Gespleten debat rond ICT
De arbeidsmarktimplicaties van nieuwe technologieën staan de laatste jaren weer volop in de belangstelling. In een essay uit 1930 beschreef John Maynard
Keynes al een fenomeen dat hij ‘technologische werkloosheid’ noemde. Deze vorm van werkloosheid ontstaat doordat technologische ontwikkeling in een sneller
tempo banen vernietigt dan ze nieuwe banen creëert. Ook in Nederland is de discussie inmiddels breed gestart. In die discussie zijn twee geluiden te horen
(zie ook Ter Weel (2015) voor een overzicht).
Enerzijds is er een stroming die de negatieve gevolgen van nieuwe technologieën benadrukt. De snelheid en het gemak waarmee banen kunnen worden
gesubstitueerd door machines zou enorm zijn toegenomen door de steeds krachtigere processoren, de inzet van robots en kunstmatige intelligentie (zie
bijvoorbeeld Ford, 2015; Brynjolfsson en McAfee, 2014). Brynjolfsson en McAfee (2014) wijzen er bovendien op dat digitalisering zo snel gaat dat de
arbeidsmarkt op een nooit eerder vertoonde manier zal worden ontregeld. In deze visie ligt massawerkloosheid op de loer, zal de inkomensongelijkheid sterk
toenemen en wordt een beeld geschapen waarin de mens de strijd van de machines aan het verliezen is. Een veelgeciteerde studie van Frey en Osborne uit 2013
stelt dat 47% van de 702 onderzochte banen in de komende twee decennia zeer gevoelig zijn voor automatisering. Ook de politiek heeft al eerder zorgen geuit
over ‘technologische werkloosheid’. Vicepremier Asscher stelde in
een speech uit 2014
: “Het is namelijk helemaal niet zo vanzelfsprekend dat we zomaar terugkeren naar de lage werkloosheid van voor de crisis. Vroeger dachten we door de
vergrijzing iedereen heel hard nodig te zullen hebben op de arbeidsmarkt. Nu begint het tot ons door te dringen dat er misschien juist veel werkgelegenheid
kan verdwijnen. Door de snelle opkomst van robots en andere technologie kan de toekomst er drastisch anders uit gaan zien dan het heden.”
Anderzijds heerst onder veel economen de opvatting dat technologische vooruitgang van alle tijden is en altijd voor nieuwe banen en welvaart heeft gezorgd
(zie bijvoorbeeld WRR, 2015; Ter Weel, 2015; Bouman, 2015). Doorbraaktechnologieën zoals de introductie van de stoommachine in de achttiende eeuw, de
lopende band begin twintigste eeuw, de computerchip en internet hebben allemaal geleid tot flinke schokken op de arbeidsmarkt en vragen aanzienlijke
aanpassingen in de samenstelling van de werkgelegenheid. Maar uiteindelijk zijn er slechts weinig aanwijzingen dat technologische ontwikkeling heeft geleid
tot langdurige structurele werkloosheid. Ook een recente studie van Graetz en Michaels (2015) laat voor een groep OECD-landen zien dat investeringen in
industriële robots heeft gezorgd voor een groei van de productiviteit en de economie. Tot slot wijst Went (2015) op de term ‘chronocentrisme’ in het debat:
mensen denken altijd dat de ontwikkelingen nu sneller gaan dan ooit en dat de gevolgen hiervan nu dus ook anders zouden zijn dan die uit het verleden.
Profijt van ICT ongelijkmatig
Ondanks de uiteenlopende visies op de precieze implicaties van technologie zijn de meeste economen het er wel over eens dat niet alle groepen in dezelfde
mate profiteren van technologische ontwikkeling. De recente aandacht in de literatuur voor het begrip baanpolarisatie is daar een goede weerspiegeling van.
Baanpolarisatie staat voor een daling van de werkgelegenheid in het middensegment van de arbeidsmarkt, terwijl het lagere en hogere segment wel blijven
groeien. De daling van werkgelegenheid in het middensegment gaat gepaard met een groeiende ongelijkheid in de loonverdeling. Baanpolarisatie is vrij
uitgebreid beschreven voor de VS (Autor et al., 2006; Acemoglu en Autor, 2011; Autor en Dorn, 2013), hoewel meer recente studies laten zien dat dit
fenomeen zich ook in Europa voordoet (Michaels et al., 2014; Goos et al., 2014).
In de discussie over de effecten van technologie op de arbeidsmarkt wordt vaak gekeken naar de ontwikkeling van het aantal banen in bepaalde
kwalificatiesegmenten of de loonaandelen van bepaalde beroepsgroepen in het totaal. In deze studie hanteren wij een nieuwe invalshoek: we koppelen
informatie over investeringen in ICT en industriële robots aan het aantal ontslagen en aannames binnen de Nederlandse economie.
Een model om arbeidsdynamiek te schatten
De verandering in de werkloosheid hangt af van twee factoren: het deel van de werkenden dat zijn baan verliest en de WW instroomt en het deel van de WW’ers
dat uit de uitkering stroomt om weer aan het werk te gaan. In technische zin wordt in de literatuur naar deze factoren verwezen als respectievelijk de
ontslagratio (‘separation rate’) en de aannameratio (‘hire rate’). Om empirisch te onderzoeken of sprake is van een relatie tussen
arbeidsmarktstromen en investeringen in nieuwe technologie, koppelen we informatie over de aanname- en ontslagratio aan sectordata over de toegevoegde
waarde, ICT-kapitaaldiensten (kantoorapparatuur, computers, ICT-apparatuur en software) en een indicator voor arbeidsmarktkrapte (de verhouding tussen het
aantal vacatures en het aantal werklozen). We hanteren ook nog een alternatieve schattingsvariant waarin we robotdata als proxy voor technologische
vooruitgang gebruiken, en dus de variabele over ICT-kapitaal vervangen door een variabele over robotkapitaal. Een nadere toelichting bij onze empirische
strategie is te vinden in Erken en Smid (2016).
De sectoren delen we in naar verschillende kwalificatiegroepen: laagopgeleid, middelbaar opgeleid en hoger opgeleid (Tabel 1). Deze indeling maken we ex ante voor individuele sectoren door te kijken naar opleidingsaandelen per sector. We laten publieke sectoren (overheidsdiensten en onderwijs)
buiten beschouwing. We classificeren een sector als hoogopgeleid wanneer deze voor meer dan 40% uit hoogopgeleiden bestaat en als laagopgeleid wanneer deze
voor meer dan 40% uit laagopgeleiden bestaat. De overige sectoren worden geclassificeerd als middelbaar opgeleid. Hiermee krijgen we de meest realistische
afspiegeling van het aantal werkzame personen per kwalificatiegroep over de gehele economie. Alleen de omvang van de groep hoger opgeleiden heeft een iets
hoger aandeel dan het macrogemiddelde, omdat de relatieve grote sector zakelijke dienstverlening in de categorie hoogopgeleid wordt meegenomen.
Deze sector kunnen we echter niet verder desaggregeren.
Tabel 1: Driedeling van sectoren naar opleidingsgraad werkenden
|
|
Laag |
Hoog |
Laag |
A |
Landbouw, bosbouw en visserij |
42 |
9 |
B |
Horeca |
43 |
10 |
C |
Meubelindustrie en reparatie |
44 |
15 |
D |
Post |
40 |
16 |
Middelbaar |
E |
Voedings-en genoetsmiddelenindustrie |
39,6 |
16 |
F |
Overige industrie (w.o. textiel, hout, papier-industrie, delfstoffenwinning) |
36 |
15 |
G |
Chemie, rubber en kunststoffen |
26 |
27 |
H |
Metaalindustrie, transportmiddelen en autoverkopen |
33 |
14 |
I |
Elektrotechniek en machine-industrie |
21 |
34 |
J |
Elektriciteit, gas en water |
21 |
34 |
K |
Bouw |
38 |
11 |
L |
Groothandel |
26 |
26 |
M |
Detailhandel |
40 |
13 |
N |
Uitgeverijen, film, radio en tv |
26 |
40 |
O |
Zorg |
16 |
36 |
P |
Transportsector |
37 |
16 |
Hoog |
Q |
Cultuur en rereatie |
18 |
43 |
R |
Zakelijke dienstverlening |
21 |
43 |
S |
ICT |
9 |
54 |
T |
Financiële dienstverlening |
10 |
47 |
Bron: CBS en Rabobank
Arbeidsmarkteffecten van technologische verandering
Onze schattingsresultaten laten zien dat er een significant positief effect is van investeringen in ICT op de werkgelegenheidsdynamiek in sectoren die we
kunnen karakteriseren als laaggeschoold (zoals de horeca en de post). ICT remt het aantal ontslagen (in verhouding tot het aantal werknemers) en het zorgt
ook voor meer aannames (in verhouding tot het aantal werklozen). Hoewel laagopgeleiden minder op directe wijze van ICT profiteren, profiteren ze wel van de
algemene welvaartsgroei en groeiende productiviteit van hoogopgeleiden. Dit uit zich bijvoorbeeld in een toenemende vraag naar persoonlijke diensten die
veelal worden uitgevoerd door laagopgeleiden (denk aan horecabedienden, personal trainers). Onze bevindingen zijn in lijn met inzichten uit de zogenoemde
‘polarisatieliteratuur’, die stelt dat nieuwe technologieën niet ten koste gaan van de werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Bij de groep sectoren die zich kenmerken door een groot aandeel middelbaar gekwalificeerde arbeid zien we dat ICT-investeringen positief samenhangen met
het aantal ontslagen. Denk bijvoorbeeld aan administratief werk dat in steeds hogere mate wordt vervangen door computers en nieuwe applicaties.
Tegelijkertijd zien we dat ICT in dit segment ook zorgt voor meer aannames in deze groep en nieuwe banen creëert op middelbaar niveau, zoals webdesigners,
systeembeheerders en onderhoudsmonteurs van machines. Concluderend kunnen we voor de middelbare groep stellen dat vooral de arbeidsmarktdynamiek in
totaliteit is toegenomen. Dit nuanceert het beeld dat ICT louter banen vernietigt in het middensegment.
Voor de groep sectoren die zich kenmerken als hoger opgeleid vinden we geen significant verband tussen ICT-investeringen en het aantal ontslagen of
aannames. Dit kan komen doordat de effecten van ICT per sector in deze groep zeer uiteenlopen, waardoor er geen eenduidig significant effect wordt gemeten
voor de gehele groep. Hoewel de schattingen voor individuele sectoren door het lage aantal waarnemingen onbetrouwbaar zijn, hebben we wel indicaties dat
ICT-investeringen voor bijvoorbeeld de financiële dienstverlening een negatief effect lijken te hebben op het aantal aannames en juist het aantal ontslagen
hebben versneld.
[1]
Naast ICT-investeringen hebben we gegevens over het aantal industriële robots dat is aangeschaft door bedrijven. Hierbij kijken we naar de effecten van
investeringen in robotkapitaal op het aantal ontslagen en aannames voor het totale aantal sectoren waarvoor data beschikbaar zijn. Vanwege beperkte
databeschikbaarheid en de concentratie van robotinvesteringen in de industrie maken we geen verdere opsplitsing naar opleidingscategorie. Uit de
schattingsresultaten blijkt dat robotkapitaal een statistisch verwaarloosbaar effect heeft op de ontslagratio. De inzet van industriële robots heeft
daarmee niet gezorgd voor substitutie van banen in de sectoren waar robots zijn aangeschaft en ingezet in het productieproces. Bij de aannameratio zien we
echter wel een positief effect van robotkapitaal, zij het dat dit effect statistisch niet heel sterk is.
Verschillende scenario’s voor de werkgelegenheid
We hebben de schattingsresultaten vervolgens gebruikt om te komen tot voorspellingen van de werkgelegenheid over de periode 2015-2020. Hiermee proberen we
te bekijken hoe de samenstelling van de sectoren qua werkgelegenheid aangrijpt bij verschillende scenario’s van technologische ontwikkeling (in dit geval
ICT-investeringen). Op deze wijze krijgen we een veel concreter beeld van de gevolgen van een versnelling in ICT-investeringen voor diverse sectoren. Een
voorbehoud is echter op zijn plaats. Het beeld uit de scenarioanalyse berust volledig op de veronderstellingen die we gebruiken over de verwachte
ontwikkeling van de toegevoegde waarde, ICT-kapitaaldiensten, het aantal vacatures en het aantal WW’ers per sector. Deze veronderstellingen hebben we
getracht zo realistisch mogelijk in te schatten op basis van correlaties die wij observeren (zie Erken en Smid, 2016). Met een schatting van de toekomstige
aanname- en ontslagratio hebben we de arbeidsstromen tussen de groep werklozen (WW’ers) en de groep werkenden in kaart gebracht.
In ons basisscenario stijgt de werkgelegenheid – hier gemeten als het aantal WW-verzekerden – tussen 2014 en 2020 met gemiddeld 0,5% per jaar. In het
hoogopgeleide segment groeit de werkgelegenheid de komende jaren fors in de ICT-sector. Daarentegen krimpt de werkgelegenheid in de financiële
dienstverlening fors in dit segment. Per saldo weegt de krimp in de financiële dienstverlening echter minder zwaar, wat ervoor zorgt dat de werkgelegenheid
in het hoogopgeleide segment tot en met 2020 toeneemt.
Het basisscenario is vooral van belang om ons alternatieve scenario tegen af te zetten. In dit alternatieve ICT-scenario ligt de groeivoet van
investeringen in ICT-kapitaaldiensten over de periode 2015-2020 in elk jaar twee keer zo hoog als in het basispad.
[2]
De voorspelling met betrekking tot de andere onderliggende variabelen (toegevoegde waarde en de krapte-indicator) blijft hetzelfde als in het
basisscenario. In dit alternatieve scenario krijgen we een ander beeld van de ontwikkeling van de aanname- en ontslagratio per sector, die dus volledig is
toe te schrijven aan een hogere groeivoet van ICT-kapitaaldiensten.
De werkgelegenheid groeit de komende zes jaar iets harder in het scenario van hoge ICT-investeringen dan in het basisscenario (figuur 1). De verschillen
zijn echter klein. In 2020 zijn er naar schatting 120 duizend meer banen dan in ons het basisscenario. Extra ICT-investeringen leiden dus per saldo tot
meer werkgelegenheid in onze schattingen. Dit geeft een genuanceerd beeld van de impact van ICT op de arbeidsmarkt. Wel moeten we onderkennen dat 120
duizend extra banen een beperkte toename is op de totale populatie van WW-verzekerden (7,4 miljoen).
Figuur 1: Werkgelegenheid door extra ICT-investeringen stijgt vooral bij groep hoger en lager opgeleiden
Bron: UWV en Rabobank
In het alternatieve scenario van hoge ICT-investeringen neemt de werkgelegenheid in het lagere en hogere segment zichtbaar sneller toe. Het middensegment
profiteert wel van het verwachte economische herstel in de komende jaren, maar profiteert nauwelijks van een eventuele versnelling van de
investeringsgroei. Maar ook een hoogopgeleide sector als de financiële dienstverlening krijgt te maken met de disruptieve impact van ICT. Ook willen we
benadrukken dat geen enkele econoom een glazen bol heeft. Het scenario dat technologie de arbeidsmarkt ernstig zal ontregelen (zoals beschreven door
Brynjolfsson en McAfee (2014) en Ford (2015)) mag dan ook niet helemaal worden uitgesloten. We achten het echter waarschijnlijker dat de impact van ICT op
de arbeidsmarkt –net als bij eerdere doorbraaktechnologieën–per saldo positief uitpakt.
Beleidsaanknopingspunten
Hoewel onze analyse een genuanceerd beeld schetst van de impact van ICT op de arbeidsmarkt, onderkennen we eveneens dat ICT in sommige sectoren wel
degelijk een disruptieve impact heeft. De transitie brengt aanpassingsproblemen met zich mee: een deel van de werkenden zal op zoek moeten naar een nieuwe
baan, en zich eventueel moeten laten omscholen. Er is een rol voor de overheid en het bedrijfsleven weggelegd om dit aanpassingsproces zo goed mogelijk te
laten verlopen. Dit is vooral nodig voor werknemers in het kwetsbare segment van de arbeidsmarkt: de cognitieve en routinematige beroepen. Investeringen in
onderwijs komen waarschijnlijk onvoldoende op de markt tot stand (Van den Berge en Ter Weel, 2015). Met behulp van scholingsvouchers of belastingvoordelen
kan de overheid proberen dergelijke rendabele investeringen toch tot stand te laten komen. Naast omscholing kan ook worden gedacht aan investeringen in
werk-naar-werk-trajecten en re-integratie (SER, 2015).
Conclusie
Onze studie geeft een genuanceerd beeld van de impact van nieuwe technologieën (ICT en robotkapitaal) op de arbeidsmarkt. ICT-investeringen hebben een
significant positief effect op de werkgelegenheidsdynamiek in sectoren die worden gekenmerkt door een hoog aandeel laaggeschoolden (bijvoorbeeld de horeca
en de post). Voor de sectoren met een hoog aandeel middelbaar gekwalificeerde arbeid zien we dat ICT-investeringen positief samenhangen met het aantal
ontslagen en met het aantal aannames. De groep hoogopgeleide sectoren profiteert als geheel van ICT-investeringen, maar schattingen voor de individuele
sectoren lopen sterk uiteen, met bijvoorbeeld een sterk negatief effect op de werkgelegenheid in de financiële dienstverlening.
Hoewel nieuwe technologieën zoals ICT in sommige sectoren dus een disruptieve impact hebben, blijkt uit onze berekeningen dat de angst voor massale
werkloosheid ongegrond is. De arbeidsmarkt is immers geen statisch, maar een dynamisch geheel. Zelfs in het kwetsbare middensegment van de arbeidsmarkt
worden naar onze inschatting de komende jaren net zoveel nieuwe banen gecreëerd als er worden vernietigd. Net zoals Keynes geen gelijk kreeg met zijn
voorspelling over technologische werkloosheid, net zomin verwachten wij dat de doemdenkers van onze tijd hun voorspellingen zullen zien uitkomen.
Voetnoten:
[1] Mogelijk spelen behalve het effect van ICT ook andere macro-economische trends een rol in de daling van het aantal aannames en de stijging van het aantal ontslagen (bijvoorbeeld ingrepen in de bankensector, een verhoogd kostenbewustzijn). Voor deze effecten –die specifiek gaan over de periode na 2008– is niet apart gecontroleerd. Het kan dus zijn dat de variabele ICT-investeringen een deel van dit effect oppikken.
[2] Gezien de sterke groei van ICT-investeringen en de sterke ICT-intensiteit in het basispad van de ICT-sector zelf kiezen we voor een tragere oploop van ICT-investeringen in het alternatieve scenario dan de gebruikelijke vermenigvuldiging met een factor 2. In dat geval is namelijk zelfs sprake van een negatieve ontwikkeling van het aantal WW’ers. We gaan in het alternatieve scenario uit van een gemiddelde groeivoet van ICT-investeringen van 6,7% per jaar over de periode 2014-2020, terwijl de groeivoet in het basisscenario 5,7% bedraagt.
Referenties:
Acemoglu, D. en D. Autor (2011), Skills, tasks and technologies: Implications for employment and earnings, in: Ashenfelter en Card (red.) Handbook of Labor Economics, Elsevier vol. 4B, Amsterdam, blz. 1043-1171.
Autor, D.H. en D. Dorn (2013). The growth of low-skill service jobs and the polarization of the US labor market, American Economic Review, 103(5),
blz. 1553–97.
Autor, D.H., L.F. Katz en M.S. Kearney (2006), The Polarization of the U.S. Labor Market, AEA Papers and Proceedings, blz. 189-194.
Berge, W. van den en B. ter Weel (2015), De impact van technologische verandering op de Nederlandse arbeidsmarkt, 1999-2014, in: Went (red.), De robot de baas. De toekomst van werk in het tweede machinetijdperk, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag.
Bouman (2015), De robot komt geen banen halen, maar welvaart brengen, Financieele Dagblad.
Brynjolfsson, E., en A. McAfee (2014), The second machine age: work, progress, and prosperity in a time of brilliant technologies, WW Norton &
Company.
Erken, H.P.G. en T.H. Smid (2016), Arbeidsmarkteffecten van ICT-investeringen en robotkapitaal, Rabobank.
Ford, M., 2015, Rise of the robots: Technology and the threat of a jobless future, Basic Books.
Frey, C.B. en M.A. Osborne (2013), The Future of employment: How Susceptible Are Jobs to Computerization?, Oxford Martin Publication.
Goos, M., A. Manning en A. Salomons (2014), Explaining job polarization: Routine-biased technological change and offshoring, American Economic Review, 104(8), blz. 2509-2526.
Graetz, G. en G. Michaels (2015), Robots at Work, CEP Discussion Paper No 1335.
Michaels, G., A. Natraj en J. Van Reenen (2014), Has ICT polarized skill demand? Evidence from eleven countries over twenty-five years, Review of Economics and Statistics, 96(1), blz. 60-77.
SER (2015), Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren, Advies 15/02, Sociaal-Economische Raad, Den Haag.
Weel, B. ter (2015), De match tussen mens en machine, Preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde, Amsterdam.
Went (2015), Robots: tussen onderschatting en hyperbool, in: B. ter Weel (red.), De match tussen mens en machine, Preadviezen van de Koninklijke
Vereniging voor de Staathuishoudkunde, Amsterdam, blz. 63-69.
WRR (2015), De robot de baas. De toekomst van werk in het tweede machinetijdperk, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Den Haag.