Het huidige stelsel
We worstelen in Nederland al zo een 20 jaar met het hervormen van de tweede
pijler van het pensioenstelsel. Veranderingen in de demografie, op de
arbeidsmarkt en de individualisering zetten spanning op het huidige
stelsel. Maar de praktijk is weerbarstig. Elk alternatief heeft haar eigen
nadelen, die telkens zo groot blijken dat een hervorming tot nog toe is
uitgebleven. Er worden verschillende varianten in de Sociaal-Economische
Raad besproken, en de kans dat ze er niet uit komen is groot. Het toont de
complexiteit van het vraagstuk.
Elke variant die tot nu toe is bekeken leidt of tot welvaartsverlies, dan
wel juridische risico’s, een lager pensioenresultaat, de noodzaak om
verliezers op enigerlei wijze te compenseren of tot nieuwe vormen van
herverdeling. Dat elke hervorming tot nieuwe of andere nadelen leidt, komt
door de manier waarop we pensioenhervormingen benaderen. We hebben in
Nederland een relatief eenvorming stelsel dat alle werknemers gelijk
behandelt zonder onderscheid te maken. Deze gelijke behandeling knelt,
omdat mensen van elkaar verschillen. Ze hebben een andere levensloop, een
andere carrière en een andere gezinssituatie. Een gelijke behandeling in
ongelijke gevallen levert verliezers op.
Pensioenhervormingen zijn er tot nu toe op gericht de regels van het
stelsel voor iedereen te veranderen. Dat is echter geen oplossing, want
daarmee lost men de problemen voor sommigen op, maar creëert men voor
anderen nieuwe problemen. Ook in het geval van volledig individuele
pensioenen geldt dat een gelijke behandeling in ongelijke gevallen
verliezers oplevert. De spanning tussen winnaars en verliezers, en de angst
om een verliezer te worden bij geen enkele hervorming, (de jongeren) of
juist bij een forse hervorming (de ouderen), leidt tot de onvrede met het
huidige stelsel.
Meervormige tweede pijler
De oplossing ligt dan ook in het verlaten van het eenvorminge model. We
moeten van een eenvorminge tweede pijler naar een meervormige tweede
pijler. Daarmee kunnen we meer recht doen aan de individuele omstandigheden
van burgers en zo het aantal winnaars en verliezers beperken en de strijd
om het ‘winnaarsschap’ verminderen.
Uitgangspunten
Het is natuurlijk niet per se onwenselijk dat er in een verplicht systeem
winnaars en verliezers zijn. Als een zekere graad van solidariteit
wenselijk is, dan is dit onvermijdelijk. Het moet echter wel goed te
rechtvaardigen zijn, anders zal het draagvlak ontbreken. De herverdelingen
van jong naar oud via de doorsneepremie, van gepensioneerden naar werkenden
via lage premiedekkingsgraden en van laag opgeleid naar hoog opgeleid via
de levensduur, zijn slechts beperkt te rechtvaardigen. Immers, herverdeling
loopt idealiter alleen van sterke schouders naar zwakke schouders en is het
niet afhankelijk van leeftijd of opleidingsniveau.
Het doel van de pensioenhervorming wordt dan om het aantal potentiële
winnaars en verliezers te reduceren en de herverdeling te beperken tot waar
die te rechtvaardigen is. Andere doelstellingen, zoals behoud van
pensioenresultaat en welvaart, beperking van juridische risico’s en geen
noodzaak tot compensatie, blijven uiteraard ook essentieel.
De vraag is dan langs welke dimensie we het beste naar een meervormige
tweede pijler kunnen gaan. Daarvoor moet allereerst gekeken worden naar wat
de rechtvaardigheid van het tweede pijler pensioen drijft en welke eisen
men dan aan het stelsel en de hervorming zou moeten stellen (zie kader 1).
Kader 1: Uitgangspunten
|
1. Paternalisme uit collectief belang
Uit onderzoek blijkt dat veel mensen verkeerde keuzes maken, en de kosten zijn hoog op het moment dat alles vrij of aan de markt gelaten wordt. Deze groep kan dan in armoede vervallen en een beroep gaan doen op het solidariteitssysteem. Daarmee wentelen ze risico’s af op derden. Dit pleit voor een zekere mate van verplichting in pensioenopbouw en -beleggingen.
2. Solidariteit
Er ontstaan grote welvaartsverliezen wanneer alles individueel gemaakt wordt, omdat sommige mensen dan oversparen of in armoede vervallen als ze langer leven dan hun pensioenopbouw reikt.
3. Inbreuk op eigendomsrechten
Pensioenplicht en afgedwongen solidariteit leidt tot herverdeling en inbreuk op vrijheid en eigendomsrechten, dus terughoudendheid is geboden.
4. Herverdeling
Het nieuwe stelsel moet bestaande rechten en nieuwe opbouw faciliteren en geen nieuwe onoplosbare herverdelingsvraagstukken opleveren.
5. Eigen verantwoordelijkheid
Mensen moeten risico’s die ze zelf kunnen dragen ook zelf dragen. Daarvoor hoeven ze geen beroep te doen op de collectiviteit.
6. Creëren verliezers
Een beroep op een financiële bijdrage van de overheid om eventuele ‘verliezers’ te compenseren moet worden vermeden.
|
Het bestaande stelsel scoort behoorlijk goed op deze uitgangspunten. Het
lijkt echter vooral te groot. De herverdeling is groter dan noodzakelijk en
maakt zo meer en grotere winnaars en verliezers. Verplicht en collectief
pensioensparen is wenselijk en leidt tot welvaartswinst, maar het scoort
slecht op uitgangspunt 3 en 5. Mensen met hoge inkomens zullen worden
verplicht om volledig verplicht mee te doen in het collectief terwijl ze
zelf een deel van die risico’s prima kunnen dragen.
Het bestaande systeem deels handhaven, maar de werkingssfeer beperken met
betrekking tot de hoogte van het inkomen ligt dan ook voor de hand. De
hoogte van het inkomen geeft namelijk de mate van risico weer die
huishoudens lopen. Het huidige stelsel is te rechtvaardigen voor risico’s
die mensen niet zelf kunnen dragen. Waar mensen risico’s wel zelf kunnen
dragen moet de herverdeling zo beperkt mogelijk zijn, anders wordt er
inbreuk op eigendomsrecht en zelfbeschikkingsrecht gemaakt terwijl dat niet
noodzakelijk is.
Afdekken risico’s
Het stelsel moet dus het risico op geen pensioen afdekken, maar het risico
op een iets lager pensioen voor mensen met een behoorlijk inkomen niet. De
kern van het voorstel is dus dat het tweede pijler pensioen gesplitst moet
worden in een tweede pijler basispensioen en een tweede pijler keuzepensioen. Dat
principe is in Nederland niet onbekend. Het wordt immers reeds toegepast
bij de WW en de WIA. Ook daar geldt dat de solidariteit aan de bovenkant
aan een maximum inkomensgrens is gebonden. En net als bij de WW en WIA doet
iedereen mee, ook aan het basispensioen. Ook voor hoge inkomens geldt dat
zij met de eerste euro’s van hun pensioen minder risico moeten lopen dan
met de bovenste euro’s van hun pensioen. Tabel 1 vergelijkt het meervormige
stelsel met het huidige stelsel en veelgenoemde voorliggende alternatieven.
Tabel 1: Meervormig stelsel vergeleken met alternatieven
Het tweede pijler-basispensioen
Tabel 2 geeft de belangrijkste kenmerken van het basispensioen en het
keuzepensioen in een meervormige tweede pijler. Het basispensioen is een
handhaving van het huidige stelsel, maar is in dit voorstel afgetopt op de
toeslaggrens van 27.000 euro - het punt tot waar mensen een beroep kunnen
doen op de verzorgingsstaat. Aftopping op die plek levert in het
basispensioen een tweede pijler pensioen op van circa 10.000 euro per jaar.
Uiteraard kan die grens ook hoger liggen, bijvoorbeeld op het modale
inkomen. De rekenrentemethodiek blijft onveranderd en de doorsneepremie
blijft gehandhaafd. Wel wordt de premiedekkingsgraad voor nieuwe opbouw
minimaal 90 procent en daarmee kan indexeren ook sneller plaatsvinden,
vanaf 110 procent met 10 procent van de indexeringsruimte per jaar. Bij een
premiedekkingsgraad van 100 procent kan er al bij 105 procent geïndexeerd
worden. De franchise standaardiseren we op het niveau van de AOW. In dit
stelsel doet iedereen mee, ook de hogere inkomens, maar alleen met het deel
van hun inkomen tot de inkomensgrens. Het beleggingsbeleid is conservatief.
Naar verwachting zal de portefeuille overwegend bestaan uit obligaties. Het
basispensioen kent ook de bekende verzekeringscomponenten zoals
premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en nabestaandenpensioen bij
vroeg overlijden.
Het tweede pijler-keuzepensioen
Het keuzepensioen is het deel van het inkomen waar burgers meer risico zelf
kunnen dragen. De inrichting van het keuzepensioen wijkt af van het huidige
stelsel. Volledige pensioenplicht en afgedwongen solidariteit zijn hier
minder passend. In het voorstel zijn er in de opbouwfase voor de nieuwe
opbouw volledig persoonlijke pensioenpotten en is er dus geen
doorsneepremie meer. Na pensioendatum is er een collectieve
uitbetalingsfase waarin het langlevenrisico gezamenlijk gedeeld wordt. Maar
er is ook meer keuzevrijheid: de hypotheek er deels mee aflossen is
mogelijk en ook een pensioenpremiepauze van bijvoorbeeld maximaal 10 jaar
behoort tot de mogelijkheden. De nominale garantie vervalt en daarom kan de
rekenrente hier dan ook hoger zijn. Daarvoor worden de waarden van de
commissie parameters gebruikt, of een langdurig voortschrijdend gemiddelde
van historische rendementen met een afslag van 25 procent. Dat komt in
beide gevallen uit op circa 4,5 procent. Het beleggingsbeleid is
offensiever: naar verwachting zal de portefeuille overwegend bestaan uit
zakelijke waarden. Het keuzepensioen kent een optionele
verzekeringscomponent voor overlijden en arbeidsongeschiktheid.
Tabel 2: Kenmerken van het basispensioen en het keuzepensioen vergeleken
Overgang van bestaande rechten
De bestaande verplichtingen en bezittingen worden naar rato verdeeld over
de twee nieuwe fondsen. In het basispensioen verandert er verder weinig
voor nieuwe opbouw, in het keuzepensioen worden voor nieuwe opbouw
individuele rekeningen aangehouden.
Het splitsen van het bestaande stelsel in combinatie met het hanteren van
een hogere rekenrente voor inkomens die die risico’s ook daadwerkelijk
kunnen dragen heeft natuurlijk het grote voordeel van een hogere
dekkingsgraad. Die hogere dekkingsgraad kan het beste verdeeld worden over
de twee nieuwe stelsels. Dat wordt zodanig verdeeld dat de dekkingsgraden
na verdeling weer exact gelijk zijn aan elkaar. Daardoor wordt niemand
beter of slechter van de splitsing.
Deze overgang levert geen complexe invaarberekeningen of dilemma’s op en
ook geen nieuwe herverdelingsvraagstukken. De berekening is eenvoudig zodra
bekend is wat de gemiddelde duration van het fonds is en welk deel van
ieders fondsverplichtingen boven en onder de aftoppingsgrens van 27.000
euro zitten. Tabel 3 toont een serie voorbeeldberekeningen van de pensioenfondsbalansen
en dekkingsgraden, voor en na de overgang naar het nieuwe stelsel bij
verschillende dekkingsgraden. Er is gerekend met een gemiddelde duration
van de verplichtingen van 19 jaar, een rekenrente van 1,5 procent in het
huidige stelsel en in het basispensioen, en een rekenrente in het
keuzepensioen van 4,5 procent. Deze waarden sluiten aan bij de huidige
praktijk en gemiddeldes.
Tabel 3: Voorbeeldberekening dekkingsgraden meervormig pensioenstelsel na
invaren
Noot: Berekening bij verdeling van basis/keuzepensioen van 70/30. Bij een
groter aandeel van het basispensioen levert invoering lagere
dekkingsgraadverbeteringen op. Als de duration van het keuzepensioen langer
is dan van het basispensioen komen de dekkingsgraden nog iets gunstiger
uit.
Tenslotte rest dan het vraagstuk van de zzp’ers. In een meervormig stelsel
is de inbreuk op de vrijheid tot het minimaal wenselijke gereduceerd. Dat
maakt een pensioenplicht voor het basispensioen voor alle zzp’ers haalbaar
en wenselijk. Daarmee wordt immers voorkomen dat zzp’ers in de toekomst een
beroep moeten doen op het collectief via toeslagen en bijzondere bijstand.
Een dergelijke pensioenplicht is volledig in lijn met de eerder geschetste
uitgangspunten en laat ruimte om de doorsneepremie in het basispensioen te
handhaven. De pensioenproblematiek rond zzp’ers en de doorsneepremie wordt
niet alleen gedreven door de doorsneepremiesystematiek, maar ook door het
ontbreken van een pensioenplicht voor zzp’ers. Het probleem kan aan beide
kanten worden opgelost. Gegeven het grote risico op pensioenarmoede van
zzp’ers en het beroep op de verzorgingsstaat wat daarmee gepaard gaat, is
een beperkte pensioenplicht een gerechtvaardigde optie.
Conclusie
De geschetste splitsing van het tweede pijler pensioen in een basispensioen
en een keuzepensioen vermindert de herverdeling sterk. De herverdeling door
de doorsneepremie wordt beperkt door die af te toppen bij de
toeslagengrens, en de herverdeling door de premiedekkingsgraad wordt
beperkt door daar een minimum in aan te brengen en een 100
procent-premiedekkingsgraad te compenseren met een lagere indexatiegrens.
De herverdeling van laag naar hoog opgeleid wordt beperkt door de splitsing
in twee fondsen en de persoonlijke potten in het keuzepensioen. Minder herverdeling betekent minder winnaars en verliezers, en dus ook
minder strijd over de rekenrente, de indexatiegrenzen en de doorsneepremie.
Voor de vakbonden en de partijen ter linkerzijde blijft de
(intergenerationele) solidariteit overeind.
Voor hen die meer keuzevrijheid
en eigendomsrechten willen biedt het keuzepensioen duidelijk vooruitgang.
Allen profiteren van de hier mogelijk hoger geworden rekenrente voor een
deel van de pensioenverplichtingen en daarnaast van de lagere
indexatiegrenzen. Ook is de eventuele compensatie voor het afschaffen van de doorsneepremie
fors lager. Veel gepensioneerden kunnen profiteren van de indexatie die
hierdoor mogelijk wordt. Het voorstel voor een meervormige tweede peiler
voldoet ook aan de uitvoerbaarheidseisen die DNB aan een pensioenhervorming
stelt. Eigendomsrechten worden duidelijker en het beleggingsbeleid kan
beter verenigd worden met de doelen van het stelsel.
Uiteraard kunnen de parameters worden gewijzigd. Waar precies de
aftoppings- en indexatiegrenzen liggen biedt nog voldoende voer voor
discussie. Men zou bijvoorbeeld kunnen kiezen voor de hogere toeslagengrens
voor samenwonenden die bij 34.000 euro ligt. Dat is nagenoeg het modale
inkomen. Het voorstel behoeft daarnaast nadere detaillering en
doorrekening, maar de richting en principes van dit voorstel mogen
duidelijk zijn.
*Een eerdere versie van dit artikel verscheen eerder op 3 mei in ESB onder de titel ''Een politiek compromis voor pensioenhervorming is haalbaar''.
Te citeren als
Robin Fransman, “Een politiek compromis over pensioenhervorming is haalbaar”,
Me Judice,
17 mei 2018.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Old Man Walking’ van Fouquier ॐ (CC BY-NC 2.0).