Duurzame investeringen
Al jaren wordt gezocht naar een relatie tussen duurzame bedrijfsvoering van organisaties en een beloning daarvoor in financiële of economische zin (zie
recent Smid, 2014). Het blijkt lastig die relatie eenduidig vast te stellen. Des te opmerkelijker is dat sinds kort op de financiële markten een hieraan
gerelateerd verschijnsel een stormachtige ontwikkeling doormaakt: de groene obligatie. Gaat dit instrument teweeg brengen wat al decennia lang door
duurzaamheidaanhangers met matig succes is nagestreefd? En wordt daarbij de transparantie van met groene obligaties bereikte resultaten voldoende
gewaarborgd, zodat bijvoorbeeld groenwassen kan worden voorkomen? In deze bijdrage worden de drijvende krachten achter de groei van de groene
obligatiemarkt geanalyseerd, worden gevaren die de groei kunnen belemmeren besproken, evenals mogelijkheden om daar paal en perk aan te stellen.
De opkomst van de markt voor groene obligaties
Hoewel de zogenaamde groene obligatie of ‘green bond’ al jarenlang in opkomst is, laat sinds 2013 deze markt internationaal een stormachtige groei zien.
Bank of America Merrill Lynch (2014), zich baserend op verwachtingen van Bloomberg (McCrone, 2014), rapporteert dat de totale groene obligatiemarkt
momenteel 35 miljard US$ bedraagt en sterk toeneemt. Zo werd in 2013 11 miljard US$ aan groene obligaties uitgegeven en was in 2014 een zelfde bedrag voor
de zomer al overschreden. Men verwacht dat het jaar 2014 een emissie van in totaal circa 40 miljard US$ aan groene obligaties te zien zal geven.
Groene obligaties zijn niet zo verschillend van gebruikelijke obligaties wat betreft de looptijd en het rentepercentage. Zo gaf november 2013 Électricité
de France een groene obligatie uit met een volume van EUR 1,4 miljard, een looptijd van 7,5 jaar en een rentepercentage van 2,25 procent. De groene obligaties
onderscheiden zich doordat het kapitaal specifiek wordt uitgegeven aan ‘groene’ projecten. Het groene doel is tot op heden vooral vorm gegeven als het
verminderen van de CO2-uitstoot van activiteiten. Groene obligaties zijn een manier om de gigantische investeringen voor het overschakelen op een
koolstofarme economie mogelijk te maken. Volgens schattingen van Bank of America Merrill Lynch (2014) en het International Energy Agency gaat het om een
cumulatief investeringsbedrag tot 2035 van zo’n US$ 50.000 miljard.
Er komt steeds meer diversiteit in de uitgevende instellingen. De Wereld Bank was in 2008 de eerste met het uitgeven van groene obligaties, gevolgd door de
Europese Investering Bank. De laatste jaren zijn commerciële banken en grote bedrijven ook groene obligaties gaan uitgeven. De grote bedrijven zijn op dit
moment nog vooral elektriciteitsbedrijven en vastgoedbedrijven. Dit is logisch, want deze bedrijven hebben heel gemakkelijk te identificeren groene activa
in grote volumes: duurzame energieprojecten en duurzame gebouwen. De groene bedrijfsobligaties maken momenteel circa 30 procent uit van de totale groene obligatie
markt. Overheden en gemeenten zijn nog maar een kleine speler, al zijn in Nederland in 2014 de Nederlandse Waterschapsbank (NWB Bank) en de Bank
Nederlandse Gemeenten (BNG Bank) en de FMO bank ook actief geworden op deze markt, elk met een groene obligatie volume van 0,5 miljard euro. Grote
industriële bedrijven die hun groene investeringen apart financieren zijn er nog niet zoveel. Toyota heeft autoleningen voor hybride en elektrische auto’s
gefinancierd, en Unilever gaf een obligatie uit voor investeringen in energiezuinigere ijsjes-koelkasten, en milieuverbeteringen in fabrieken.
Waarom obligatieaanbieders kiezen voor groene obligaties
Het uitschrijven van groene obligaties door banken, bedrijven en overheden heeft voor hen aantrekkelijke kanten. In de eerste plaats helpt het uitgeven van
groene obligaties om investeerders, die tot nog toe niet zozeer bezig waren met de milieu en andere corporate governance-aspecten van hun investeringen, te
informeren over de nieuwe uitdagingen waar de samenleving voor staat. Door de koop van deze obligaties wordt hun portefeuille vergroend en raken ze meer
bekend met duurzaamheid.
Vaak wordt beweerd dat groene obligaties, gezien de grote overtekening bij hun uitgifte, makkelijker gefinancierd kunnen worden. Dat is zeker waar, maar
daarbij horen wel wat kanttekeningen. Ten eerste is er veel vraag naar obligaties in het algemeen en ook veel niet-groene obligaties zijn overtekend.
Bovendien is het zo dat de belangstelling sterk afhangt van de beprijzing door de uitgevende instelling: een goed rendement betekent veel vraag. Tenslotte
hangt de mate van overtekening af van hoe lang het orderboek open staat. Hoe langer het orderboek open staat, hoe meer orders er binnenstromen en hoe meer
overtekening.
Ook helpen groene obligaties om nieuwe kapitaalstromen aan te boren, onder meer bij de in duurzaamheid gespecialiseerde investeerder die uit is op een
belegging die een vast inkomen oplevert. Bij veel groene obligaties blijkt de geografische spreiding anders te zijn dan bij normale obligaties, dus de
uitgevende instelling krijgt meer diversificatie in zijn investeringsbasis.
Tenslotte hopen veel instellingen dat groene obligaties, die nu nog voor ca. 80% worden aangewend voor algemene balans investeringen in groene
ondernemingen of organisaties, de weg vrijmaken voor meer specifieke en meer risicovolle, directe investeringen door beleggers in hun groene projecten.
Hierbij wordt het risico gedragen door de belegger, maar ook de opbrengst en dus de impact vallen mede aan de belegger ten deel.
Groenwassen van gelden
Met het toenemende succes van duurzaam beleggen ,waaronder groene obligaties, is ook een gevaar verbonden. Immers nu deze vorm van beleggen geliefder
wordt, kan ook de aanzuigende werking toenemen om beleggingen als groen te oormerken terwijl daar geen aanleiding voor is (‘greenwashing’). Essentieel is
dat een transparante periodieke rapportage zichtbaar maakt welke verbeteringen in duurzaamheid worden bereikt, in welke mate die aan de betreffende
belegging mogen worden toegerekend en of de belegger is blootgesteld aan het onderliggende risico. Anders kunnen de positieve kanten van duurzaam beleggen
door groenwassen al snel in hun tegendeel verkeren, met als gevaar dat het instrument in diskrediet raakt.
Op dit moment zijn er geen wettelijke regels die bepalen of een obligatie als groen mag worden aangeprezen en ligt het besluit om dit te doen bij de
instelling die de obligatie uitgeeft. De sector heeft daarom zelf begin 2014 op vrijwillige basis zogenaamde Green Bond Principles (GBP) opgesteld (ICMA,
2014) zodat duidelijk is waaraan tenminste moet worden voldaan wanneer een obligatie als groen wordt aangemerkt. Randvoorwaarden betreffen:
- het vooraf aangeven van de zich kwalificerende groene activiteiten die met het kapitaal van de obligatie worden mogelijk gemaakt,
- het selectie proces waarlangs de zich als groen kwalificerende activiteiten worden uitgekozen,
- de wijze waarop de uitgifte en aflossing van leningen vanuit het kapitaal dat met de obligatie is verkregen apart wordt beheerd en hoe daarover jaarlijks
wordt gerapporteerd, en tenslotte
- een jaarlijkse rapportage van de omvang en bij voorkeur ook de effecten die met de verstrekte leningen zijn bereikt op het gebied van klimaat, milieu,
sociale verbeteringen en dergelijke.
Voor een groene obligatie wordt uitgegeven zal veelal aan een adviesbureau of wetenschappelijke instelling een oordeel (second opinion) over de invulling
van de GBP worden gevraagd, om de investeerders te overtuigen dat hier niet van groenwassen sprake is. Voorbeelden zijn Cicero (verbonden aan de
universiteit van Oslo), adviestakken van diverse duurzaamheidsratingbureaus, maar ook kwaliteitsborgers zoals Bureau Veritas. Dit is echter in de meeste
gevallen niet meer dan een opinie van een consultant.
De financiële verantwoording van een groene obligatie wordt gedaan door de reguliere financiële auditor van de uitgevende instelling. Vaak beperkt de
geboden zekerheid zich tot een overzicht waarin wordt aangetoond dat de omvang van de investeringen gelijk is aan de hoofdsom van de obligatie. Dit is een
prima eerste stap. Maar wie verder kijkt weet dat traditionele accountingsystemen geen rekening houden met duurzaamheid. Ook de vier grote
accountantskantoren in Nederland, die op dit moment de financiële verantwoording bij deze obligaties verzorgen, hebben nog geen standaarden ontwikkeld voor
de boekhouding van (activa met) additionele sociale of groene opbrengsten of kosten, oftewel de externe effecten.
De traditionele, uitsluitend op financiële waarden gebaseerde weergave van de werkelijkheid door bankiers, economen en accountants zal zonder twijfel de
komende jaren op de helling gaan. De traditionele methoden beschrijven de wereld waarin we ons bevinden niet meer goed. Beleggers zijn de eersten die op
zoek zijn naar nieuwe dimensies in transparantie, die met ‘green accounting’ veilig moeten worden gesteld.
Vraag naar duurzame beleggingen
Door deze snelle ontwikkelingen in transparantie over niet-financiële aspecten kan gesteld worden dat er de laatste jaren sprake is van een
paradigmaverandering bij bedrijven en beleggers. Zelfs in het dagelijkse leven zien we dat consumenten meer informatie krijgen over de producten die ze
kopen. Wie een reep chocolade koopt kan op het etiket tegenwoordig vinden wat de oorsprong is van de grondstoffen, of ze biologisch zijn of niet, of de
boer een eerlijke prijs heeft ontvangen, en wat de voedingswaarde is. Duurzaamheid en transparantie gaan hand in hand.
Door de goede beschikbaarheid van gestructureerde duurzaamheidsinformatie over bedrijven, zoals duurzaamheidsratings en real time informatie over
maatschappelijke controverses waar een bedrijf bij betrokken is, zijn doorsneebeleggers op dit moment in zeer hoog tempo aan het doen waar duurzame
beleggers van het eerste uur twintig jaar aan gewerkt hebben. De laatste groep zal richting hun klanten meer toegevoegde waarde moeten bieden en moeten
opschuiven naar wat ‘impact beleggen’ wordt genoemd: het zoeken naar beleggingen met buitengewone sociale en milieuvoordelen. Een groene obligatie is een
voorbeeld van een dergelijke belegging. Betere green accounting over dergelijke beleggingsproducten wordt een belangrijke voorwaarde voor blijvend succes
van deze ontwikkelingen.
De paradigmaverandering verklaart ook waarom de groene obligatie grote belangstelling bij beleggers heeft. De interesse komt primair uit de hoek van
instellingen die duurzaam beleggen hoog in het vaandel hebben staan, waartoe bepaalde filantropische instellingen, pensioenfondsen en duurzame banken
behoren. In het algemeen hebben investeerders bij gelijke financiële kenmerken van de obligatie een voorkeur voor obligaties die de duurzaamheid ten goede komen.
Groen geld van belang voor gemeenten
De geschetste ontwikkelingen hebben sinds kort ook betekenis gekregen voor de verbetering van de duurzaamheid van gemeenten in Nederland. Dit voorjaar is
door Telos, Tilburg Sustainability Center van Tilburg University een Nationale Monitor Gemeentelijke Duurzaamheid uitgebracht (Zoeteman et al. 2014a;
Zoeteman en Mommaas, 2014) die alle gemeenten op basis van 90 indicatoren op hun duurzaamheid (milieu-, sociaal- en economisch kapitaal) scoort. Deze
monitor gebruikt een systematiek die aansluit bij het Reference Framework for European Sustainable Cities (RFSC, 2014). Dit beoordelingskader is deze zomer
gebruikt door BNG Bank, gefaciliteerd door een consortium van Credit Agricole, Morgan Stanley en Rabobank International, voor het uitgeven van een
innovatieve duurzame obligatie op de internationale markt (Zoeteman et al, 2014b; Bos, 2014) die voldoet aan de genoemde GBP.
Om de invloed van investeringen te meten heeft de BNG Bank Telos gevraagd jaarlijks de data voor de landelijke monitor te actualiseren en zodoende te
volgen hoe de geselecteerde gemeenten hun duurzaamheid veranderen. Tevens wordt bij deze aanpak niet alleen naar de klimaat- en energieprestaties gekeken
maar ook naar andere milieuaspecten en naar sociale en economische duurzaamheid. Het is voor het eerst dat gemeentelijke duurzaamheidmonitoring
rechtstreeks met een financieringsinstrument wordt verbonden.
Het is overigens niet zo dat hoger op duurzaamheid scorende gemeenten leningen tegen gunstiger voorwaarden krijgen. Ook kan de bank in de praktijk lastig
selectief leningen verstrekken aan gemeenten voor projecten die de duurzaamheid verbeteren. Dit laatste wordt door een deel van de investeerders wel
wenselijk geacht. In de praktijk is dit bewerkelijk en zou dit leiden tot een explosieve groei van de administratiekosten. BNG-beleggers zijn op dit moment
niet bereid deze extra kosten te dragen. De voorziene jaarlijkse duurzaamheidrapportage over gemeenten is een voorbeeld van de eerder genoemde 'green
accounting' .
Zal groei groene obligaties doorzetten?
De vraag of het internationale succes van groene obligaties zal doorzetten kan volgens ons met ja worden beantwoord onder enkele voorwaarden. Deze liggen
niet zozeer in de belangstelling onder beleggers in dit type obligaties, maar in de mogelijkheden om meer transparant over de resultaten gerapporteerd te
krijgen. Op dit moment is het nog te vroeg om te beoordelen of het huidige regime van de GBP het zogenaamde groenwassen kan voorkomen. De huidige neiging bij beleggers is
om naast garanties over de kredietwaardigheid van de lenende organisatie te vragen dat hun gelden in concrete duurzaamheidbevorderende projecten worden
geïnvesteerd. Daarmee is echter lang niet alles wat wenselijk is vastgelegd. Belangrijker is dat de organisatie die de investeringen doet alle
investeringen en het beheer daarvan vanuit een duurzaamheidshouding vorm geeft. In het verlengde hiervan neemt de interesse toe in transparante rapportages over de investeringen en de concrete verbeteringen die hiermee worden bereikt, als ook over de ‘governance’-prestaties van de lenende organisaties. Governance monitoring toont de bredere bestuurlijke ambities en prestaties van organisaties. We zijn daarom van
mening dat de huidige stormachtige groei in groene obligaties alleen kan voortgaan mits de GBP worden doorontwikkeld en steviger worden verankerd in 'green
accounting'-praktijken. Dan kan een beweging in gang worden gezet waarbij op den duur wellicht alle obligaties groene obligaties worden.
Referenties
Bank of America Merrill Lynch, 2014, “Fixing the future: Green Bonds Primer”, Thematic Investing, 8 September
Bos, J, 2014, “BNG komt met nieuw type groene obligatie”, Financieel Dagblad, 9 oktober.
ICMA (International Capital Market Association), 2014, “Green Bond Principles”
McCrone, A., 2014, “Green Bonds – where’s the beef?”, Bloomberg New Energy Finance, 29 september
Oekom Research AG, 2014, Second Party Opinion, Gutachten zur Nachhaltigkeitsqualität des ersten ESG Pfandbriefes der Münchener Hypothekenbank eG, 1 September 2014,
RFSC, 2014, http://www.rfsc.eu
SE4ALL, 2014, www.se4all.org
Smid, H., 2014, Rhetoric and realities of corporate social responsibility, proefschrift Tilburg University, Tilburg.
Wheelan, H., 2014, “Green Bonds: the future of sustainability financing”, Insight, 2, October, www.responsible-investor.com
Zoeteman, B., Hans Mommaas, 2014, “Eenzijdige focus op economische groei niet goed voor de stad”, Me Judice, 17
april 2014.
Zoeteman, B.C.J., J. Slabbekoorn, R. Smeets, J. Dagevos en J.Th. Mommaas, 2014a, Nationale Monitor Gemeentelijke Duurzaamheid 2014, rapport nr
14.094, www.telos.nl.
Zoeteman, B.C.J., J. L. Slabbekoorn, J.F.L.M.M. Dagevos, J. Th. Mommaas, 2014b, BNG Bank Socially Responsible Investment Bond, Sustainability Framework Document for Best-In-Class Municipality Investment, report nr 14.110, 24
september, www.telos.nl