Exportkredietverzekering in Nederlandse context
Het CBS heeft in 2016 de vraag naar het belang van de publieke
exportkredietverzekering onder de loep genomen en de discussie breed getrokken. Het richt zich op het effect op
de Nederlandse economie, in termen van bijdrage aan het Nederlandse bbp en
werkgelegenheid. Voor de jaren 2010-2014 wordt geconcludeerd met behulp van
een input-output analyse dat het gaat om een totale bijdrage van 7,8
miljard euro en 95 duizend arbeidsjaren. Volgens de studie kan echter geen
antwoord worden gegeven op de vraag in hoeverre deze economische activiteit
ook zou hebben plaats gehad zonder de exportkredietverzekering (de
zogenaamde additionaliteitsvraag). Die vraag is echter cruciaal om de werking van deze verzekering onder de loep te nemen.
In dit artikel wordt een overzicht gepresenteerd van bestaand
internationaal onderzoek met behulp van Duitse en Oostenrijkse data naar
het belang van de publieke exportkredietverzekering op de internationale
handel. Hierbij wordt de berekening gebaseerd op een econometrische
analyse. Op basis daarvan wordt een multiplier gebruikt waarmee kan worden
aangeven in hoeverre er sprake is van additionaliteit.
Exportkredietverzekering en internationale handel
Publieke exportkredietverzekering is niet meer weg te denken uit de
internationale handel. Sinds de invoering na de eerste wereldoorlog heeft
de verzekering zich ontwikkeld tot en belangrijk instrument van overheden
om marktfalen bij het tot stand komen van handelsstromen te kunnen
opvangen. Daarbij gaat het vooral om complexe exporttransacties, vaak
eenmalig, en voor een relatief groot bedrag en lange looptijd (8-10 jaar).
Die kennen een hoog betalingsrisico, vaak door een hoog politiek risico.
Deze transacties zijn niet verzekerbaar door private partijen. Het karakter
van de verzekering suggereert dat exportkredietverzekering export, en
daarmee internationale handel, ondersteunt. Maar hoeveel extra
internationale handel wordt door exportkredietverzekering gegenereerd? Is
het een te verwaarlozen bedrag of verdient deze verzekering zich dubbel en
dwars terug? Dit is een beleidsrelevante vraag: het gaat immers om een
overheidsinstrument om export te ondersteunen.
Hoe exportkredietverzekering internationale handel ondersteunt
Een theorie van exportkredietverzekering ontbreekt. Maar de literatuur
heeft wel een aantal kanalen geïdentificeerd waarlangs ondersteuning van
internationale handel plaats heeft.
Ten eerste, exportkredietverzekering reduceert de onzekerheid van betaling
die met internationale handel gepaard gaat. Die onzekerheid kan ook zonder
verzekering gereduceerd worden, bijvoorbeeld door informatie in te winnen
over bedrijven, het buitenlandse juridische systeem, de taal, en het
zakendoen in bredere zin, evenals politieke ontwikkelingen. Maar daar zijn
kosten aan verbonden. En die zijn voor een individuele exporteur vaak
moeilijk te dragen, vooral kleinere exporteurs. Een
exportkredietverzekering biedt in essentie de mogelijkheid deze kosten te
verdelen over een aantal exporteurs. Daardoor gaan de kosten voor de
individuele exporteur omlaag en kan er meer export plaatsvinden.
Ten tweede, exportkredietverzekering geeft financieel ruimte aan zowel
exporteurs als importeurs. Importeurs die op rekening kunnen betalen kunnen
deze financiële ruimte desgewenst aanwenden voor extra import. Ook bij
exporteurs ontstaat er ruimte in de liquiditeit. Exportkredietverzekering
beschermt de handelsdebiteuren en kan dienen als onderpand, of in ieder
geval comfort, voor een banklening. Exporteurs hebben dan meer financiële
ruimte om te groeien, ook op exportmarkten.
Ten derde, er kunnen fricties bestaan bij het verstrekken van bankleningen
of in de financiële markt bij de financiering van exporttransacties, zowel
aan de kant van de exporteur als de importeur. In een dergelijke situatie
kan exportkredietverzekering een voorwaarde zijn voor export. Dit
suggereert dat in landen met restrictieve banken of financiële markten de
steun van exportkredietverzekering groter is. Restrictief kunnen we op twee
manieren opvatten. Het kan gaan om het financiële systeem dat niet
voldoende is ontwikkeld, zoals in opkomende of laag ontwikkelde economieën.
Verder kunnen er tijdelijke fricties in ontwikkelde landen bestaan, zoals
tijdens de financiële crisis van 2009, toen de markt voor handelskredieten
stagneerde.
Meting effect van de steun
Voor het meten van de mate van ondersteuning van kredietverzekering wordt
in de literatuur de handelsmultiplier gebruikt. Deze maatstaf meet hoeveel
euro extra export wordt gegenereerd door een euro kredietverzekering en kan
in theorie variëren van nul tot oneindig. Een multiplier van nul laten we
buiten beschouwing. Die impliceert namelijk dat zonder kredietverzekering
de export ook zou hebben plaatsgevonden. Dat is niet plausibel. Geen
bedrijf gaat in dat geval voor de verzekering betalen. Maar stel dat de
multiplier kleiner dan één is. In dat geval levert een euro dekking door
kredietverzekering minder dan een euro additionele export. Een deel van de
export zou zonder kredietverzekering toch plaats hebben gehad. Zonder
kredietverzekering zal een bedrijf dat naar bijvoorbeeld Rusland exporteert
voorzichtig zijn en de export beperken. Een exportkredietverzekering kan de
export naar Rusland vergroten. Als de multiplier gelijk is aan één geldt
dat er zonder exportkredietverzekering helemaal geen export naar Rusland
zou hebben plaatsgevonden. De exportkredietverzekering creëert dan export
precies gelijk aan het bedrag van de verzekering. Tot slot een multiplier
groter dan één. Kredietverzekering is dan niet alleen onmisbaar voor het
verzekerde bedrag aan export, maar er vindt daarnaast zelfs extra export
plaats. Een dergelijke situatie doet zich voor als er, in het voorbeeld van
export naar Rusland door een bepaald bedrijf, een ander bedrijf dat van
deze transactie verneemt ook naar Rusland gaat exporteren (maar daar geen
exportkredietverzekering voor afsluit). Door het positieve signaal dat
uitgaat van exportkredietverzekering, treedt een positief extern effect op,
waardoor bedrijven die geen verzekering willen kopen ook meer gaan
exporteren.
Wat is de omvang van de steun?
De empirische literatuur op het gebied van exportkredietverzekeringen is
dun, mede door de beperkte beschikbaarheid van data. Ik bespreek een
drietal studies gepubliceerd in gerenommeerde tijdschriften, alle drie
gebaseerd op het gravitatiemodel voor internationale handel. Dit model
verklaart de handel tussen landen door het relatieve bbp en fysieke
afstand, zoals de aantrekkingskracht tussen lichamen wordt verklaard door
de relatieve omvang en afstand. De resultaten zijn samengevat in
onderstaande tabel.
Tabel 1: Impactberekeningen van exportkredietverzekering voor internationale handel
Bron |
Dataset |
Periode |
Model |
Methodea |
Multiplier |
|
|
|
|
|
Korte termijn |
Lange termijn |
Egger en Url (2006) |
Oostenrijk, 142 landen |
1996-2002 |
Gravity |
FE, statisch |
0,3 |
2,8 |
Moser et al.(2008) |
Duitsland, 130 landen |
1992-2003 |
Gravity |
FE, dynamisch |
|
1,7 / 6,0b |
Felbermayr en Yelcin (2013) |
Duitsland, 208 landen |
2000-2009 |
Gravity |
RE, statisch |
|
0,7 (0,8-1)c |
Noten: (a) FE duidt op een fixed effects model, RE op een random effects model; (b) Dit cijfer betreft een replicatie van het model van Egger en Url; (c) deze mulitiplierrange is gebaseerd op het effect van kapitaalmarktfricties: het effect van exportkredietverzekering is 20-40% hoger indien men controleert voor deze fricties.
Egger and Url (2006) gebruiken een database van 3450 observaties van
Oostenrijkse goederenexport per sector naar 142 landen gedurende 1996-2002.
De multiplier van publieke exportkredietverzekering die ze vinden komt uit
op 0,3 voor de korte termijn. Voor de lange termijn schiet het effect
omhoog naar 2,8. Het grote verschil schrijven de auteurs toe aan de lange
tijd die soms tussen het afsluiten van de verzekering en de daadwerkelijke
export verstrijkt. Die tijd kan oplopen naar vijf jaar. Meer fundamenteel
speelt volgens de auteurs een rol dat exporteurs de importeurs leren
kennen. Dan is er minder behoefte aan exportkredietverzekering om export te
ondersteunen. Dat drijft de multiplier op de lange termijn op.
Moser et al (2008) gebruiken een Duitse dataset. Zij repliceren eerst de
methode van Egger and Url (2006) en vinden dan een lange-termijn multiplier
van 6. Het grote verschil schrijven zij toe aan de verschillende perioden en het
exporterende land (en daarmee importerende landen) die de data betreffen.
Verder wordt gewezen op het verschil in het moment waarop Oostenrijk en
Duitsland de in OESO-verband overeengekomen premiestelling - zogenaamde
Knaepen-overeenkomst uit 1999 - invoeren. Maar zelfs als hiermee rekening
wordt gehouden lijkt er sprake te zijn van een bias. Dat kan komen door het
gebruik van een statisch schattingsmodel. Als exporten uit het verleden een
rol spelen bij de huidige exporten is een dynamisch model beter. Bovendien
kan er sprake zijn van inverse causaliteit tussen exportkredietverzekering
en internationale handel. Maar de auteurs testen en verwerpen dit
potentiële endogeniteitsprobleem. Schatting met een dynamisch model heeft
wel impact. De multiplier komt dan uit op 1,7, waarmee de suggestie van
bias in de Egger and Url (2006) schattingen aan kracht wint. En daar blijft
het niet bij, want de auteurs modelleren ook politiek risico en dat
verlaagt de multiplier verder.
Zowel Egger and Url (2006) als Moser et al. (2008) gebruiken een dataset
die het niet toelaat om de zogenaamde multilaterale resistance terms, zoals
taal en cultuur, te modelleren. Deze variabelen worden niet waargenomen,
maar beïnvloeden de schattingen wel. Felbermayr en Yelcin (2013) adresseren
dit punt. Zij gebruiken een Duitse dataset met bedrijfsgegevens, waarmee
een additionele - sector – dimensie wordt verkregen, die zij vervolgens in
hun schattingen meenemen. Het resultaat van hun statische benadering is een
multiplier van 0,7, aanzienlijk lager dan die van Moser et al. (2008). De
auteurs schrijven het verschil grotendeels toe aan de multilateral
resistance termen. Maar het effect is heterogeen en hangt af van de sector,
de regio en het inkomen van het importerende land.
Deze uitkomsten geven de mogelijkheid tot vergelijking met de twee
eerdergenoemde onderzoeken. De centrale vraag van Felbermayr en Yelcin
(2013) is echter of exportkredietverzekering fricties in de financiële
markt verlicht. Zij zoeken dus bevestiging van het bestaan van
exportkredietverzekering op basis van marktfalen. Om precies te zijn, de
auteurs kijken naar fricties in het importerende land. Dat wordt gedaan
door liquide passiva, private kredietverlening en de kapitalisatie van de
aandelenmarkt mee te nemen in de schatting. Dat heeft een merkbaar effect
op de multiplier, die met 20 - 40% omhoog gaat, naar 0,84 tot 0,98. Daarbij
vinden ze ook een hogere multiplier voor sectoren die gevoeliger zijn voor
fricties, zoals scheep- en luchtvaart. Tot slot vinden de auteurs
ondersteuning van het verlichten van de effecten van de financiële crisis.
Conclusies
Wat leren we van de studies die het effect van de publieke
exportkredietverzekering op internationale handel proberen te meten?
Soortgelijke studies voor de Nederlandse economie ontbreken, alhoewel het
CBS met behulp van een input-outputanalyse het effect op het Nederlandse
bbp en de werkgelegenheid heeft onderzocht. Alle hier besproken studies
zijn gebaseerd op Oostenrijkse en Duitse data. Dus enige voorzichtigheid is
vereist. De bevindingen komen neer op een viertal punten:
- De waarde van de multiplier loopt nogal uiteen, van 0,3 tot
2,8. Maar ze indiceren wel, zoals verwacht, dat exportkredietverzekering
internationale handel bevordert.
- De lagere multiplier van 0,3 betreft een korte-termijn effect.
Exportkredietverzekering betreft vooral exporttransacties met een langere
looptijd. Dat vraagt om berekening van een lange-termijn multiplier. Maar
nog belangrijker voor de beleidsmaker: men moet enig geduld uitoefenen om
het echte effect van dergelijke kredietverzekeringen terug te zien.
- De lange-termijn multiplier komt veel hoger uit dan de korte termijnmultiplier, maar wel met
een grote spreiding: van 0,7 tot 2,8. Die spreiding wordt nog groter als we
de multiplier van 6 meenemen, maar die schatting bevat waarschijnlijk een
bias.
- Het effect van exportkredietverzekering is 20 tot 40 procent
sterker als er sprake is van financiële fricties, hetzij in het
importerende (minder ontwikkelde) land, hetzij door een financiële crisis.
* Een uitgebreide versie van dit artikel verscheen eerder in Journal of Risk Management in Financial Institutions, 2019 Volume 12, number 3.
Referenties:
CBS (2016), De bijdrage van de publieke exportkredietverzekering aan deNederlandse economie, augustus. Den Haag.
Egger, P. and Url, T. (2006), Public Export Credit Guarantees and Foreign Trade Structure: Evidence from Austria, The World Economy, 29(4): 399-418.
Felbermayr, G. and Yalcin, E. (2013), Export Credit Guarantees and Export Performance: An Empirical Analysis for Germany, The World Economy, 36(8):
967-999.
Moser, C., Nestmann, T. and Wedow, M. (2008), Political Risk and Export Promotion: Evidence from Germany, The World Economy, 31(6): 781-803.
Te citeren als
John Lorié, “Exportkredietverzekering bevordert internationale handel”,
Me Judice,
15 augustus 2019.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Container terminal. Port of Melbourne.’ van Bernard Spragg.