Versplintering van het Nederlands bedrijfsleven
De afgelopen decennia is het aantal zelfstandigen enorm toegenomen in
Nederland, veel meer dan in vergelijkbare landen. Dat lijkt goed nieuws.
Zelfstandig ondernemers worden vaak gezien als aanjagers van economische
groei. Zij introduceren nieuwe goederen en diensten en creëren nieuwe
bedrijven, met de daarbij behorende werkgelegenheid. En ze zijn ook een
aanjager van de verbetering van bestaande bedrijven, zowel door de
(dreigende) concurrentie die ze bieden als de nieuwe inputs en diensten die
ze leveren. In Nederland zien we deze effecten van ondernemerschap relatief
weinig optreden: de meeste zelfstandig ondernemers hebben geen ambitie om
een bedrijf met medewerkers te creëren en innoveren niet (Stam et al.
2019). Ze zijn weliswaar tevreden met hun eigen bedrijf, maar de welvaart
van Nederland is er op lange termijn niet bij gebaat.
Figuur 1: Aantal zelfstandigen met personeel en zelfstandigen zonder
personeel 2007-2018
Bron: CBS
De groei van het aantal zelfstandig ondernemers is in Nederland vrijwel
geheel gerealiseerd door de toename van het aantal zelfstandigen zonder
personeel (zie figuur 1). In 2009 had volgens het CBS 69 procent van de
bedrijven geen personeel in dienst, terwijl in 2019 dit is toegenomen tot
80 procent. In Nederland worden op grote schaal werknemers vervangen door
zelfstandigen. De toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel en
de afname van het aantal bedrijven met personeel is in Nederland mede
mogelijk gemaakt door regels rond werk, met name fiscaal beleid en
arbeidsrecht. De Commissie Borstlap (Commissie Regulering van Werk 2019)
stelde daarom recent vast dat de huidige regels rond werk het
verdienvermogen van Nederland bedreigen. Ik zou deze analyse nog wat
aanscherpen: de huidige regels rond werk hebben geleid tot een
versplintering van het bedrijfsleven, wat vervolgens het verdienvermogen
van Nederland frustreert. Ik geef ook aan hoe het beter kan, vooral hoe het
bouwen van een bedrijf - een gemeenschap die meerwaarde creëert -
aantrekkelijker kan worden gemaakt. Het bouwen van een bedrijf is een
proces van trial-and-error: voordat je weet wat werkt moet er eerst
ambitieus worden geëxperimenteerd (innovatieve startups), en als een
experiment succesvol blijkt moet het opgeschaald (scale-up) worden om het
te verspreiden. Dit kan zowel door bestaande bedrijven (intrapreneurship,
corporate venturing) als met nieuwe bedrijven.
Rem op het verdienvermogen
In Nederland worden op grote schaal werknemers vervangen door zelfstandigen
zonder personeel. Eén van de gevolgen hiervan is dat het verdienvermogen
van Nederland afneemt. Verdienvermogen kan gemeten worden met de
productiviteitscijfers (zie Roelandt et al. 2019). Natuurlijk is welvaart
meer dan productiviteit, maar productiviteit is wel erg belangrijk om op
lange termijn welvaart te creëren en te behouden. Of, in de woorden van
Nobelprijswinnaar Paul Krugman: “Productivity isn’t everything, but in the
long run it is almost everything”. Een kleinere bedrijfsomvang gaat gepaard
met een substantieel lagere arbeidsproductiviteit.
De huidige regels rond werk hebben geleid tot een versplintering van het bedrijfsleven, wat vervolgens het verdienvermogen van Nederland frustreert.
Zowel uit Nederlands
(Ministerie van EZK 2017) als internationaal onderzoek (OECD 2019) blijkt
dat zzp’ers gemiddeld genomen minder productief zijn dan werknemers met
vergelijkbare kenmerken. Zo is een medewerker van een bedrijf in de
zakelijke dienstverlening gemiddeld drie keer zo productief als een
zelfstandige dienstverlener zonder personeel. Recent Nederlands onderzoek
(Stam et al. 2019) laat bovendien zien dat bedrijven met personeel vaker
innoveren, vaker de ambitie hebben om te groeien in omzet én personeel, en
vaker effectief samenwerken dan bedrijven zonder personeel. Naast dit
micro-economische onderzoek, laat recent macro-economisch onderzoek van het
CBS (2019) en CPB (Grabska et al. 2017) zien dat
de productiviteitsgroei in Nederland stagneert of zelfs negatief is, en dat
productiviteitsgroei negatief wordt beïnvloed door het stijgende aandeel
zelfstandigen (Grabska et al. 2017).
Het feit dat het aantal zzp’ers in Nederland enorm is gegroeid en het
aantal bedrijven mét personeel is afgenomen, is een cijfermatige
constatering die op zichzelf zonder consequenties is. Echter, deze
versplintering van het Nederlandse bedrijfsleven frustreert het
verdienvermogen van Nederland. De fundamentele oorzaak van de belemmering
van het verdienvermogen kan worden gevonden in de specifieke regels van
werk (arbeidsrecht, sociale zekerheid, fiscaliteit) in Nederland.
Ten eerste komen werkenden, door het fiscaal aantrekkelijker maken van werk
door zelfstandigen boven werknemers, niet op de plek terecht die
macro-economisch gezien het meest productief is (belemmering allocatieve
efficiëntie). Bijvoorbeeld: zelfs als de productiviteit van een programmeur
hoger is als werknemer in een middelgrote onderneming dan als zelfstandige,
kan deze werker voor een zelfstandig bestaan met een hoger netto-inkomen
per jaar kiezen, mogelijk gemaakt door de fiscale voordelen van het
zelfstandig ondernemerschap.
Ten tweede, hieraan gerelateerd, wordt het voor bedrijven relatief lastig
om werkenden aan te nemen, vanwege fiscale bevoordeling van zelfstandig
werk én ontslagbescherming, wat hen belemmert om een efficiënte
schaalomvang te bereiken (belemmering productieve efficiëntie).
Ten derde, belemmert het niet bereiken van enige omvang de opbouw van de
capaciteit om te innoveren en met anderen samen te werken (Cohen &
Levinthal 1989; Teece 2007). Voor innovatie zijn vaak complementaire
middelen nodig die niet door een eenmansbedrijf kunnen worden ontwikkeld of
verkregen.
Het verdienvermogen van Nederland verbeteren
Hoe kan het verdienvermogen van Nederland verbeterd worden? Door
innovatieve startups, scale-ups en innovatie door gevestigde ondernemingen
beter mogelijk te maken. Dit betekent dat het prima is om het starten van
een innovatief bedrijf fiscaal te faciliteren (bijvoorbeeld met
startersaftrek), maar niet om langdurig laagproductieve zelfstandigen aan
een fiscaal infuus te zetten. Als een nieuw bedrijf niet goed van de grond
komt moet het aantrekkelijk worden om weer ergens anders aan de slag te
gaan en je verder te ontwikkelen, bij gevestigde ondernemingen of bij een
scale-up. Hier kan je je ook ondernemend ontwikkelen, maar dat vereist wel
dat de nodige interne flexibiliteit wordt geboden aan de werkenden, en de
onderneming ook van haar medewerkers de nodige flexibiliteit mag verwachten
in de dynamiek van de markt.
Het tegengaan van de versplintering van het Nederlandse bedrijfsleven [..] zorgt er voor dat er meer bedrijven komen die productief kunnen samenwerken.
Deze interne flexibiliteit werkt
productiviteitsverhogend (Preenen et al. 2015), en neemt ook de druk van
externe flexibiliteit weg, die productiviteitsverlagend kan werken (Michie
& Sheehan-Quinn 2001; Kleinknecht et al. 2006). Mocht de ondernemende
werker toch worden tegengewerkt door zijn werkgever, of kansen zien die
beter buiten de werkgever gerealiseerd kunnen worden, dan moet het
realiseren van deze kansen niet worden tegengewerkt door een
concurrentiebeding (Stam 2015). Het tegengaan van de versplintering van het Nederlandse bedrijfsleven en
het stimuleren van scale-ups zorgt er ook voor dat er meer bedrijven komen
die productief kunnen samenwerken (Stam & Wennberg, 2009; Stam et al.
2019).
Naar een ondernemende economie
De versplintering van het bedrijfsleven wordt mede mogelijk gemaakt door de
specifieke regels van werk in Nederland. De Nederlandse welvaartsstaat en
de daarbij behorende regels rond werk zijn nog teveel gebaseerd op de
hiërarchische management economie van de twintigste eeuw, waarin een baan
voor het leven onder het gezag van één werkgever het uitgangspunt was. We
lijken nu af te stevenen op een versplinterd bedrijfsleven, een
klusjeseconomie. Deze ‘gig economy’ is weliswaar anders is dan de
hiërarchische management economie van de twintigste eeuw, maar het is de
vraag of deze op lange termijn welvaart creëert (Taylor et al. 2017;
Abraham et al. 2018; Katz & Krueger 2019). Het is de hoogste tijd om de
welvaartsstaat om te vormen zodat ze de ondernemende economie van de
eenentwintigste eeuw mogelijk maakt (Thurik et al. 2013). Laten we werk
maken van ondernemerschap: verbeter de wereld, en bouw een bedrijf. Een opdracht voor zelfstandig ondernemers én (ondernemende) werknemers.
Referenties:
Abraham, K. G., Haltiwanger, J. C., Sandusky, K., & Spletzer, J. R.
(2018). Measuring the gig economy: Current knowledge and open issues, No.
w24950. National Bureau of Economic Research, Cambridge MA.
CBS 2019 Jaarrekeningen, Den Haag.
Cohen, W. M., & Levinthal, D. A. (1989). Innovation and learning: the two faces of R & D, The Economic Journal, 99(397), 569-596.
Commissie Regulering van Werk (2019) In wat voor land willen wij werken?Discussienota van de Commissie regulering van werk over toekomstbestendig arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit. Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid: Den Haag.
Grabska, K., Bettendorf, L., Luginbuhl, R., Meijerink, G. & Elbourne,
A. (2017) Productivity Slowdown - Evidence for the Netherlands, CPB, Den
Haag.
Katz, L. F., & Krueger, A. B. (2019). The rise and nature of alternative work arrangements in the United States, 1995–2015. ILR Review, 72(2), 382-416.
Kleinknecht, A., Oostendorp, R. M., Pradhan, M. P., & Naastepad, C. W.
M. (2006). Flexible labour, firm performance and the Dutch job creation miracle. International Review of Applied Economics, 20(2),
171-187.
Michie, J., & Sheehan‐Quinn, M. (2001). Labour market flexibility,human resource management and corporate performance. British Journal of Management, 12(4), 287-306.
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (2017) Staat van het MKB 2017, Den Haag.
OECD (2019) OECD Input to the Netherlands Independent Commission on the Regulation of Work (Commissie Regulering van Werk), Parijs.
Preenen, P. T., Vergeer, R., Kraan, K., & Dhondt, S. (2017). Labour productivity and innovation performance: The importance of internal labour flexibility practices. Economic and Industrial Democracy, 38(2),
271-293.
Roelandt, T., Akkermans, M., Polder, M. & Van der Wiel, H. (2019) De
mondiale productiviteitspuzzel voor Nederland. ESB
Stam, E. (2015) De economische effecten van het concurrentiebeding, rapport
voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.
Stam, E. & Wennberg, K. (2009) The roles of R&D in new firm growth. Small Business Economics, 33(1), 77–89.
Stam, E., Van der Veen, M. & Smetsers, D. (2019) Economische groei
vraagt om meer dan zzp’ers. ESB, 104(4774), 6 juni 2019, 278-280.
Taylor, M, Marsh, G, Nicole, D, Broadbent, P (2017)
Good Work: The Taylor Review of Modern Working Practices
.
Teece, D.J. (2007) Explicating dynamic capabilities: the nature and microfoundations of (sustainable) enterprise performance. Strategic Management Journal, 28(13), 1319–1350.
Thurik, R., Stam, E. & Audretsch, D. (2013) The Rise of the Entrepreneurial Economy and the Future of Dynamic Capitalism. Technovation 33.8-9: 302-310.