, International Tax and Public Finance 7, 389-410.
Westerhout, E., J. Bonenkamp en P. Broer, 2016,
Intergenerationele risicodeling in collectieve en individuele pensioencontracten
, TPE digitaal 2016, 37-53.
Te citeren als
Ed Westerhout, “Hoe waardevol is de risicodeling bij collectieve pensioenfondsen?”,
Me Judice,
15 maart 2016.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Blue And Pink Piggy Banks’ van Ken Teegardin (
CC BY-SA 2.0