Tweeverdieners dreigen elitaire groep van hogeropgeleiden te worden

Tweeverdieners

Afbeelding ‘Parkside Office Village’ van... (CC BY 2.0).

De afgelopen decennia is het tweeverdienersmodel, populair aangeduid als het 1,5-verdienersmodel, sterk opgekomen in Nederland. Wiemer Salverda en Stefan Thewissen laten zien dat sinds de financiële crisis deze groei van het aantal tweeverdieners zich alleen nog maar voortzet onder hoogopgeleiden. Het leidt tot de vraag of alleen een elite van hoogopgeleide tweeverdieners hun weg naar de top van de inkomensverdeling weet te vinden, terwijl een afname in paarvorming de economische positie van laag en middelbaar opgeleiden verder onder druk zet.

In het tijdperk van de mannelijke kostwinner was de verhouding tussen arbeidsmarkt en inkomensverdeling overzichtelijk. Zijn looninkomen vormde het fundament voor de inkomensverdeling van huishoudens. Dat eenverdienersmodel is verleden tijd. Tegenwoordig deelt driekwart van alle werknemers het huishouden met een andere werknemer,[1] en werkt nog maar de helft voltijd. Dit roept de vraag op hoe loonverdeling en inkomensverdeling zich nu tot elkaar verhouden, met mogelijke beleidsconsequenties, bijvoorbeeld voor de belastingheffing (zie Jongen e.a., 2018).

In ons onderzoek naar verschuivingen in de Nederlandse inkomensverdeling tussen 1977 en 2014 keken wij naar de rol van looninkomens, die zestig procent van alle bruto huishoudinkomens leveren (Salverda en Thewissen, 2018). Vanaf 2003 konden we arbeidsmarktvariabelen in de beschouwing betrekken, zoals opleiding, lengte van de werkweek, en uurloon, door combinatie van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) met het Integraal Huishoudens Inkomen (IHI) van het CBS. We presenteren de resultaten en voegen belangrijke details toe. Eerst bespreken we de verhoudingen in het meest recente jaar, 2014, en dan de ontwikkelingen voor (2003-2008) en na (2008-2014) de start van de financiële crisis.

Huidige verhoudingen

We onderscheiden twee verschillende verdienerstypen: eenverdieners en tweeverdieners, waarbij laatstgenoemde uitgesplitst is naar een eerste verdiener (met het hoogste inkomen) en een tweede verdiener. Eenverdieners betreffen alle typen huishoudens, niet alleen paren. Tweeverdieners betreffen allen die een huishouden delen, niet alleen samenlevende partners. In ons onderzoek bespreken we huishoudens met drie of meer verdieners niet. Zij vormen namelijk slechts vijf procent van het totaal, geclusterd aan de top. Rangschikking naar het gestandaardiseerde inkomen van hun huishouden geeft aan waar arbeidsinkomens hun bijdrage leveren aan de inkomensverdeling. Gestandaardiseerd inkomen is het gebruikelijke inkomensbegrip in het Nederlandse en Europese armoede- en koopkrachtbeleid; dit betreft netto-inkomen, na aftrek van belasting en sociale premies, en rekening houdend met de behoeften en schaalvoordelen van huishoudens gelet op hun omvang en samenstelling. We kijken steeds naar gemiddelden binnen 2%-groepen van alle individuen. Eenverdieners vormen twee derde van de werknemers tot in het vierde deciel van de inkomensverdeling; hoger in de verdeling wordt hun positie overgenomen door tweeverdieners.

Figuur 1: Eenverdieners, eerste verdieners en tweede verdieners: Verdelingen van individuen over twee procent-groepen van de gestandaardiseerde huishoudinkomensverdeling, 2014

Figuur 1
Bron: Salverda en Thewissen (2018); eigen berekeningen op EBB-IHI gegevens van het CBS.

Figuur 1A toont de wekelijkse arbeidsduur. Eerste verdieners werken langere uren dan eenverdieners. Tweede verdieners blijven achter, maar stijgen door tot aan de top. Het befaamde 1,5-verdienersmodel is dus vooral in het lagere deel van de inkomensverdeling van toepassing. 

De relatie tussen uurlonen en inkomens (Figuur 1B) van eenverdieners en hoofd verdieners zijn vrijwel identiek. Ze stijgen geleidelijk aan sterker en exploderen in het topdeciel van de inkomensverdeling. Het uurloon van tweede verdieners stijgt ook, maar op een duidelijk lager niveau. Op jaarbasis verdienen eerste verdieners meer dan eenverdieners omdat ze langere uren maken tegen hetzelfde uurloon. Tweede verdieners vergroten dat verschil op huishoudniveau verder. Gemiddeld halen huishoudens van tweeverdieners 62% meer loon binnen dan de eenverdieners.

Figuur 1C toont het gestandaardiseerde bruto jaarloon. Standaardisatie verkleint de inkomenskloof tussen eenverdieners en tweeverdieners, omdat tweeverdieners gemiddeld grotere huishoudens (3,3 personen) bedienen dan eenverdieners (2,1). Ze leveren een grotere arbeidsinspanning mede vanwege de zorg voor een groter gezin. 

Figuur 1D laat zien dat het percentage hoogopgeleiden sterk stijgt met het huishoudinkomen. Van alle eerste verdieners is 41% hoog opgeleid, tegen 37% voor eenverdieners en 33% voor tweede verdieners. Tweeverdieners tezamen zijn gemiddeld even vaak hoogopgeleid als eenverdieners. Aan de onderkant is circa 20% hoogopgeleid, aan de bovenkant geldt omgekeerd dat de hoogopgeleiden de grote meerderheid vormen, variërend van 66% voor tweede verdieners tot 80% voor eerste verdieners. In het midden van de verdeling zijn eenverdieners duidelijk beter opgeleid dan tweeverdieners, terwijl tweeverdieners in de bovenste helft van de verdeling een snellere stijging vertonen. Het brengt eerste verdieners aan de top op een hoger niveau dan eenverdieners, en vergroot ook hun verschil met tweede verdieners.

Tot slot bespreken we de verhouding tussen jongeren (18 tot 45 jaar) en ouderen 
(46 jaar en ouder). Met het inkomen stijgt het aandeel van ouderen, gelijkelijk voor eenverdieners en eerste verdieners, en evenwijdig daaraan op een lager niveau voor tweede verdieners. Het aandeel ouderen aan de onderkant is 10% of minder, aan de bovenkant 60 à 70% voor eenverdieners en eerste verdieners en 50% voor tweede verdieners.

Samenvattend kunnen we zeggen dat tweeverdieners een hogere opleiding, langere uren, hogere uurlonen en leeftijd uitbouwen tot een sterke concentratie aan de top en een aanzienlijke voorsprong op eenverdieners. De helft daarvan benutten ze om grotere huishoudens te onderhouden, de andere helft is extra inkomen. 

Grote omslag door demografie en financiële crisis

Sterke turbulentie op de arbeidsmarkt als gevolg van de financiële crisis en ingrijpende demografische ontwikkelingen leidt tot een drastische omslag tussen 2003-2008 en 2008-2014. 

Figuur 2 Jaarlijkse loonsom naar verdienerspositie, leeftijd en opleiding, 2003-2008-2014

Figuur 2
Bron: Eigen berekeningen op EBB-IHI-gegevens van het CBS.

Het aantal werknemers stijgt aanvankelijk tussen 2003 en 2008 van 6,26 naar 6,60 miljoen, maar daalt vervolgens naar 6,14 miljoen in 2014. Tweeverdieners zijn verantwoordelijk voor meer dan 80% van de groei en bijna 100% van de daling. Het aantal eenverdieners groeit tussen 2003-2008 en lichtelijk tussen 2008-2014. De totale reële loonverdiensten van werknemers stijgen (+29 miljard) en dalen (-17 miljard). Opnieuw zijn tweeverdieners grotendeels verantwoordelijk voor deze loonontwikkelingen (+23 miljard, -16 miljard).

Kortom, tweeverdieners bereikten de top in 2008 en zitten daaronder in 2014. Deze opvallende omslag is een gevolg van demografische ontwikkelingen. ‘Jongeren’ (18–45) zijn meer dan volledig verantwoordelijk (-0,46 miljoen) voor de daling van tweeverdieners, en ‘ouderen’ (46-64) compenseren dat gedeeltelijk (+0,3 miljoen). Dit komt omdat ten eerste de bevolking verschuift van jonger (-0,50 miljoen) naar ouder (+0,48 miljoen),[2] en ten tweede, en potentieel problematischer, door een sterke daling van paarvorming onder jongeren met liefst 20% (-0,79 miljoen).

Niet alleen de paarvorming, maar ook het vinden van een arbeidsplaats onder bestaande jongere paren lijkt onder druk te staan. Het aandeel hoogopgeleiden onder jongere tweeverdieners stijgt drastisch tussen 2003 en 2014 (van 27% naar 40%). De werkgelegenheidsgraad ligt aanzienlijk hoger voor hogeropgeleiden (87%) vergeleken met lager opgeleiden (56%), en zou daarom gepaard moeten gaan met een stíjging van de werkgelegenheid onder tweeverdieners.[3]

Tabel 1: Procentuele veranderingen jongere bevolking naar opleidingsniveau en verdienerspositie

Tabel 1

Bron: Eigen berekeningen op EBB-IHI gegevens en Bevolkingsstatistiek Statline (zie noot 7).

Terwijl tweeverdieners gemiddeld genomen in aantal en loonontwikkeling negatief geraakt zijn door de crisis, zien we dat jongere hogeropgeleiden nog steeds progressie boeken. Na 2008 overtreft de daling van het aantal eenverdieners (-5%) en tweeverdieners (-18%) ruimschoots die van de bevolking (-3%) en ook die van paren (-11%) (Tabel 1, deel A).  Voor zover een tweede verdiener wegvalt, leidt dat namelijk automatisch tot een extra eenverdiener en flatteert het de ontwikkeling van die categorie. De werkgelegenheid van jongere lager en middelbaar opgeleide een- en tweeverdieners daalt twee tot viermaal sterker dan gemiddeld. Onder hoger opgeleide tweeverdieners groeit de werkgelegenheid echter (langzamer) door. De loonontwikkeling (Tabel 1, deel B) vergroot deze verschillen verder.

Figuur 3: Procentuele verschuivingen in de aandelen van hogeropgeleiden in persoonsaantallen en loonsommen per 2% groep tussen 2008 en 2014

Figuur 3
Bron: Eigen berekeningen op EBB-IHI gegevens van het CBS.

Voor jongere en oudere hoger opgeleide tweeverdieners samen is de verschuiving naar de top van de inkomensverdeling loongroei tussen 2008 en 2014 nog sterker zichtbaar (Figuur 3). Bovendien zien we een uitholling in het brede midden ten gunste van de hogere decielen van de inkomensverdeling. Tweeverdieners worden dus een meer selectieve, op grond van opleidingsniveau elitairdere groep. Dat proces was al gaande voor 2008, en de financiële crisis heeft dat proces fors versneld.

Arbeidsmarktontwikkelingen

Tot besluit werpen we de vraag op of de paarvorming zelf wellicht onder druk staat van de arbeidsmarktontwikkeling, een prangende vraag die David Autor al langer stelt voor de Amerikaanse arbeidsmarkt aan de hand van de positie van jonge mannen (Autor e.a., 2018). Salverda en Brals (2016, 145) vinden een groeiende opleidingsgradiënt in de paarvorming zelf tussen 1990 en 2014: dit getal is gestegen onder hogeropgeleiden en fors gedaald onder lager en middelbaar opgeleiden, zowel mannen als vrouwen. De vraag over paarvorming is van eminent belang voor de langere termijn van het Nederlandse arbeidsmarktmodel dat immers sterk is komen te berusten op het 1,5-verdiener huishouden (zie ook Nolan e.a., 2018). Zo maken stijgende huizenprijzen het niet ondenkbaar dat tweeverdiener zijn een voorwaarde is geworden voor het kopen van een huis – of dat het hebben van werk een voorwaarde is voor paarvorming (zie ook Salverda, 2017). 

* Dit artikel en de academische publicatie waarop het artikel is gebaseerd zijn geschreven voordat Stefan Thewissen bij de OESO werkzaam werd. Het artikel weerspiegelt de opvattingen van de auteurs en niet noodzakelijk die van de OESO of haar lidstaten.

Voetnoten 


[1] Geschat uit EU-SILC voor 2014 voor huishoudens die meer dan 50% van hun inkomen uit loon halen.

[2] Bevolkingsgegevens kennen een iets andere leeftijdsindeling (15-44, 45-64): zie CBS (2018), CBS (2018),CBS (2018)

[3] Helaas kan dit effect niet precies worden bepaald omdat leeftijd en opleiding van paren – de noemer van de werkgelegenheidsgraad – niet bekend zijn in de bevolkingsstatistieken (en oningevuld blijven in tabel 1). Incidentele gegevens bevestigen de sterke groei van hogeropgeleiden onder paren. Onder 25-45-jarigen steeg het hoger opgeleide aandeel tussen 2006 en 2016 van 32 naar 45%, en het aandeel van partners die beide tegelijk hogeropgeleid zijn van 19 naar 30%. (zie CBS , 2016 en CBS , 2017)

Referenties

 
Autor, D., Dorn, D. en Hanson, G. (2018), When Work Disappears: Manufacturing Decline and the Falling Marriage-Market Value of Young Men. NBER Working Paper 23173.

CBS (2016), StatLine Particuliere huishoudens naar samenstelling en grootte, 1 januari , 27 september.

CBS (2017), Opleidingsniveau van paren , 6 november.

CBS (2018), StatLine Arbeidsdeelname; onderwijsniveau , 15 mei.

CBS (2018), StatLine Arbeidsdeelname; positie in het huishouden , 15 mei.

CBS (2018), StatLine Bevolking; onderwijsniveau; geslacht, leeftijd en migratieachtergrond , 15 mei.

Jongen, E., de Boer, H. en Koot, P. (2018), CPB, Eenverdieners onder druk , CPB Policy Brief 2018/03, 15 februari, Den Haag: Centraal Planbureau.

Nolan, B., Roser, M., en Thewissen, S. (2018), GDP per capita versus median household income: What gives rise to the divergence over time and how does this vary across OECD countries? Review of Income and Wealth.

Salverda, W. (2017), Hollen om stil te staan? Tweeverdieners en de Nederlandse middenklasse sinds 1990. In: Godfried Engbersen, Erik Snel en Monique Kremer, red. De Val van de Middenklasse? Het Stabiele en Kwetsbare Midden . Hoofdstuk 5. Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid WRR. Den Haag.

Salverda, W. en Brals, D. (2016), Opleiding, deeltijdarbeid en huishoudens: Meritocratie op de arbeidsmarkt sinds 1990. In: De Beer & Van Pinxteren, eds. Meritocratie. Op weg naar een nieuwe klassensamenleving? 135-164. Amsterdam University Press. 2016.

Salverda, W. en Thewissen, S. (2018), How has the middle fared in the Netherlands? A tale of stagnation and population shifts” In: Nolan, ed., Inequality and Inclusive Growth in Rich Countries: Shared Challenges and Contrasting Fortunes . Oxford University Press.

Te citeren als

Wiemer Salverda, Stefan Thewissen, “Tweeverdieners dreigen elitaire groep van hogeropgeleiden te worden ”, Me Judice, 3 juli 2018.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Parkside Office Village’ van... (CC BY 2.0).

Ontvang updates via e-mail