Een jaar van verwarring
Het afgelopen jaar was voor de pensioendeelnemers een jaar vol coronapaniek
en verwarring. De paniek sloeg toe in maart 2020 toen Nederland in een
‘intelligente lockdown’ ging om de verspreiding van het coronavirus te
beperken. Net als in veel andere landen, leidde dit tot een niveau van
onzekerheid dat alleen maar terug te vinden was in tijden van de eerste en
tweede wereldoorlog (Van Dalen, 2020). Inmiddels is er ruim een jaar
verstreken en bevindt Nederland zich nog steeds midden in de coronacrisis,
maar is er uitzicht op betere tijden dankzij de vaccinatie van de
bevolking. Het is echter ook een jaar van verwarring geweest, waarin
organisaties, overheden, en burgers een modus moesten vinden om werk en
samenleving op gang te houden. De voortdurende discussies over wat een
verstandig coronabeleid is, met de opkomst van viruswaarheden en
-waanzinnen zorgden voor een jaar vol onzekerheid en irritaties.
Voor de pensioensector was het ook een verwarrend jaar. De beurs kelderde
begin 2020 om later weer te herstellen en in het nieuwe jaar een
recordhoogte te bereiken. De meevallende beleggingsresultaten en de
coulance van overheidszijde om de kritieke dekkingsgraad naar onderen bij
te stellen hebben ertoe bijgedragen dat vele pensioenfondsen niet hoefden
te korten op de pensioenaanspraken van deelnemers. Daarnaast zijn er grote
veranderingen in het pensioenstelsel aangekondigd die de komende jaren
steeds nadrukkelijker vorm moeten krijgen. Vooralsnog is er een
Hoofdlijnennotitie van overheidszijde geschreven waarin de contouren van
het nieuwe stelsel zichtbaar zijn. Het nieuwe pensioencontract zal meer
expliciet onzekerheid kennen, maar het zal ook persoonlijker en
transparanter worden. Het blijft op dit moment in hoge mate koffiedik
kijken hoe het nieuwe pensioencontract er concreet uit gaat zien en hoe de
overgang van het oude naar het nieuwe stelsel – invaren van pensioenrechten
– wordt geformaliseerd en gelijke behandeling van generaties kan worden
gegarandeerd.
Stabiel pensioenvertrouwen
Een belangrijke vraag is hoe de kijk van de Nederlandse bevolking op
pensioenfondsen zich heeft ontwikkeld in het voorbije jaar. Veel
pensioenfondsbestuurders kijken met enige spanning naar het vertrouwen in
de sector. Immers, het gemor over vertrouwen in tal van geledingen in de
samenleving doet vermoeden dat het vertrouwen in pensioeninstituties en het
-stelsel het afgelopen jaar mogelijk verder is afgekalfd. De cijfers die we
verzameld hebben in het afgelopen jaar laten echter een ander beeld zien.
In februari 2020 en in februari 2021 hebben wij gegevens verzameld via het
LISS-panel van CenterData. Op beide meetmomenten is dezelfde groep
respondenten ondervraagd. Figuur 1 laat zien dat van alle spelers op de
pensioenmarkt het vertrouwen in de pensioenfondsen het grootst is. Het
vertrouwen is ook gestegen, maar slechts minimaal. De pensioenfondsen
worden op de voet gevolgd door de toezichthouder DNB en de overheid, die
uiteraard ook een spilfunctie heeft gespeeld in het bereiken van een
pensioenakkoord. Vooral het vertrouwen in de pensioeninstituties die een
publiek karakter dragen (DNB, en overheid) is het afgelopen jaar duidelijk
toegenomen. Het vertrouwen in (pensioen)verzekeraars en financiële
tussenpersonen is daarentegen afgenomen. Het zijn geen grote
verschuivingen, maar het zijn wel opvallende cijfers, omdat ze wijzen op
een hogere mate van stabiliteit in een turbulent jaar.
Figuur 1: Verloop vertrouwen in pensioeninstituties in panelstudie,
2020-2021
Noot: Vertrouwen is gebaseerd op de vraag: "In Nederland is de zorg voor het pensioen in handen van verschillende instanties. In hoeverre vertrouwt u de onderstaande instanties in het bieden van een goed pensioen?" Antwoordmogelijkheden: (1) geen vertrouwen; (2) weinig vertrouwen; (3) neutraal; (4) enig vertrouwen; (5) veel vertrouwen.
Bron: NIDI (februari 2020) en NIDI-Netspar pensioenmonitor (februari 2021)
N =1316
Divergentie in pensioenvertrouwen
De vraag is uiteraard of er achter dit relatief stabiele beeld
ontwikkelingen schuil gaan die we niet direct zien. Om hier meer zicht op
te krijgen, hebben we een panelanalyse uitgevoerd waarbij we de verandering
in vertrouwen in pensioenfondsen tussen 2020 en 2021 relateren aan een
aantal achtergrondkenmerken (zie bijlage tabel A1 voor volledige analyse).
Uit die analyse komen twee zaken naar voren:
- een divergentie in vertrouwen tussen gepensioneerden en werkenden; en
- divergentie van vertrouwen tussen de volgers van het pensioendebat en
mensen die dit debat aan zich voorbij laten gaan.
Divergentie tussen werkenden en gepensioneerden
Figuur 1 toont hoe het vertrouwen in pensioenfondsen en de overheid zich
het afgelopen coronajaar heeft ontwikkeld uitgesplitst voor werkenden en
gepensioneerden. Gegeven het uitzonderlijke coronajaar is het van belang om
naast de pensioenfondsen ook naar de overheid als speler te kijken.
Minister Koolmees had al voor het jaar 2019 een lagere kritische
dekkingsgraad aangehouden om te voorkomen dat pensioenfondsen zouden moeten
korten. In het verwarrende coronajaar 2020 werd pensioenfondsen wederom de
gelegenheid gegeven om deze kritieke dekkingsgraad op 90% aan te houden.
Wie op 31 december 2020 daaronder komt zou pensioenkortingen moeten
toepassen. Wie daar net boven zit zou beterschap moeten beloven en via een
herstelplan de komende jaren de financiële positie sterk moeten verbeteren.
Het zou in de rede liggen dat deze beslissingen van de overheid in 2020 het
vertrouwen van pensioenfondsdeelnemers beïnvloedt.
Gepensioneerden vertonen een licht toegenomen vertrouwen in pensioenfondsen
(van 49% naar 53% dat enig tot veel vertrouwen heeft), terwijl het
vertrouwen van werkenden min of meer gelijk is gebleven. Als we naar het
vertrouwen in de overheid kijken dan zien we een uitvergroting van deze
verschillen: het vertrouwen in de overheid is bij gepensioneerden gestegen
van 30% naar 40% en onder werkenden is het vertrouwen nagenoeg gelijk
gebleven. Hoewel het niet wordt getoond, moet ook nog opgemerkt worden dat
het wantrouwen (geen tot weinig vertrouwen) in beide groepen is afgenomen
het afgelopen jaar. Er zijn dus gunstige tekenen dat er iets aan het
veranderen is onder gepensioneerden en werkenden.
Figuur 2: Vertrouwen en wantrouwen in pensioenfondsen en overheid onder
werkenden en gepensioneerden, 2020-2021
Bron: NIDI (2020) en NIDI-Netspar Pensioenmonitor (februari 2021).
Noot: werkenden betreft werknemers in loondienst en vrij beroepsbeoefenaren/zzp’ers/freelancers.
Figuur 2 toont dat het vertrouwen van werkenden en gepensioneerden in
overheid en pensioenfondsen het afgelopen jaar lijkt te divergeren. Het
blijft speculeren wat precies de verklaring is voor deze divergentie. Deze
ontwikkeling zou wellicht een uiting kunnen zijn van de ‘twilight zone’
waarin het Nederlandse pensioenstelsel zich bevindt. Gepensioneerden zijn
zich mogelijk veel beter bewust van de uitgebleven kortingen dan werkenden.
Ook zijn de werkenden wellicht afwachtend hoe het nieuwe pensioenstelsel er
precies uit gaat zien en vertaalt deze houding zich nog niet in een toename
van vertrouwen.
Beelden van pensioenfondsen
Om meer inzicht te krijgen in wat schuilgaat achter deze
vertrouwensontwikkeling is het goed ook te kijken naar de elementen waaruit
vertrouwen volgens de economische psychologie is opgebouwd. Het gaat hier
vooral om de basiswaarden zoals stabiliteit, integriteit, gedeelde waarden,
en deskundigheid, maar door de mensen in pensioenpraktijk wordt ook vaak de
kwaliteit van communicatie en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van
financiële instellingen genoemd (Van Raaij, 2009, Van der Cruijsen et al.
2019; Van Dalen en Henkens, 2018). Zowel in februari 2020 als in februari
2021 hebben wij de basiswaarden voor vertrouwen in pensioenfondsen in kaart
gebracht. Tabel 1 toont voor werkenden en gepensioneerden hun oordelen in
2020 en 2021. Voor iedere dimensie die op een vijfpuntschaal is gemeten
hebben we de positieve alsook de negatieve oordelen in kaart gebracht en is
het neutrale oordeel niet zichtbaar gemaakt in tabel 1. De significante
verschillen zijn aangegeven met een asterisk (*).
Tabel 1: Oordelen van werkenden en gepensioneerden over
pensioenfondsen, 2020-2021
|
Gepensioneerden |
Werkenden |
Positieve oordelen over
pensioenfondsen |
2020 |
2021 |
verandering |
2020 |
2021 |
verandering |
Stabiel |
33% |
39% |
+5% |
25% |
26% |
+1% |
Eerlijk |
40% |
44% |
+4% |
30% |
29% |
-1% |
Deskundig |
43% |
50% |
+8%* |
40% |
38% |
-2% |
Gericht op belang klant |
28% |
29% |
+1% |
19% |
19% |
0% |
Heldere communicatie |
27% |
39% |
+10%* |
23% |
22% |
-1% |
Oog voor maatschappij |
29% |
35% |
+6%* |
25% |
19% |
-6%* |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Negatieve oordelen over
pensioenfondsen |
|
|
|
|
|
|
Instabiel |
24% |
21% |
-3% |
37% |
29% |
-8%* |
Oneerlijk |
21% |
16% |
-5%* |
26% |
24% |
-2% |
Ondeskundig |
14% |
14% |
0% |
17% |
12% |
-5%* |
Gericht op eigen belang |
33% |
28% |
-5% |
38% |
36% |
-2% |
Onduidelijke communicatie |
31% |
20% |
-11%* |
36% |
30% |
-6%* |
Geen oog voor maatschappij |
27% |
17% |
-10%* |
27% |
23% |
-4% |
Noot: Vraag waarop deze oordelen zijn gebaseerd: "Hoe zou u pensioenfondsen typeren?" Antwoordmogelijkheden per kenmerk op 5-puntsschaal. Voor stabiliteit bijv. (1) Instabiel tot (5) Stabiel. De positieve oordelen vormen de som van antwoordcategorieën 4 en 5 en de negatieve oordelen de som van antwoordcategorieën 1 en 2. De neurale antwoordcategorie 3 is hier niet getoond. Significante verschillen aangeduid met * p < 0.05
Bron: NIDI (februari 2020) en NIDI-Netspar pensioenmonitor (februari 2021)
N =1316
De resultaten laten zien dat gepensioneerden meer positief zijn geworden
inzake enkele basiswaarden voor vertrouwen. Wat vooral opvalt is de
stijging van het percentage gepensioneerden dat oordeelt dat
pensioenfondsen helder communiceren (toegenomen van 27% tot 39%). Ook het
oordeel over de deskundigheid is (significant) naar boven bijgesteld. Een
dergelijke ontwikkeling zien we niet bij de werkenden. Voor werkenden zien
we vooral een stabiel beeld. De coulance om tijdelijk een lagere kritieke
dekkingsgraad aan te houden door de overheid kan wellicht ook hier
doorwerken in het beeld van pensioenfondsen, die op z’n minst in brieven en
websites helder communiceren dat kortingen vooralsnog niet nodig zijn. Een
dergelijke compassie voor de situatie voor gepensioneerden wordt wellicht
ook als deskundig gezien en als teken dat men oog voor de maatschappij
heeft. Maar los van deze speculatie, onderstreept dit beeld nog eens de
ontwikkeling die we in figuur 2 zien.
Divergentie onder volgers van het pensioendebat
Tot slot is het een bekend gegeven dat kennis van belang is in het
genereren van vertrouwen in financiële instituties. Dat kan zowel de
financiële geletterdheid, zeg een soort basiskennis pensioeneconomie -
betreffen (zie Van der Cruijsen et al. 2019), maar het kan ook zijn
eenvoudigweg weten waar het pensioendebat in grote lijnen over gaat en of
men wel weet wat een UPO is of wat de dekkingsgraad inhoudt. Dat mensen
niet weten wat een dekkingsgraad is, is te verwachten, maar opvallend is de
onbekendheid met het Uniform Pensioenoverzicht dat velen toch jaarlijks
zouden moeten krijgen: het is een begrip dat 38 procent niets zegt, slechts
30 procent kan dit naar eigen zeggen vrij precies duiden. We moeten ook
constateren dat de Nederlandse bevolking het pensioendebat zeer matig
volgt: 40% volgt het niet, 43% maar een beetje. Een kleine top is naar
eigen zeggen enigszins op de hoogte: 15% volgt het redelijk goed, en 2% erg
goed. Toch is het opvallend hoe sterk die zucht naar pensioenkennis
samenhangt met het vertrouwen in pensioenfondsen en de overheid (zie figuur
3): hoe meer men het pensioendebat volgt, des te hoger het vertrouwen in
deze pensioenspelers. Figuur 3 toont ook hoe het vertrouwen tussen 2020 en
2021 is veranderd, uitgesplitst voor de volgers en niet-volgers van het
pensioendebat. Opvallend is dat wie het debat totaal niet volgt, minder
vertrouwen heeft gekregen in zowel pensioenfondsen als de overheid, terwijl
het vertrouwen bij de groep die het debat ‘redelijk tot goed’ volgt, zeer
sterk is toegenomen in beide spelers. Het is uiteraard de vraag hoe oorzaak
en gevolg in deze relatie precies in elkaar steken: gaat men het debat goed
volgen omdat men meer vertrouwen heeft gekregen, of volgt men het debat en
doet men nieuwe informatie op waardoor men meer vertrouwen krijgt. Toch is
het een opvallende conclusie omdat het suggereert dat kennis van het debat
onzekerheid kan oplossen en wellicht ook voor sommige tot de conclusie
leidt dat de soep in pensioenland niet zo heet wordt gegeten als deze wordt
opgediend. Echter voor wie het debat negeert, of niet volgt, is er alle
ruimte om wantrouwend te zijn en bijvoorbeeld de rol van de overheid als
regisseur van het coronabeleid als een goede indicator te zien voor de
overheid als pensioenspeler. Het gaat te ver om op grond van deze cijfers
al te grote verwachtingen te hebben van het betrekken van grote groepen
Nederlanders bij het pensioendebat. Nadere analyse laat zien, dat de zucht
naar pensioenkennis sterk leeftijdsgebonden is – hoe ouder hoe intensiever
men het pensioendebat volgt –, gebonden aan opleiding – midden en hoger
opgeleiden volgen het nieuws beter lager opgeleiden en vooral ook
geslacht-specifiek is: vrouwen volgen het pensioendebat veel minder dan
mannen.
Figuur 3: Vertrouwen (enig tot veel) in pensioenfondsen en overheid
uitgesplitst naar mate waarin men het debat rond nieuwe pensioenstelsel
volgt
Bron: NIDI-Netspar pensioenmonitor (februari 2021),
N = 1321
Conclusie en bespiegelingen
De belangrijkste conclusie van het afgelopen jaar is dat, ondanks alle
paniek en vertrouwenscrises die zich in de samenleving lijken af te
tekenen, de pensioensector daar redelijk buiten blijft. Sterker nog, het
vertrouwen onder gepensioneerden is toegenomen. Een dergelijke ontwikkeling
noopt tot enige bespiegeling wat hier achter schuil kan gaan.
Eerder onderzoek naar het vertrouwen inde pensioensector heeft laten zien
dat wanneer er een grote schok plaatsvindt zoals de kredietcrisis van
2008-2013 of de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd die het pensioen
direct raakt forse wijzigingen van het vertrouwen veroorzaakten. In dat
opzicht zou men verwachten dat de coronacrisis een schok in vertrouwen zou
geven. Maar uit het stabiele vertrouwen blijkt dat deze crisis vooralsnog
niet hetzelfde is als de kredietcrisis waarbij iedereen geraakt werd. Ook
kan het zijn dat zorgen over de eigen gezondheid en de gezondheid van
naasten het afgelopen jaar eventuele zorgen over pensioen in de schaduw
zetten.
Voorzichtigheid is echter wel op zijn plaats omdat de financiële
consequenties van de coronacrisis nog lang zullen nawerken en gegeven het
ongebruikelijke monetaire beleid van vele centrale banken in de wereld
lijkt een historisch lage rentevoet een gevolg waar financiële instellingen
al jaren mee worstelen en het einde daarvan ook niet direct in zicht is.
Daarnaast blijft voor de Nederlandse pensioensector de vormgeving van het
nieuwe pensioencontract van groot belang. In dat opzicht is de zorgelijke
blik van werkenden en de opluchting van gepensioneerden een plausibele
uitkomst. Het perspectief van pensioenkortingen voor vele pensioenfondsen
was reëel gedurende het hele jaar 2020 en uiteindelijk zijn dergelijke
kortingen door meevallende beleggingsresultaten in het laatste kwartaal
voor de overgrote meerderheid van pensioenfondsen niet doorgegaan (zie
Heemskerk 2021 en lijst
Pensioenfederatie
). Of het een structurele beweging naar meer vertrouwen zal komen – ook bij
de werkenden - zal de komende jaren blijken.
* Dit onderzoek is tot stand gekomen in het kader van een Theme
Grant van Netspar, getiteld: Pensioenmonitor – Dynamiek in
pensioenvertrouwen. Regelmatig zullen wij aan de hand van de
NIDI-Netspar pensioenmonitor een beeld geven hoe het vertrouwen op
directe en indirecte wijze door ontwikkelingen in economie maar
vooral ook door het vormgeven van het nieuwe pensioencontract
verandert.
Referenties:
Cruijsen, C. van der, de Haan, J., en R. Roerink, (2019). Financial knowledge and trust in financial institutions, DNB working paper,
Amsterdam.
Dalen, H.P. van, en K. Henkens, (2018). The Making and Breaking of Trust in Pension Providers, Geneva Papers on Risk and Insurance. 43, 473-491.
Dalen, H.P. van, (2020). De Covid-19 crisis: “This time is really different” of toch niet?, Me Judice, 25 april 2020.
Heemskerk, M. (2021).
Is 2021 het jaar van de verborgen pensioenkorting?
, CPO, RU Nijmegen.
Raaij, W.F. van (2009). Hoe krijgt de financiële sector het vertrouwen weer terug? Me Judice, 14 mei 2009.
Bijlage
Tabel A1: Verklaring van verandering van vertrouwen in pensioenfondsen
en overheid
|
Verandering vertrouwen in: |
|
Pensioenfondsen |
Overheid |
Arbeidsmarktstatus (Werkend =0) |
|
|
Niet actief arbeidsmarkt |
0,08 |
0,06 |
Gepensioneerd |
0,19*** |
0,19** |
Geslacht (man = 0) |
-0,04 |
-0,05 |
Leeftijd (in jaren) |
-0,00 |
-0,01 |
Opleiding (laag = 0) |
|
|
Midden |
0,07 |
0,07 |
Hoog |
0,15** |
0,15** |
Herkomstgroep (Nederland=0) |
|
|
1ste generatie Westers |
0,03 |
-0,04 |
1ste generatie niet-Westers |
-0,22** |
-0,14 |
2ste generatie Westers |
-0,06 |
-0,01 |
2ste generatie niet-Westers |
0,14 |
0,18 |
Volgen pensioendebat (niet = 0) |
|
|
Een beetje |
0,21*** |
0,11* |
Redelijk |
0,39*** |
0,15* |
Zeer goed |
0,52*** |
0,29* |
Vertrouwen pensioenfonds/overheid t-1 |
-0,43*** |
-0,43*** |
Constante |
1,25*** |
1,32*** |
|
|
|
N |
1243 |
1243 |
Adj R2 |
0,24 |
0,24 |
*** p < 0,01; ** p < 0,05; en * p < 0,10.
Te citeren als
Harry van Dalen, Kène Henkens, “Divergerend pensioenvertrouwen in een jaar van paniek en verwarring”,
Me Judice,
31 mei 2021.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding:
Equilibrium, by ZarQart, Flickr