Inleiding
Niet iedereen die een partner heeft, woont daar ook mee samen. Dergelijke relaties worden LAT-relaties genoemd, wat staat voor “Living Apart Together. De substantiële toename van het aantal (eenpersoons)huishoudens de afgelopen 10 jaar (CBS, 2024a) roept de vraag op of ook het aantal LAT-relaties toeneemt. Nieuwe survey data verzameld in 2022/23 als onderdeel van het Generations & Gender Programme (GGP) geven hier inzicht in. In dit artikel schetsen we een demografisch profiel van de latters anno 2023. We richten ons specifiek op de redenen om te latten. Is er sprake van een duurzame voorkeur voor deze leefvorm (lifestyle), of is er sprake van belemmerende omstandigheden (noodzaak)? In hoeverre hebben latters de intentie om op termijn te gaan samenwonen, en wat is daarvan de potentiële impact op de woningvoorraad. Anders dan in eerdere studies worden daarbij ook de nog bij de ouders thuis wonende latters in beschouwing genomen. Mede door de wooncrisis is deze groep de afgelopen jaren sterk toegenomen (CBS, 2024b).
Gegevens over LAT-relaties
In de bevolkingsregistratie en de daarop gebaseerde huishoudensstatistieken kunnen mensen die een partnerrelatie hebben, maar niet samenwonen (de latters) niet worden onderscheiden. Voor informatie over LAT-relaties moet gebruik worden gemaakt van aanvullende bronnen. Voor Nederland is dat van oudsher het Onderzoek Gezinsvorming (OG). Sinds 2013 maakt het Onderzoek Gezinsvorming deel uit van het Generations & Gender Programme (GGP). De meest recente survey voor Nederland is gehouden in 2022/23. Het onderzoek is uitgevoerd onder mannen en vrouwen van 18 tot en met 60 jaar, geboren in de periode 1962-2004. De onderzoeksgroep bestaat uit 8.078 personen (response 30,2%). Iets meer dan de helft is vrouw (54,1%) en de gemiddeld leeftijd bedraagt 39,6 jaar.
Kijk op LAT-relaties
De opkomst van LAT-relaties wordt wel in verband gebracht met de toenemende individualisering van de samenleving (Liefbroer, Poortman & Seltzer, 2015; Otten & Te Riele, 2015). Individualisering heeft geleid tot meer flexibiliteit in hoe mensen hun leven inrichten. Relaties worden minder als verplichting gezien en meer als bewuste keuze. LAT-relaties passen bij deze behoefte aan flexibiliteit: partners kiezen ervoor samen te zijn, maar behouden de vrijheid om apart te wonen. Vanuit dit perspectief kunnen LAT-relaties worden gezien als lifestyle: een bewuste manier van leven die persoonlijke waarden, voorkeuren en overtuigingen weerspiegelt.
Als we puur kijken naar het aandeel latters onder de zelfstandig wonende personen, dan zien we tussen 2003 en 2023 nauwelijks verandering [...] Wanneer we echter verder inzoomen op mensen mét een relatie, dan zien we wel een toename in de populariteit van latten als relatievorm, en een afname van samenwonen.
Een andere visie op LAT-relaties benadrukt dat latten vaak een tijdelijke leefvorm is. In het begin van een relatie willen partners elkaar vaak beter leren kennen voordat ze besluiten samen te wonen. Verder kunnen werk, studie of familieverplichtingen samenwonen (tijdelijk) in de weg staan. Zodra de omstandigheden veranderen, kan samenwonen alsnog de volgende stap zijn. Soms is apart wonen eerder een noodzaak dan een keuze is, bijvoorbeeld door het ontbreken van betaalbare woonruimte. Onderzoek van Van den Berg et al (2023) doet vermoeden dat we hier te maken hebben met een in belang toenemend verschijnsel. Een groeiende groep jongvolwassenen ervaart namelijk problemen op de woningmarkt en blijft daardoor langer bij de ouders thuis wonen.
Toename LAT-relaties?
Het is niet zo eenvoudig om antwoord te geven op de vraag of er sprake is van een toename van LAT-relaties. Het hangt van twee zaken af; aan de ene kant trends in relatievorming en aan de andere kant ontwikkelingen in of men wel of niet gaat samenwonen. Als we puur kijken naar het aandeel latters onder de zelfstandig wonende personen, dan zien we tussen 2003 en 2023 nauwelijks verandering. Zowel in 2003, 2008 en 2013 had rond de 7 procent van de zelfstandig wonende personen in de leeftijd tussen 18 en 63 jaar een LAT-relatie (Otten & Te Riele, 2015). In de nieuwste GGP 2022/23 gegevens gaat het om 8 procent van de zelfstandig wonende personen in de leeftijd tussen de 18 en 60 jaar.
Wanneer we echter verder inzoomen op mensen mét een relatie, dan zien we wel een toename in de populariteit van latten als relatievorm, en een afname van samenwonen. In 2003 had nog 7 procent van de zelfstandig wonende personen 18-63 jarigen mét een partner een LAT-relatie en in 2013 was dat ruim 8 procent (Otten & te Riele, 2015). De nieuwste data duiden op een aandeel van bijna 11 procent onder 18-60 jarigen. Al met al lijkt dus sprake van een opvallende stijging sinds 2003 in de populariteit van latten onder deze leeftijdsgroep.
Wie zijn de latters van nu – een demografisch profiel
Anders dan in eerdere onderzoeken (bijv. Otten & te Riele, 2015) hanteren we een brede definitie van LAT-relaties. Dat wil zeggen: ook jongeren (boven de 18) die bij de ouders thuis wonen en een vaste relatie hebben met een partner worden meegerekend. Uit oogpunt van (onvervulde) woonwensen is dit immers een relevante groep. Figuur 1 geeft een inzicht naar de huidige stand van zaken. Latters worden vergeleken met personen die geen partner hebben, en met personen die een partner hebben en daarmee samenwonen. In de GGP-NL 2022/23 heeft 11 procent van de 18-60 jarigen een LAT-relatie (rechterbalk)[1]. Het aandeel LAT-relaties verschilt per leeftijdsgroep. Onder jongeren, die op het gebied van relaties vaak nog in een verkennende fase verkeren, komen LAT-relaties veel vaker voor dan bij oudere leeftijdsgroepen. In de jongste leeftijdsgroep heeft ruim een kwart een LAT-relatie. Dat aandeel is 11 procent in de leeftijdsgroep 25-34 jaar en rond de zes procent bij de oudere leeftijdsgroepen. Helaas bevat het databestand geen informatie over 60-plussers. Er zijn aanwijzingen dat vooral senioren die een nieuwe relatie aangaan kiezen voor apart blijven wonen (Mauritz & Wagner, 2021).
Figuur 1. Partner- en woonstatus naar leeftijd, Nederland in 2022/23.
Bron: GGP-NL 2022/23 (N=808).
Het merendeel (62%) van de latters woont op een overzichtelijke reisafstand van elkaar: hier gedefinieerd als minder dan 30 minuten reistijd. Bijna een kwart woont zelfs op minder dan 10 minuten reistijd. Daar staat tegenover dat ongeveer één op de vijf latters op meer dan 120 reisminuten van elkaar woont. Bij de oudere latters komt dit beduidend meer voor dan bij de jongste latters.
De woonsituatie van latters verschilt naar de fase in de levensloop waarin men verkeert (Figuur 2). Terwijl de jongste groep latters (18-24 jaar) nog voornamelijk thuis bij de ouders woont, woont het merendeel van de 25-34 jarige latters alleen. Latters van 35 jaar en ouder wonen alleen of vormen een eenoudergezin.
Figuur 2. Huishoudensituatie van latters naar leeftijd, Nederland in 2022/23.
Bron: GGP-NL 2022/23 (N=808).
Op basis van leeftijd en huishoudenssituatie - zoals in Figuur 2- kunnen we de latters onderverdelen naar hun positie in de levensloop (zoals in: Coulter & Hu, 2017). Dat is behulpzaam als we de woonwensen van de latters en de rol van beperkende omstandigheden (bijvoorbeeld op de woningmarkt) beter willen begrijpen. We onderscheiden:
- latters die nog bij hun ouders thuis wonen (29%)
- onafhankelijke latters jonger dan 35 jaar. Dit zijn mensen die zelfstandig wonen en geen kinderen hebben (37%)
- onafhankelijke latters jonger ouder dan 35 jaar. Dit zijn mensen die zelfstandig wonen en geen kinderen hebben (16%)
- latters die wonen met kinderen in een eenoudergezin (18%)
Redenen om te latten
In het onderzoek is aan latters gevraagd of men een duidelijke voorkeur heeft voor apart wonen, of dat er omstandigheden in het spel zijn die maken dat men apart woont. Ruim 40 procent van de latters geeft aan dat zij zelf en/of de partner een voorkeur hebben voor apart wonen (zie Figuur 3). Een duidelijke voorkeur voor apart wonen komt meer voor bij de oudste leeftijdsgroepen (52%). Voor de oudere onafhankelijke latters is het vooral belangrijk om de vrijheid te behouden: drie op de 10 noemt dit. De jongste groep latters met een voorkeur voor apart wonen, geeft vooral aan nog niet klaar te zijn voor samenwonen: één op de vier noemt dit. Beperkende omstandigheden worden genoemd door 47 procent van de latters.
De jongste groep (thuiswonende) latters noemt veel vaker dan de andere groepen beperkende omstandigheden als reden (61%). Voor de jongste groep liggen de beperkingen met name in de beperkte beschikbaarheid van (betaalbare) huisvesting: vier op de tien geeft dat als reden. Latters met thuiswonende kinderen noemen relatief vaak de familieomstandigheden als een beperking. Gaan samenwonen met de partner als er nog thuiswonende kinderen zijn, leidt vaak tot ingewikkelde keuzes op diverse terreinen. Bij de oudere latters zijn de aangegeven redenen wat meer uiteenlopend. Ook zij noemen de beschikbaarheid van betaalbare woningen als beperkende factor, maar tevens noemen zij werk, familieomstandigheden en wet- en regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan het (deels) vervallen van toeslagen, de bijstand of de AOW.
Figuur 3. Redenen om te latten voor verschillende groepen latters.
Bron: GGP-NL 2022/23. Noot de groep latters die samenwoont met anderen is buiten beschouwing gelaten aangezien dit in de survey een zeer kleine groep betreft.
Permanent latten of (toch) gaan samenwonen
De hierboven genoemde redenen geven een beeld van de voorkeuren en restricties op het moment van ondervragen en lijken deels samen te hangen met de levensfase waarin men verkeert. Het merendeel (52%) van de latters heeft evenwel de intentie om in de nabije toekomst (binnen drie jaar) te gaan samenwonen met de partner. Eén op de vijf latters heeft géén duidelijke intentie om te gaan samenwonen. Met enige voorzichtigheid zou je deze groep ‘de permanente latters’ kunnen noemen (20%).
Latters zonder kinderen spreken vaker de wens uit om te gaan samenwonen; latters waarvan beide partners kinderen hebben zijn daarentegen het minst geneigd om te gaan samenwonen. Hoe langer men al een LAT-relatie heeft, hoe geringer de intentie om te gaan samenwonen.
Uit een analyse van de factoren die samenhangen met de wens om binnen drie jaar te gaan samenwonen komt naar voren dat leeftijd en kenmerken van de relatie en afstand een belangrijke rol spelen. Latters in de oudste leeftijdsgroep (50-60) hebben de minste neiging om te gaan samenwonen. Latters zonder kinderen spreken vaker de wens uit om te gaan samenwonen; latters waarvan beide partners kinderen hebben zijn daarentegen het minst geneigd om te gaan samenwonen. Hoe langer men al een LAT-relatie heeft, hoe geringer de intentie om te gaan samenwonen. En hoe verder men uit elkaar woont, hoe sterker de intentie om te gaan samenwonen.
Latten: vooral lifestyle voor ouderen
Op basis van deze analyses kunnen we stellen dat jongere leeftijdsgroepen vaak kiezen voor latten, omdat ze nog niet klaar zijn voor samenwonen. Sommigen hebben niet per sé een voorkeur voor latten. Er zijn beperkende omstandigheden, waardoor men apart woont. De beschikbaarheid van betaalbare huisvesting speelt hier een belangrijke rol. Een andere groep waarbij latten relatief veel voorkomt zijn de alleenstaande ouders. Als er een nieuwe partner is, zijn er vaak praktische overwegingen die maken dat men op dat moment een voorkeur heeft voor latten. Bij co-ouderschap kan een verhuizing naar een andere gemeente een grote impact hebben. Of het is onmogelijk om betaalbare woonruimte te vinden voor het samengestelde huishouden. Bij deze groepen is eerder sprake van apart wonen als noodzaak. Bij oudere latters die geen kinderen (meer) in huis hebben, lijken weer andere factoren een rol te spelen. Bij deze groep lijkt het apart wonen veel vaker een bewuste lifestyle keuze, gericht op het behouden van de eigen vrijheid. Al met al is latten voor het merendeel van de mensen een tijdelijke leefvorm.
Hoeveel latters zijn er?
Om een beeld te krijgen van het aantal personen met een LAT-relatie in Nederland combineren we gegevens over het voorkomen van LAT-relaties naar achtergrondkenmerken (o.b.v. de GGP survey) met de bevolking van eind 2022 naar achtergrondkenmerken (o.b.v. registerbestanden CBS).[2] We schatten het aantal personen met een LAT-relatie in de leeftijd 18-60 op 1,168 miljoen (met een foutmarge van 91 duizend), oftewel 12 procent van de bevolking in dat leeftijdsbereik. Figuur 4 toont de schatting van het aantal latters naar type (blauwe balken). Het overgrote deel van de latters is thuiswonend, rond de half miljoen personen. Als we alleen kijken naar de latters die zelfstandig wonen dan zijn dat er ongeveer 538 duizend in de leeftijdscategorie 18-60, oftewel 27 procent van de alleenstaande zelfstandig wonende bevolking in het leeftijdsbereik 18-60. De oranje balken geven aan in welke mate de groep samenwoon-intenties heeft.
Figuur 4. Schatting van aantal personen met een LAT-relatie, Nederlandse bevolking 31 december 2022.
Bron: GGP-NL 2022/23 en CBS microdata.
Lost samenwonen van latters woningtekort op?
Gegeven het grote woningtekort - dat momenteel geraamd wordt op ongeveer 400 duizend woningen (ABF-Primos, 2024) - rijst de vraag in hoeverre er potentieel woningen vrijkomen als latters zouden gaan samenwonen. Wij maakten een schatting van de potentiële impact van het gaan samenwonen van latters.[3] Onder de zelfstandig wonende alleenstaande 18-34-jarigen wil bijna 18 procent samenwonen, van de groep boven de 35 wil slechts 8,5 procent samenwonen, en bij de eenoudergezinnen is dit 13 procent.[4] In totaal zou dat 149 duizend woningen opleveren (met een min van 127 en een max 171 duizend woningen), uitgaande van een halve woning per zelfstandig wonende latter die wil gaan samenwonen.
Een kanttekening hierbij is wel dat deze schatting alleen kijkt naar de uitstroom van latters, en geen rekening houdt met de instroom van nieuw gevormde LAT-relaties. Er is immers alleen een positieve impact op de woningmarkt als er meer latters gaan samenwonen, dan samenwoners die gaan latten. Helaas biedt het GGP geen informatie om dit nader uit te zoeken. Aan de andere kant van de medaille is er ook een grote en groeiende groep thuiswonende latters (274 duizend personen). Een deel daarvan geeft aan dat het moeilijk is om een betaalbare woning te vinden en woont noodgedwongen bij de ouders in. Indien de woningkrapte afneemt is het waarschijnlijk dat dit gat snel gevuld wordt met onder andere thuiswonende latters die gaan samenwonen.
Slot
Latten is een leefvorm die in de officiële statistieken vaak onder de radar blijft. Informatie moet verkregen worden uit aanvullende bronnen. Die richten zich echter vooral op de leeftijdsgroep tot 60 jaar. Over latten op oudere leeftijd is nauwelijks wat bekend. Terwijl dit de groep is waarvoor latten vaak een meer permanente leefvorm is.
Het aantal latters in de leeftijdsgroep 18-60 jaar wordt door ons geschat op ruim 1 miljoen. Het aandeel latters is in de afgelopen 20 jaar toegenomen. Mensen met een partner wonen steeds vaker niet met deze partner samen. In hoeverre hier sprake is van een bewuste keuze of het gevolg is van beperkende omstandigheden laat zich vooralsnog raden. Dit onderzoek doet vermoeden dat beide factoren, zowel lifestyle als noodzaak, een rol spelen.
Indien zelfstandig wonende latters met een samenwoonintentie onder de zestig massaal gaan samenwonen komen er potentieel 149 duizend woningen vrij. Daar staat tegenover dat indien de bij de ouders wonende latters ook hun samenwoonwensen zouden realiseren een extra druk op de woningmarkt zal ontstaan.
Ongeveer de helft van de latters woont nog bij de ouders thuis. Latten is voor het merendeel van de mensen een tijdelijke leefvorm. Ruim de helft van de latters heeft de intentie om op termijn samen te gaan wonen. Beperkende omstandigheden, zoals het gebrek aan geschikte en betaalbare woonruimte, staan geregeld in de weg om dit te realiseren. Indien zelfstandig wonende latters met een samenwoonintentie onder de zestig massaal gaan samenwonen komen er potentieel 149 duizend woningen vrij. Daar staat tegenover dat indien de bij de ouders wonende latters ook hun samenwoonwensen zouden realiseren een extra druk op de woningmarkt zal ontstaan. Dit is een ten dele uitgestelde vraag, die wordt opgevangen doordat men langer bij de ouders thuis blijft wonen,
Latten is een flexibele tussenvorm tussen alleenstaand en samenwonend waar relatief weinig over bekend is. Er is met name weinig bekend over de dynamiek van LAT-relaties; wie gaan er latten en hoe duurzaam zijn LAT-relaties? De groep latters is substantieel en het heeft daarmee mogelijk grote consequenties voor het beslag dat (oudere) alleenstaanden leggen op de woningvoorraad.
Dit onderzoek kwam tot stand als onderdeel van Achtergrondstudies Bevolking 2050 (AB205). AB2050 heeft als doel inzicht te geven in de achtergronden en mogelijke effecten van demografische ontwikkelingen. AB2050 wordt door het NIDI uitgevoerd in opdracht van het ministerie van SZW.
Voetnoten
[1] De percentages hier en in het vervolg van het artikel wijken af van die in de paragraaf hiervoor, omdat wij de brede definitie van latten hanteren. Dat is inclusief personen die bij de ouders thuis wonen.
[2] Als achtergrondkenmerken hanteren we de huidige huishoudsamenstelling (alleenstaand, eenoudergezin, wonend bij ouders en wonend bij anderen), opleidingsniveau, woonduur huidige woning, regio in Nederland, leeftijd, geslacht en of men in Nederland geboren is.
[3] We zijn hier uitgegaan van het gunstigste geval als beide partners een woning achterlaten of dat de één bij de ander intrekt en een woning achterlaat. Het daadwerkelijke potentieel kan een stuk lager liggen, want niet altijd komt er een woning vrij als latters gaan samenwonen. Bijvoorbeeld als één van beide partners thuiswonend was.
[4] Gebaseerd op de vraag naar samenwoonintenties binnen een periode van drie jaar.
Referenties
ABF Primos. (2024). Dashboard - Woningtekort - Nederland.
Berg, Lonneke van den, van Houdt, Kirsten, & van Gaalen, Ruben. (2023). De groeiende groep jongvolwassen thuiswonenden. Kenmerken van blijvers en terugkeerders tussen 2011 en 2021. Statistische Trends.
CBS. (2024a). Huishoudens nu.
CBS. (2024b). Jongeren die graag het huis uit willen lukt dat minder vaak
Coulter, Rory, & Hu, Yang. (2017). Living apart together and cohabitation intentions in Great Britain. Journal of Family Issues, 38(12), 1701-1729.
Liefbroer, Aart C, Poortman, Anne-Rigt, & Seltzer, Judith A. (2015). Why do intimate partners live apart? Evidence on LAT relationships across Europe. Demographic Research, 32, 251-286.
Mauritz, Stefan, & Wagner, Michael. (2021). LAT relationships. LAT relationships: A new living arrangement among the oldest old population in Germany? Demographic Research, 44, 349-362.
Otten, Kasper, & te Riele, Saskia. (2015).
Latrelaties in Nederland. Bevolkingstrends, 14, 1-25.