Relationele economie
In onze jeugd zijn we allemaal opgevoed en onderwezen in de belangrijkste
waarden, die ons leven sturen. We hebben de wereld verkend in een
liefdevolle omgeving, waardoor onze angst voor het onbekende geen kans
kreeg om ons te verlammen. We hebben allemaal de potentie om lief te
hebben, en deze liefde om te zetten in een aantal waarden, die
verwezenlijkt moeten worden. Bovenberg noemt er drie: welzijn,
inclusiviteit en duurzaamheid. Deze doelen kunnen bereikt worden door
samenwerking, die de vorm van een hiërarchie, van marktconcurrentie of van
vrijwillige samenwerking kan aannemen. Bij een goed verloop voor alle
partijen wordt het vertrouwen, en daardoor de samenwerking bestendigd. Als
gevolg van fouten en misverstanden kan het vertrouwen geschaad worden,
waardoor we in een negatieve spiraal terechtkomen. Beroving vormt een
bedreiging. Hierdoor wordt groepsvorming en sociale strijd versterkt.
Leiders van groepen moeten groepssentimenten onderdrukken, en de dialoog
met leiders van de tegenstanders aangaan. Waar het gaat om landen, moet de
overheid de leiding nemen om de interne cohesie te versterken, en het
gesprek met de leiders van andere landen aangaan.
Neoklassieke economie
Bovenberg zet zijn benadering af tegen de heersende neoklassieke economie.
Deze stroming is gebaseerd op de bekende homo economicus. Deze figuur is
economisch gemotiveerd, gaat geen sociale relaties aan, en maakt op
volledig rationele wijze zijn keuzen. Samuelson en Becker zijn twee bekende
economen, die dit paradigma hebben uitgewerkt. Preferenties van mensen
blijken uit hun gedrag: “revealed preferences”. Ze worden als stabiel
beschouwd, hetgeen impliceert dat een mens vooral reageert op veranderingen
in prijzen van goederen en in het vermogen van mensen. Markten zijn altijd
dicht bij hun evenwicht, omdat schokken van buiten relatief snel worden
verwerkt in de keuzen van mensen. Waarden vallen samen met preferenties.
Gedragseconomie
Er is een samenwerking ontstaan tussen economen, die zich niet konden
vinden in het neoklassieke mensbeeld enerzijds en behaviouristische en
cognitieve psychologen anderzijds. Bovenberg gebruikt vooral het werk van
Kahneman (Kahneman, 2011). Hij onderscheidt bij de analyse van het brein
twee systemen. Systeem 1 is opgeslagen in het limbische systeem. Hier
worden snelle, automatische beslissingen verwerkt; ze kosten de persoon
weinig tijd en energie. Systeem 2 is opgeslagen in de cortex. Hier worden
langzame, weloverwogen beslissingen genomen; ze kosten veel tijd en
energie. Systeem 1 gaat over gewoonten en impulsen, systeem 2 gaat over de
evaluatie van de resultaten van systeem 1. In beide gevallen hebben
processen een cognitieve, maar ook een emotionele kant.
Bovenberg interpreteert het werk van systeem 2 als een poging om
preferenties om te buigen naar waarden. In de eerste plaats gaat het dan om
persoonlijke en sociale waarden, welke van jongsaf aan in kleine groepen
zijn geleerd en geïnternaliseerd. In de tweede plaats gaat het over
ethische waarden, welke voor alle groepen in de wereld geacht worden te
gelden. Deze moeten worden nagestreefd in de grote samenwerkingsverbanden,
dat zijn de banden tussen mensen, die elkaar niet kennen. Leiderschap
speelt hierin een grote rol: de achterban moet duidelijk worden gemaakt dat
kortetermijngroepsbelangen moeten worden ingeruild voor gemeenschappelijke
langetermijnbelangen. Als er vertrouwen is tussen de leider en de bevolking
biedt de relatie voldoende geborgenheid.
Bovenberg maakt een onderscheid tussen transacties en relaties. In het
eerste geval speelt de sociale kant geen grote rol. Het ik-motief wordt
aangesproken, de transactie kan eenvoudig worden gespecificeerd, en na
afloop is er geen binding tussen de partijen. In het geval van relaties is
er vooraf en achteraf een sociale band – gebaseerd op gemeenschappelijke
persoonlijke en sociale waarden. Regelmatige reflectie kan de mensen
dichter bij elkaar brengen, en rituelen kunnen de waarden bestendigen.
Methodologisch commentaar
In zijn onderscheid tussen transactie en relatie gaat Bovenberg er vanuit
dat transacties van het eenvoudige type, waarbij de kosten gemakkelijk
kunnen worden gespecificeerd, economisch van aard zijn: het ik-motief
domineert. Relaties ontwikkelen zich als de interacties complex zijn, en er
vertrouwen nodig is om flexibel te handelen. Het wij-zij motief domineert
de interactie. Leden van eenzelfde groep vertrouwen elkaar en de
transactiekosten zijn laag. Interactie tussen mensen die tot een
verschillende groep behoren, is een stuk ingewikkelder: eerst moet
vertrouwen groeien; anders geen handel. In de dagelijkse realiteit zijn
alle transacties onderhevig aan beide motieven: menselijk handelen is
altijd en overal multi-motivationeel. Hierdoor zullen vele economisch
doelmatige transacties nooit plaatsvinden. Ook is het denkbaar dat
transacties op een sociaal gezien schandalige wijze plaatsvinden, waardoor
deze voor de uitbuiter economisch profijtelijk wordt. Anderzijds zullen
vele sociaal-doelmatige handelingen plaats vinden, ook al is dat niet
economisch. Dit betekent dat economische transacties geen empirisch
karakter hebben – motieven kunnen alleen door de persoon zelf introspectief
worden waargenomen. Zelfs in de meest onpersoonlijke relaties zijn mensen
geneigd om een minimum aan respect te tonen. Ook geldt dat bazen hun
werknemers voortdurend als slaven of robots kunnen behandelen, of de
contracten complex zijn of niet.
Uit de systeemanalyse weten we dat systemen op twee manieren kunnen worden
bekeken. In de eerste plaats worden aspect-systemen onderscheiden. De
elementen van een geïntegreerd systeem kunnen vanuit één aspect worden
bekeken. Ten tweede kunnen we subsystemen van algemene systemen
onderscheiden. De elementen vormen dan een onderdeel van de algemene
verzameling van elementen. Aspect-systemen zijn ideaaltypische beelden,
waarmee ideaaltypische mechanismen kunnen worden geanalyseerd. Een bekend
voorbeeld is het marktmechanisme in de orthodoxe economie, het
zondebokmechanisme in de sociologie en het struisvogelmechanisme in de
psychologie. In de praktijk komen deze zuivere elementen niet voor. Maar we
hebben ze wel nodig, omdat de praktijk begrijpelijk wordt door de genoemde
mechanismen te integreren tot een complex mechanisme: algemeen en
integraal. Indien mogelijk kan de onderzoeker per praktisch probleem één of
twee ideaaltypische mechanismen buiten beschouwing laten.
Het paradigma van Bovenberg gaat niet in op het psychisch motief (Keizer,
2015, 2017, 2018). Hij bespreekt wel modern neuro-economisch onderzoek. Er
zijn twee systemen in het brein. De tweede heeft als functie om het eerste
systeem in bedwang te houden. Hier ontbreekt een analyse van de geest, van
de psychische spanningen die bestaan tussen de behoeften van de actuele en
de eigenlijke zelf, en de rol die de ‘ik’ daarin speelt. Omdat de analyse
van Bovenberg ook gaat over vrijheid en verantwoordelijkheid, is het
mentale systeem een noodzakelijk onderdeel van de analyse.
Ook wordt er geen expliciet geformuleerd paradigma gepresenteerd omtrent de
aard van de situatie, waarin mensen zich bevinden. De relationele analyse
begint met een evenwichtssituatie: preferenties zijn gelijk aan waarden.
Dan blijkt er iemand een fout te hebben gemaakt, of er is een misverstand.
Zo ontstaat wantrouwen. Als dit niet goed wordt uitgesproken, groeit de
achterdocht, en wordt het steeds moeilijker om uit de vicieuze cirkel te
komen. In deze situatie komt Bovenberg met ‘leiderschap’. De analyse lijkt
op die van de Oostenrijkse school, die marktproblemen laat oplossen door de
ondernemer. Hij hoopt door middel van innovaties marktaandeel van anderen
af te snoepen. De leider in de relationele economie heeft als taak zijn
achterban te overtuigen dat samenwerking met ‘de vijand’ voor iedereen
voordelig is.
De Oostenrijkse analyse van een markteconomie gaat echter niet uit van
evenwicht. Sterker: er is nooit evenwicht geweest, en er zal in de loop van
de geschiedenis ook nooit evenwicht komen. Vooruitgang is gebaseerd op
destructie van verouderde niet-functionerende elementen, en zal nooit meer
stoppen. Destructie van mensen die nooit productief zullen worden, om
daarmee ruimte te scheppen voor de productieve mensen: dat is natuurlijk
strijdig met het axioma van Bovenberg. Door liefde te tonen voor vriend èn
vijand zullen we zingeving ervaren, en daar kan geen groei van
goederenstromen tegenop. De dreiging van werkloosheid onder de middenklasse
als gevolg van de robotisering wordt door Oostenrijkse evolutionaire economen heel
anders benaderd worden dan de relationisten dat doen.
In de heterodoxe economie wordt het evenwichtsdenken afgewezen. Het is te
mechanisch en de werkelijkheid wordt als een gesloten en gedetermineerd
systeem beschouwd. Heterodoxie impliceert dat de realiteit een open systeem
is, een organisme dat beter of slechter functioneert. Maar het is altijd in
beweging, ook de menselijke motieven. Dat betekent dat empirisch onderzoek
niet in staat zal zijn om lange-termijn correlaties te ontdekken; en dat in
tegenstelling tot de natuurwetenschappen. De evolutionaire ontwikkeling
laat zien dat onze technische kennis voortdurend toeneemt. Mensenkennis
ontwikkelt zich anders. Historische lessen worden getrokken en weer
vergeten. Vijandschappen worden besproken en vredesinstituties ontwikkeld …
totdat de spanningen te groot worden en nieuwe vijandschappen zich
voordoen. Wat is de rol van leiderschap in een heterodoxe wereld? Onze
geschiedenis laat zien dat er altijd grote groepen zijn geweest, die, om
wat voor reden dan ook, niet heel productief waren. Velen gingen al jong
dood; een soort van Schumpeteriaanse destructie. In de gangbare
evolutionaire theorie en in de conflicttheorie in de sociologie is het goed
dat bepaalde partijen in een conflict het onderspit delven: ze maken ruimte
voor de overwinnaars. Het zal interessant zijn om te zien hoe de
relationele economie zich ontwikkelt in dit verband.
Dit brengt ons tot een vierde en laatste commentaar. Bovenberg staat voor
de opdracht om de belangrijkste obstakels naar een liefdevolle wereld te
belichten en te overwinnen. Hij stelt zich voor om empirisch onderzoek te
doen. Dat lijkt mij niet de belangrijkste stap. De grote weerstand tegen
een liefdevolle samenleving zit namelijk verborgen in de menselijke geest.
Ieder persoon heeft er belang bij om over zijn donkere kanten niet transparant
te zijn voor de ander, en zelfs voor zijn eigen zelf (Kets de Vries, 2006).
In geval van fouten heeft hij de neiging om dat te ontkennen – het was de
ander of ‘de situatie’. Ieder persoon heeft ook een behoefte om anderen te
domineren, de baas te zijn. Sommige andere personen hebben de behoefte om
autoriteiten te weerstaan, ongeacht hun prestaties. Velen hebben een sterke
behoefte aan veiligheid, en zijn bereid om een dictator het voordeel van de
twijfel te geven. Als hij het volk niet al teveel uitbuit, dan kan hij lang
regeren.
De schaduwkanten ontbreken in het mensbeeld van Bovenberg. Heracleitos
leerde ons al dat de menselijke rivaliteit een belangrijkste motor is, die
ons in beweging houdt (‘panta rei’). Girard (1978) komt na veel studie van
de grote literatuur over een hele lange periode tot dezelfde conclusie.
Literatuur waarin realistische psychologie en sociologie samenkomen, levert
belangrijke verklaringen op voor de voortdurende agressie tussen mensen.
Daar liggen de hobbels die genomen moeten worden.
Tot slot
Bovenberg geeft in zijn oratie een heldere analyse. Maar een methodologisch
georiënteerd commentaar laat zien dat er nog veel theoretisch en
introspectief werk verricht moet worden. Empirisch onderzoek moet wachten,
omdat eventuele resultaten nog niet verklaard kunnen worden. Introspectief
onderzoek moet de nieuwe uitdaging worden. Psychotherapie voor iedereen, te
geven door experts, die zich grondig hebben verdiept in de
menswetenschappen, en bereid zijn om de eigen schaduwkanten te belichten.
Het is tijd voor deze vorm van Verlichting.
Referenties:
Bovenberg, L. (2019), Where is the love?, Over Waarde en waarden, oratie,
Rotterdam: Erasmus School of Economics,
Girard, R. (1978), Things Hidden Since the Formation of the World,
Stanford: Stanford University Press.
Kahneman, D. (2011), Thinking, Fast and Slow, London: Penguin Books.
Keizer, Piet (2015), Multidisciplinary Economics, A Methodological Account, Oxford:
Oxford University Press.
Keizer, Piet (2017), A Multidisciplinary-economic Framework of Analysis, Journal of Philosophical Economics, X:1.
Keizer, Piet (2018), A Multidisciplinary-economic Approach to Inclusive
Institutions Analysis, Theoretical Economics Letters (34), 6.
Kets de Vries, M. (2006) The Leader on the Couch: A Clinical Approach to Changing
People and Organizations, Chicester: John Wiley & Sons.