Hoe kan de onduidelijke status van platformwerkers verhelderd worden?

Onderwerpen:
Hoe kan de onduidelijke status van platformwerkers verhelderd worden? image

Afbeelding ‘Deliveroo’ van TaylorHerring (CC BY-NC-ND 2.0).

13 nov 2017
Freelancers die hun diensten aanbieden via een online platform als Uber, Helpling en Deliveroo, hebben momenteel een onduidelijke status en weinig rechten. Hoewel dergelijke platformwerkers momenteel als freelancers opereren, zijn er juridische argumenten om de platformwerker als werknemer te beschouwen en het platform als werkgever. Koen Frenken meent dat op korte termijn duidelijkheid verschaft kan worden door voort te bouwen op bestaande regelgeving, maar dat op lange termijn een meer fundamentele herziening van de categorisering van freelancers en werknemers nodig zal blijken.

Kluseconomie

Een online platform koppelt een grote groep vragers aan een grote groep aanbieders met behulp van data, algoritmes en reviews (Kenney and Zysman 2016). Steeds vaker zijn de aanbieders op platformen niet alleen professionele partijen, maar ook particulieren die als freelancers bijverdienen. Voorbeelden zijn Uber voor taxidiensten, Helpling voor schoonmaakdiensten, Werkspot voor klussen in huis, en Foodora, Deliveroo en UberEATS voor maaltijdbezorgingen. Dit fenomeen wordt ook wel aangeduid met de Engelse term “gig economy”, vertaald als “kluseconomie” (Frenken et al. 2017). TNO (2016) rapporteerde vorig jaar dat dat 1 op de 20 volwassenen maandelijks geld verdient via een platform (waaronder klusplatformen Werkspot, Helpling en Uber, maar ook deelplatform Airbnb en tweedehandsplatform Marktplaats). Een vijfde van deze platformwerkers verdient meer dan de helft van het inkomen via platformen.

Juridisch status platformwerker

Een specifiek vraagstuk in de platformeconomie is de juridische status van de werker ten opzichte van het platform. Die status is momenteel onduidelijk omdat werkers weliswaar freelancen, maar ook een afhankelijkheidsrelatie hebben met het platform. Zo bepaalt het platform doorgaans de prijs voor een klus en wijst het soms ook de klussen toe aan werkers via een (geheim) platformalgoritme. Ook wordt de kwaliteit van de geleverde dienst beoordeeld via reviews en ratings van klanten, en kan het platform een werker de toegang tot het platform ontzeggen (bijvoorbeeld vanwege slechte reviews die de reputatie van het platform aantasten). Om al die redenen zou een platformwerker juridisch als werknemer kunnen worden gezien en het platform waarvoor hij/zij werkt als werkgever/uitzendbureau. Tegelijkertijd kunnen platformwerkers ook als freelancers c.q. zzp-ers worden gezien. Zij bepalen immers zelf hun werktijden en de klussen die ze aannemen, en mogen zij voor meerdere platformen tegelijk werken (multi-homing). De juridische status van de platformwerker is dus onduidelijk.

Nu platformen in steeds meer sectoren beginnen door te dringen, en hun populariteit blijft stijgen, is er een roep van de politiek en de vakbonden om de positie van platformwerkers te verduidelijken. Er zijn (minstens) vijf varianten denkbaar:

  1. Een eerst variant zou zijn om platformwerkers als werknemers aan te merken.
  2. Omgekeerd zouden platformwerkers als freelancers kunnen worden gezien.
  3. Men zou ook een nieuwe tussencategorie kunnen introduceren, die freelancers een aantal sociale rechten geeft, die werknemers nu al wel hebben.
  4. Men zou de mededingingswet zo kunnen aanpassen dat freelancers collectief mogen onderhandelen met platformen, bijvoorbeeld ten aanzien van minimumtarieven en arbeidsomstandigheden (Lao 2017).
  5. Men kan het uurtarief laten bepalen of er daadwerkelijk sprake is van werknemersstatus. Zo wordt in het regeerakkoord het voorstel gedaan om, bij een tarief lager dan 125% van het minimumloon en voor een werkperiode van 3 maanden, een freelancer automatisch aan te merken als een werknemer.

Voors en tegens

Om de varianten te kunnen vergelijken, dienen de belangen van werknemers, platformen en consumenten gewogen te worden. Geen van deze varianten lijkt alle belangen goed te behartigen. Variant 1 is vooral gunstig voor platformwerkers in termen van doorbetaling bij ziekte en vakantie, ontslagbescherming, bescherming tegen discriminatie en intimidatie, en een gegarandeerd inkomen. Voor consumenten zou deze variant echter slecht kunnen uitvallen, omdat de flexibiliteit van de dienstverlening en de kracht van reviews mogelijk afneemt, en prijzen zullen stijgen. Omgekeerd lijkt variant 2 wel het consumentenbelang te dienen, maar niet het werkersbelang. Werk en inkomen worden onzeker, en vele zullen ook geen verzekeringen afsluiten. Wel kan deze variant gunstig zijn voor werkers die slechts incidenteel hun diensten willen aanbieden om hun hoofdinkomen aan te vullen.

De overige drie varianten zijn alle tussenoplossingen, en kunnen als een compromis worden beschouwd tussen werknemer, platform en consumentenbelangen. Variant 3 geeft freelancers een aantal extra sociale rechten, maar kan als (onbedoeld) gevolg hebben dat sommige mensen die nu een werknemersstatus hebben, in de loop van de tijd ongewild in de tussencategorie komen te vallen. Daarnaast brengt een systeem met drie in plaats van twee categorieën vanzelf meer grensgevallen met zich mee, met alle juridische onzekerheden voor werkers en platformen van dien. Variant 4 probeert ook een compromis te bewerkstelligen, maar laat de precieze invulling over aan het vrije spel van collectieve actie en onderhandeling. Het voordeel hiervan is dat het oorspronkelijke flexibele businessmodel van platformen niet per se aangepast hoeft te worden. Nadeel is wel dat ook in dit geval een vorm van categorisering nodig is, omdat men vanuit mededingingsoogpunt enkel de kwetsbare freelancers het recht zou willen geven om collectief te onderhandelen. In variant 5 wordt op een meer pragmatische manier een onderscheid gemaakt tussen werknemer en freelancer. Toch zou ook deze maatregel in de praktijk lastig te hanteren kunnen zijn wanneer platformen gebruik maken van prijzen die fluctueren onder invloed van de krachten van vraag en aanbod (zoals Uber) of wanneer de definitie van werktijd zo wordt gedraaid dat platformwerkers per uur wel veel verdienen, maar de facto veel meer uren maken.

Reflectie

Hoe snel zou de politiek in actie moeten komen? De aanhoudende onduidelijkheid lijkt noch in het belang van werkers, noch in het belang van platformen. Toch is er ook een gevaar van te snelle besluitvorming. Juridisch en sociaalwetenschappelijk onderzoek naar platformen en hun werkers is schaars. Er is dus op dit moment een vrij smalle kennisbasis waarop beleid kan worden gebaseerd. Daarnaast kunnen snelle technologische ontwikkelingen zoals blockchain en smart contracts weer voor nieuwe problemen, én voor nieuwe oplossingen, zorgen in de nabije toekomst. Toekomstige innovaties kunnen de precieze afhankelijkheid in de relatie tussen platform en werkenden weer veranderen, en zouden ook de handhaving van bestaande regels en belastingverplichtingen kunnen verbeteren.

Tegen deze achtergrond zou men op korte termijn oplossingen kunnen zoeken binnen de bestaande wet- en regelgeving. Zo zijn er al mogelijkheden om freelancers bepaalde vormen van bescherming te bieden die werknemers al genieten (Van Slooten 2017). Tegelijkertijd bieden de huidige regels al de nodige flexibiliteit voor de bedrijfsvoering van een platform mét werknemers, bijvoorbeeld via de inzet van uitzendkrachten of het hanteren van nulurencontracten. Toch moet er ook meer fundamenteel nagedacht worden over nieuwe wet- en regelgeving op lange termijn. Hiertoe is het van belang een interdisciplinair perspectief te hanteren (economisch, juridisch, sociologisch, technisch) en alle relevante actoren hierbij te betrekken (werkers, platformen, vakbonden, overheid, advocatenkantoren, verzekeraars, universiteiten). Ook zou een internationaal vergelijkend onderzoek extra inzichten kunnen opleveren, omdat klusplatformen in nagenoeg alle landen met een opmars bezig zijn. Aan de hand van een dergelijke vergelijking kan bezien worden welke oplossingen mogelijk zijn en wat bekend is ten aanzien van de effecten van elke oplossingsvariant op werkers, platformen en consumenten.

* Dit artikel is een samenvatting van een Position Paper geschreven ten behoeve een Ronde Tafelgesprek “Werk in de Platformeconomie” van de Vaste Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer, dat plaatsvindt op 16 november.

Referenties:

Frenken, K., Van Waes, A., Smink, M., Van Est, R. (2017) Eerlijk Delen. Publieke belangen in de deeleconomie en kluseconomie . Den Haag: Rathenau Instituut.

Kenney, M. Zysman, J. (2016) The Rise of the Platform Economy . Issues in Science and Technology 32, no. 3, online journal.

Lao, M. (2017) Workers in the 'Gig' Economy: The Case for Extending the Antitrust Labor Exemption to Them (June 12, 2017). UC Davis Law Review, nog te verschijnen.

TNO (2016) Nederlandse platformeconomie groter dan gedacht . Den Haag: TNO.

Van Slooten, J. (2017) ‘Tussencategorie’ voor zelfstandigen bestaat al in Nederlandse arbeidsrecht . Het Financieele Dagblad, 4 augustus, p. 9.

Te citeren als

Koen Frenken, “Hoe kan de onduidelijke status van platformwerkers verhelderd worden?”, Me Judice, 13 november 2017.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Deliveroo’ van TaylorHerring (CC BY-NC-ND 2.0).

Ontvang updates via e-mail