Geen perverse financiële prikkel
Een hardnekkig misverstand in het publieke debat is dat universiteiten een perverse prikkel hebben om uit financiële overwegingen studenten zo snel mogelijk door de opleiding heen te jagen. Zo dichtte recent het NRC in haar hoofdredactioneel commentaar de universiteiten financiële motieven toe bij hun steun voor het bindend studieadvies: “onderwijsinstellingen krijgen geen extra geld voor een student als die langer over de studie doet” (NRC, 12 mei 2023). Dit beeld strookt echter niet met de feiten. Universiteiten zijn juist een dief van de eigen portemonnee wanneer ze studenten sneller laten studeren.
Het geld dat de universiteiten elk jaar van het Ministerie van OCW krijgen wordt bepaald op basis van een ingewikkelde berekening. Per nominaal jaar, dus maximaal drie jaar voor een bacheloropleiding, krijgt een opleiding een studentgebonden bedrag. Hierbij komt nog een bedrag per diploma. Wat het NRC vergeet is dat er ook nog elk studiejaar collegegeld moet worden betaald, momenteel een bedrag van €2314. Met elk jaar dat een student sneller studeert loopt de instelling dus €2314 aan collegegeld mis. Dit bedrag weegt ruimschoots op tegen de meerkosten van een langstudeerder en het uitstel van de diplomafinanciering. Als een student, aangespoord door de minister, op halve kracht studeert zullen de meerkosten voor de opleiding beperkt zijn: de totale onderwijsvraag blijft gelijk maar wordt nu uitgesmeerd over meer jaren.[1] Kortom, die perverse financiële prikkel bestaat niet. Studiesucces kost de universiteiten geld, voornamelijk vanwege de gederfde collegegelden. Het voordeel van studiesucces komt terecht bij de student zelf, die minder tijd, collegegeld en andere kosten kwijt is aan zijn opleiding, een lagere studieschuld opbouwt en eerder de arbeidsmarkt kan betreden.
Bindend studieadvies en uitstelgedrag
Het bindend studieadvies is indertijd ingevoerd om studenten aan te moedigen meer prioriteit aan hun studie te geven. Vóór de invoering deden studenten gemiddeld vijf jaar over een driejarige bachelor. Dat is vergelijkbaar met gemiddeld tien jaar doen over het VWO. Uit onderzoek kwam naar voren dat studenten weinig tijd besteedden aan hun studie, in sommige gevallen niet meer dan drie uur per dag. Studeren was een activiteit die je erbij deed, een bijbaantje. Het bindend studieadvies is bedoeld als een tegenwicht tegen de vele afleidingen van het studentenbestaan.
Het bindend studieadvies is indertijd ingevoerd om studenten aan te moedigen meer prioriteit aan hun studie te geven. Vóór de invoering deden studenten gemiddeld vijf jaar over een driejarige bachelor.
Twintig jaar ervaring met het bindend studieadvies leert dat een hoge norm voor het bindend studieadvies het studiesucces verhoogt. Ook blijken er grote verschillen tussen studenten te bestaan. Uit een onderzoek onder 30.000 studenten van de Erasmus Universiteit Rotterdam blijkt dat het verhogen van de norm van 40 naar 60 studiepunten de studievoortgang sterk verbetert (Baars et al, 2022). Voor studenten met een VWO-gemiddelde tussen 5,5 en 6,4 steeg het percentage dat in drie jaar een diploma haalt 28% naar 44%. Voor studenten met een VWO-gemiddelde tussen 6,4 en 7,5 nam dit percentage toe van 47% naar 57%. Voor studenten met een VWO-gemiddelde boven de 7,5 werd er geen significante verandering waargenomen. Dit laatste is geen verrassing. Goede studenten zijn in hoge mate “beleidsresistent”. Zij hebben geen hoge norm nodig om zich in te spannen. Echter, er zijn ook studenten die vol energie aan hun studie beginnen, maar verslappen zodra ze de punten binnen hebben. Of die te laat beginnen en proberen met een eindsprint net aan de norm te voldoen.
Recent onderzoek laat dit zien aan de hand van gegevens van de Erasmus School of Economics (Arnold, 2022). Het onderzoek betreft de Nederlandstalige bacheloropleiding Economie & Bedrijfseconomie en beslaat de periode 2009-2018. In 2012 is de norm voor het bindend studieadvies verhoogd van 40 naar 60 studiepunten. Gedurende deze periode heeft de opleiding verder geen grote veranderingen ondergaan. Figuur 1 bevestigt dat voor de meeste goede studenten de discussie over het bindend studieadvies irrelevant is. Het overgrote deel van de studenten met gemiddeld een acht op het VWO-eindexamen behaalt 60 studiepunten, ongeacht de hoogte van de norm.
Figuur 1. Verdeling van studiepunten voor studenten met gemiddeld een 8 op het VWO.
Het beeld ziet er heel anders uit voor studenten met gemiddeld een zes op het eindexamen. Figuur 2 laat zien dat voor deze groep een verhoging van de norm een sterk effect heeft op het percentage studenten dat 60 studiepunten haalt in het eerste jaar (van 20% naar 50%). Opvallend is ook dat bij een norm van 40 studiepunten relatief veel studenten net boven de norm scoren (i.e. 40 of 44 studiepunten halen). Dit suggereert dat sommige studenten de norm opvatten als een streefwaarde.
Figuur 2. Verdeling van studiepunten voor studenten met gemiddeld een 6 op het VWO.
De verhoging van de norm voor het bindend studieadvies heeft ook een sterk effect op het gebruik van herkansingen, wederom vooral bij zwakke studenten. Figuur 3 laat voor studenten met gemiddeld een zes op het VWO het verband zien tussen de studiepunten die ze behalen in de reguliere tentamenperiodes (horizontale as) en de studiepunten die ze behalen tijdens de herkansingsronde in juli (verticale as). De uiteinden van de grafiek zijn niet zo interessant. Dit betreft ofwel studenten die geen kans meer maken op een positief bindend studieadvies, ofwel studenten die hun jaar al bijna helemaal hebben gehaald voor de herkansingsronde. Boeiender is het midden van de grafiek. Onder de oude norm (blauwe lijn) blijkt dat studenten die de herkansingsronde ingaan met 28 studiepunten, vervolgens gemiddeld dertien studiepunten in de herkansingen behalen. Daarmee voldoen ze gemiddeld genomen net aan de norm van 40 studiepunten. Ook studenten die starten met 32-36 punten halen met hun herkansingen net de minimumeis. Opvallend genoeg behalen studenten die met 40 studiepunten aan de herkansingen beginnen veel minder studiepunten in de herkansingsronde dan de groep met 28 punten. Terwijl deze studenten op grond van hun studieprestaties gedurende het collegejaar toch in staat moet worden geacht om het beter te doen. Dat doen ze dan ook als de norm hoger wordt gelegd (de oranje lijn). Tussen de 32 en 48 studiepunten gaapt een groot gat tussen de oranje en de blauwe lijn. Studenten zijn blijkbaar in staat aanmerkelijk meer uit de herkansingsronde te halen wanneer de norm voor het bindend studieadvies hoger is.
Figuur 3. Studiepunten behaald tijdens herkansingen (studenten met gemiddeld een 6 op het VWO).
Er lijkt dus sprake te zijn van een substantieel gedragseffect van een verandering van de norm voor het bindend studieadvies. Wat bedoeld is als een minimumeis, wordt voor studenten die last hebben van uitstelgedrag een streefwaarde. Een verklaring voor het sterke effect onder studenten met een laag VWO-gemiddelde is dat uitstelgedrag vaker voorkomt bij deze groep. De neiging van mensen om taken uit te stellen neemt immers toe als ze deze moeilijk vinden of er onvoldoende motivatie voor hebben (Steel, 2011).
We horen de minister niet over de psychische problemen die studenten kunnen ondervinden wanneer ze te lang doormodderen in een opleiding waarvoor ze niet geschikt of gemotiveerd zijn.
Door de norm te verlagen naar 30 studiepunten, geeft de minister het signaal dat het acceptabel is om op halve kracht te studeren. Uitstelgedrag wordt zo gefaciliteerd door de politiek. Het zal ertoe leiden dat de studieinspanning op een inefficiënte manier wordt versnipperd over meer jaren. Op halve kracht studeren kost de student uiteindelijk meer tijd, geld en energie dan een serieuze eerste inspanning en is slecht voor de studiemotivatie.
Bindend studieadvies en stress
De minister beweert dat een hoge norm voor het bindend studieadvies stress veroorzaakt, maar een verband tussen studiestress en de hoogte van de norm is nooit aangetoond. Een zekere mate van stress hoort bij een academische studie. Tentamens zijn stressmomenten. Tijdens de studie leren studenten omgaan met deadlines en het presteren onder druk, iets waar studenten tijdens hun loopbaan veelvuldig mee te maken zullen krijgen. We horen de minister niet over de psychische problemen die studenten kunnen ondervinden wanneer ze te lang doormodderen in een opleiding waarvoor ze niet geschikt of gemotiveerd zijn. Als de studie niet wil vlotten, heeft de student baat bij een snelle overstap naar een andere opleiding. Een hoge norm helpt daarbij.
Wij ontkennen niet dat de coronaperiode debet kan zijn aan toegenomen gevoelens van stress, spanning en depressie onder studenten. Aangezien dit een wereldwijd verschijnsel is, ligt het niet voor de hand om de oorzaak hiervan te zoeken bij een Nederlands institutioneel detail als het bindend studieadvies. Wat ter bestrijding hiervan nodig is, is betere begeleiding, kleinschalig onderwijs en minder afstandsonderwijs. Zoals verhoging van de norm geen oorzaak was van grotere stress, is verlaging van de norm geen remedie die die stress gaat verhelpen. Het zadelt studenten alleen maar met meer studievertraging en een hogere studieschuld op. Een bindend studieadvies gebaseerd op een norm van 30 studiepunten geeft het verkeerde signaal en is niet in het belang voor studenten.
Voetnoten
[1]Voor een onderbouwing verwijzen we graag naar een onderzoek dat in opdracht van het Ministerie van OCW is uitgevoerd door onderzoeksbureau Panteia (Panteia, 2015).
Referenties
Arnold, I.J.M (2022). A high bar may benefit weak students. Higher Education.
Baars, G.J.A., H.G. Schmidt, P. Hermus, H.T. van der Molen, I.J.M. Arnold & G. Smeets (2021). Which students benefit most from an intervention aimed at reducing academic procrastination?, European Journal of Higher Education.
Panteia, (2015). De prijs van snelheid, Een onderzoek naar de financiële gevolgen van verkorting van de studieduur in het wo. Panteia, Zoetermeer.
NRC (2023). Druk op student verlagen is verstandig besluit van minister, 12 mei.
Steel, P. (2011). The procrastination equation: How to stop putting stuff off and start getting things done. Allen & Unwin.
Te citeren als
Ivo Arnold, Henk Schmidt, “Een lage lat is niet in het belang van de student”,
Me Judice,
27 juni 2023.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding