De invloed van bedrijfsleeftijd op instrumentgebruik: Geen intrinsiek voordeel voor oudere bedrijven

Onderwerp:
De invloed van bedrijfsleeftijd op instrumentgebruik: Geen intrinsiek voordeel voor oudere bedrijven image

Afbeelding ‘91957046’ van mattwalker69 (CC BY-SA 2.0).

Maken jonge (startende) bedrijven minder gebruik van het innovatie- en financieringsinstrumentarium van het ministerie van Economische Zaken dan oudere bedrijven? Deze vraag staat centraal in een recent onderzoek uitgevoerd door het beleidsanalyse-laboratorium van het Directoraat-Generaal voor Bedrijfsleven en Innovatie van het ministerie. Er blijkt geen leeftijdsgebonden voordeel voor gevestigde bedrijven, maar eerder een verband tussen instrumentgebruik en bedrijfsgrootte. Mogelijk spelen de beschikbare middelen en schaalvoordelen van grotere bedrijven hier een rol.

Introductie

Kijkende naar het gebruik, blijkt dat oudere bedrijven sterk oververtegenwoordigd zijn binnen de meeste instrumenten van het ministerie van Economische Zaken (EZ). Zij nemen een groter aandeel onder de gebruikers in dan verwacht zou mogen worden op basis van hun aandeel in de totale bedrijvenpopulatie. Zeker binnen de regelingen gericht op innovatie zoals de WBSO, PPS-toeslag en Horizon2020, is meer dan de helft van de deelnemers tien jaar of ouder. Tegelijkertijd zien we dat grotere bedrijven ook vaker ouder zijn. Dit werpt de vraag op of de hogere deelname van oudere bedrijven hoofdzakelijk samenhangt met de omvang (in aantal werkzame personen) van deze bedrijven in plaats van hun leeftijd zelf.

Met de innovatie- en financieringsinstrumenten beoogt het ministerie van EZ een brede doelgroep aan bedrijven te bereiken. Tot nu toe ontbrak een analyse over hoe jonge bedrijven (onder)vertegenwoordigd zijn in dit instrumentarium. Het Directoraat-Generaal voor Bedrijfsleven en Innovatie van EZ[1] (Hoving et al., 2023) toetst in dit artikel econometrisch of de oververtegenwoordiging van oudere bedrijven in het instrumentarium overeind blijft wanneer er wordt gecorrigeerd voor andere relevante bedrijfskenmerken.

Onderzoeksaanpak

Een logistische regressieanalyse is gebruikt om te bepalen of bedrijfsleeftijd de kans op deelname aan een instrument vergroot, of dat andere bedrijfskenmerken een (grotere) rol spelen. Een korte toelichting op de onderzochte instrumenten wordt gevonden in kader 1. Hiervoor hebben we instrumentgegevens verzameld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gekoppeld aan het algemeen bedrijven register van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).[2] Deze dataset is vervolgens verder aangevuld met informatie over bedrijfskenmerken in de tijdsperiode 2015-2019 bekend bij het CBS.[3] Voor elk instrument is de kans geschat dat een organisatie van het desbetreffende instrument gebruikmaakt.[4]

Kader 1: Onderzochte regelingen
  • Met de garantieregeling Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) staat EZ voor een deel garant voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) dat een lening wil afsluiten maar waarvoor de bank niet genoeg zekerheid heeft.
  • Via de fiscale regeling Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) worden ondernemers in alle bedrijfssectoren gestimuleerd om meer te investeren in onderzoek en ontwikkeling. .
  • De subsidieregeling Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) stimuleert innovatie bij het mkb.
  • Met de subsidieregeling Privaat-Publieke Samenwerkingen-toeslag Onderzoek en Innovatie (PPS-toeslag) stimuleert EZ de private financiële inleg voor privaat-publieke samenwerking (PPS) tussen bedrijven en onderzoeksorganisaties.
  • Het Europese programma Horizon 2020 gaf van 2014 tot en met 2020 ondersteuning en subsidie aan kennisinstellingen, onderzoekers en bedrijven voor onderzoek en innovatie.

Resultaten

Uit de resultaten in tabel 1 blijkt dat de kans dat een jonger bedrijf gebruikmaakt van een regeling bij drie van de vijf instrumenten groter is dan die van een onderneming ouder dan 10 jaar. Jongere bedrijven maken vaker gebruik van BMKB, WBSO en MIT. BMKB en WBSO hebben speciale voorwaarden voor jongere, startende bedrijven, wat de richting van de gevonden effecten zou kunnen verklaren. Zo kunnen bedrijven jonger dan 3 jaar onder gunstigere voorwaarden een borgstelling krijgen (bijvoorbeeld een groter deel van de lening valt onder de borgstelling) en hebben bedrijven met minder dan 5 jaar personeel in loondienst binnen de WBSO recht op extra financieel voordeel (startersfaciliteit). Bij de PPS-toeslag en Horizon 2020 vinden we geen leeftijdseffect (gecontroleerd voor andere bedrijfskenmerken).

Tabel 1. Samenvatting schattingsresultaten in de vorm van quasi-elasticiteiten voor logistische regressie modellen voor elk afzonderlijk instrument in 2018.

Tabel 1Significantieniveau: *** 0,1%, ** 1%, * 5%. De referentiecategorieën voor de dummyvariabelen bedrijfsleeftijd en grootteklasse zijn respectievelijk bedrijven ouder dan 10 jaar en bedrijven met meer dan 250 werkzame personen (wp). Om de grootte van het effect te bepalen is voor elke dummyvariabele (wel/niet) de afgeleide weergegeven. Deze geeft de quasi-elasticiteit weer; de verandering in de kans dat een bedrijf gebruikmaakt van een instrument (in procentpunten) als de dummyvariabele verandert van nul naar één. Voorbeeld: bedrijven met een leeftijd van 1-3 jaar hebben (0,0016*100=) 0,16 procentpunt meer kans om gebruik te maken van WBSO dan bedrijven ouder dan 10 jaar.

Noemenswaardig is het relatief grote effect op het gebruik van BMKB voor bedrijven jonger dan één jaar. Dit type bedrijf maakt 0,26 procentpunt meer kans om gebruik te maken van BMKB dan bedrijven ouder dan 10 jaar.[5] Door het ontbreken van een reputatie-effect, hebben startende bedrijven voor financiers een hoger risicoprofiel dan oudere bedrijven en ervaren zij doorgaans financiële beperkingen en hebben moeite met het verkrijgen van externe financiering (CBS, 2022; Beck et al., 2016; Segarra-Blasco & Teruel, 2016). Garanties via BMKB verlagen het risico voor financiering voor deze groep (Panteia, 2022).

Oudere, gevestigde bedrijven maken vaker gebruik van het innovatie- en financieringsinstrumentarium van EZ. Deze observatie hangt echter niet zozeer samen met de leeftijd, maar juist eerder met andere bedrijfskenmerken die invloed hebben op het gebruik.

Kijkend naar grootteklasse is er - niet verrassend - een duidelijk onderscheid tussen de twee regelingen die specifiek gericht zijn op het mkb, en de overige drie regelingen. Mkb-bedrijven maken vaker gebruik van BMKB of MIT in vergelijking met grotere ondernemingen. Daarentegen is voor de WBSO, PPS-toeslag en Horizon 2020 het effect negatief voor mkb-bedrijven; het grootbedrijf maakt relatief vaker gebruik van deze regelingen. Zeker bij de WBSO zijn de verschillen groot. Zo heeft het grootbedrijf tussen de 1,25 en 3,84 procentpunt meer kans om gebruik te maken van WBSO dan bedrijven met minder dan 20 werkzame persoon.

In de evaluatie van de PPS-toeslag is ook geconcludeerd dat deze regeling minder interessant zou zijn voor het mkb, voornamelijk doordat de PPS-toeslag sterk leunt op onderzoek en kennis met een lange tijdshorizon en grote investeringen vereist (Dialogic, 2021). Een zekere organisatieomvang heeft dus invloed op deelname aan innovatieve samenwerkingsprojecten binnen de PPS-toeslag en mogelijk ook binnen Horizon 2020 die ook een internationale oriëntatie vraagt. Bovendien is het wellicht voor grotere bedrijven makkelijker dan voor kleinere bedrijven om gebruik te maken van een meer generieke regeling vanwege hun grotere capaciteit om de administratieve taken uit te voeren en de omvang van de benodigde financiële investering.

Conclusie

Oudere, gevestigde bedrijven maken vaker gebruik van het innovatie- en financieringsinstrumentarium van EZ. Deze observatie hangt echter niet zozeer samen met de leeftijd, maar juist eerder met andere bedrijfskenmerken die invloed hebben op het gebruik. Zo blijkt dat er geen intrinsiek voordeel bestaat voor oudere bedrijven op basis van leeftijd, maar dat het hogere aandeel oudere bedrijven is te verklaren uit de grotere omvang van deze bedrijven. Het is denkbaar dat enige mate van beschikbare operationele capaciteit binnen een bedrijf van betekenis is voor de uitvoering van innovatieprojecten of bij het indienen van subsidieaanvragen.

Voetnoten


[1] In het beleidsanalyse-laboratorium wordt nauw samengewerkt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Beleidsanalyseteam (BAT) van DG B&I. Centraal in deze samenwerking staan beleidsgedreven analyses op basis van microdata.
 
[2] Deelnemers uit alle sectoren, waaronder ook overheid en onderwijs, zijn meegenomen in de analyse. Dit betekent dat met de term bedrijven we binnen dit onderzoek dus ook organisaties zoals overheden en kennisinstellingen bedoelen.
 
[3] In dit artikel zijn telkens de resultaten voor het jaar 2018 beschreven. De resultaten voor de overige jaren tonen namelijk een vergelijkbaar beeld.
 
[4] Het opnemen van grootteklassen en bedrijfsleeftijd in één model zorgt niet voor multicollineariteit problemen. De samenhang tussen beiden is klein en ook de VIF-scores lagen ruim onder de referentiewaarden.
 
[5] De gevonden effecten lijken relatief klein. Dit komt doordat het aantal bedrijven dat gebruikmaakt van een regeling ook erg klein is vergeleken met het totaal aantal bedrijven in Nederland. Een kleine absolute stijging van de kans op het gebruik van een regeling in procentpunten kan relatief gezien een grote stijging zijn. Bijvoorbeeld, slechts 0,14% van de bedrijven maakt gebruik van BMKB. Een stijging van 0,26 procentpunt voor bedrijven jonger dan 1 jaar op de kans om van BMKB gebruik te maken betekent een toename van (0,26/0,14*100=) 185%.

Literatuur

Beck, T., Demirgüç-Kunt, A., Laeven, L., & Maksimovic, V. (2006). The determinants of financing             obstacles. Journal of International Money and Finance25(6), 932-952.

Børing, P., Fevolden, A.M., & Herstad, S. (2016). Eager and able: A study of innovation activity among young, mature and old firms in Norway, Economics Bulletin, 36(1), 291-297.

CBS. (2022). Financieringsmonitor 2022.

Coad, A., Segarra, A., & Teruel, M. (2016). Innovation and firm growth: Does firm age play a role?      Research Policy, 45(2), 387-400.

Dialogic. (2021). Evaluatie PPS-toeslagregeling 2016-2020.

Hoving, S., Seip, M., & Sleijpen-Snoek, S. (2023). De invloed van bedrijfsleeftijd op instrumentgebruik:          Een analyse van het gebruik van innovatie- en financieringsinstrumenten door jonge bedrijven voor de periode 2015-2019. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Panteia. (2022). Evaluatie Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) periode 2015 t/m 2020.

Segarra-Blasco, A., & Teruel, M. (2016). Application and success of R&D subsidies: What is the role of          firm age? Industry and Innovation, 23(8), 713-733.

Te citeren als

Sander Sleijpen-Snoek, Stephan Hoving, Marcel Seip, “De invloed van bedrijfsleeftijd op instrumentgebruik: Geen intrinsiek voordeel voor oudere bedrijven”, Me Judice, 26 augustus 2024.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘91957046’ van mattwalker69 (CC BY-SA 2.0).

Ontvang updates via e-mail