Langer doorwerken
Het stimuleren van langer doorwerken onder ouderen staat hoog op de politieke agenda. De eerste belangrijke stappen zijn gezet door vervroegde
pensioenregelingen te beëindigen (Henkens et al. 2014) en de AOW-leeftijd van 65 in stappen te verhogen naar 67 in 2021. Met ingang van 1 januari 2016 is
bovendien de wetgeving omtrent doorwerken na pensioen aangepast (Nederlandse overheid, 2015). In de nieuwe wetgeving is doorbetaling bij ziekte
teruggebracht van 2 jaar naar 13 weken en zijn de mogelijkheden om AOW-gerechtigden te ontslaan versoepeld. Met deze nieuwe wetgeving wil het kabinet, hoe
vreemd het ook klinkt, het inzetten van AOW-gerechtigden aantrekkelijker maken voor werkgevers en de mogelijkheden om door te werken na pensioen vergroten.
De gedachte hierachter is dat een werkgever niet met een al te grote last wordt opgezadeld en daarmee makkelijker overgaat tot het aannemen of aanhouden
van AOW-ers.
In het debat over langer doorwerken lijkt het erop alsof iedereen langer wil en kan doorwerken zolang er financiële prikkels zijn die het doorwerken
stimuleren. Maar is dat wel zo? Wie dreigen er tussen wal en schip te vallen, omdat ze bijvoorbeeld worden belemmerd in hun pogingen om langer door te
werken? En wat zijn de gevolgen hiervan voor het welbevinden van ouderen?
Doorwerken na pensioen
Met (vervroegd) pensioen gaan betekent niet meer per se het einde van de arbeidsloopbaan. Steeds meer ouderen kiezen ervoor om door te werken in een
betaalde baan na hun pensioen, dus terwijl ze ook pensioeninkomen ontvangen. Pensioeninkomen ontvangen is dus niet meer automatische het einde van de
arbeidsloopbaan. De afgelopen jaren bleken ongeveer 1 op de 4 ouderen met een vorm van (vervroegd) pensioeninkomen nog actief te zijn in een betaalde baan,
zo blijkt uit eigen onderzoek (Dingemans, 2016). Sommigen werkten door in hetzelfde bedrijf of in dezelfde functie als voor zij met pensioen gingen;
anderen startten in een volledig nieuwe functie.
Niet iedereen is echter in de gelegenheid om zijn/haar pensionering naar eigen inzicht vorm te geven (Dingemans, 2016). Pensionering wordt vaak als een
vrijwillige keuze gezien, maar dit is niet helemaal waar. Ongeveer één op de drie ouderen ervaart pensionering als onvrijwillig bijvoorbeeld door druk
vanuit de organisatie of dat men langer dan de verplichte pensioenleeftijd voorschrijft wil doorwerken. Zij hadden graag wat langer doorgewerkt, maar
voelen zich door dergelijke druk sterk belemmerd om dat ook daadwerkelijk te doen. Na pensioen
blijkt dat de terugkeer in betaalde arbeid niet voor iedereen vanzelf gaat. In het onderzoek zijn gepensioneerden in beeld gebracht die hebben gezocht naar
betaalde arbeid na hun pensioen maar dit niet hebben gevonden. Figuur 1 laat zien dat een klein deel - 7 procent - van de gepensioneerden tot deze groep
behoort. Dat lijkt weinig, maar als we volledig gepensioneerden die niet meer hebben gezocht naar werk buiten beschouwing laten, dan betekent dit dat van
de groep werknemers die door werken dan wel door willen werken 22 procent ongewild aan de zijlijn blijft staan. Bovendien laat het zien dat volledige
pensionering dus niet altijd een vrijwillige keuze is.
Figuur 1: Wie werkt er door na pensioen, wie is volledig met pensioen en wie heeft na pensioen een nieuwe baan gezocht, maar niet gevonden?
Bron: NIDI Werk en Pensioen panel (2001-2011).
Een andere groep die niet in staat is om pensionering naar eigen wens in te vullen is de groep die uitkijkt naar volledige pensionering maar die zich om
financiële redenen genoodzaakt voelt om toch door te werken na pensioen. De meeste doorwerkers in het onderzoek werken door uit een intrinsieke motivatie
– zij vinden het werken leuk, zien het als een genot. Echter, één op de zes gepensioneerden voelt zich om financiële redenen gedwongen om langer door te
werken. Ze hebben bijvoorbeeld niet voldoende pensioen opgebouwd tijdens hun arbeidsloopbaan. Vaak gaat het dan om ouderen met een relatief laag
opleidingsniveau. Voor deze groep is doorwerken na pensioen eerder een gruwel dan een genot.
Gelukkig na pensioen?
Vertalen die bovenstaande gevoelens zich ook in het welbevinden van ouderen? Het antwoord hierop is onomstotelijk ‘ja’. Het niet zelf kunnen bepalen van
het tijdstip van pensionering blijkt belangrijke gevolgen te hebben voor het welbevinden na pensioen. Met ‘na pensioen’ bedoel ik hier de tijd nadat men
door middel van een pensioenregeling is uitgetreden. Voor sommigen is dit een definitief einde van betaald werk; anderen besluiten weer terug te keren op
de arbeidsmarkt.
Figuur 2: Zijn vrijwillige gepensioneerden gelukkiger dan onvrijwillig gepensioneerden na uittreden?
Uitsplitsing naar vrijwilligheid van pensioen en of men doorwerkt na pensioen
Bron data: NIDI Werk en Pensioen Panel (2001–2011)
Figuur 2 illustreert de veranderingen in welbevinden. Welbevinden van de oudere werknemers is voor en na hun pensioen gemeten met drie stellingen: (i) Mijn
leven is ideaal in de meeste opzichten, (ii) Mijn levensomstandigheden zijn uitstekend, en (iii) De belangrijkste dingen die ik van het leven verwacht, heb
ik tot nu toe gekregen. Op een 5-puntsschaal kon men aangeven in hoeverre men het ermee oneens of eens was. In de figuur is de gemiddelde score op de drie
vragen getoont voor verschillende groepen gepensioneerden. De oudere werknemers die hun pensionering als onvrijwillig ervaren worden vaak geconfronteerd
met een sterke daling in hun levensgeluk na pensioen. Voor een groot deel van die mensen betekent pensionering een definitief afscheid van de
arbeidsloopbaan. Anderen besluiten om toch een doorstart te maken op de arbeidsmarkt na deze negatieve ervaring van onvrijwillig uittreden. Deze
onvrijwillig gepensioneerden die doorstarten in een nieuwe baan blijken weinig tot geen verandering in welbevinden te ervaren. Blijkbaar zorgt het
doorstarten in een nieuwe baan ervoor dat mensen weer de regie kunnen nemen over hun werkzame leven en de datum van hun pensionering nog kunnen bijstellen
Figuur 3: Maakt de reden van doorstarten na pensioen uit voor je geluk? Uitgesplitst naar het motief om door te werken na pensioen
Bron data: NIDI Werk en Pensioen Panel (2001–2011).
Maar dit betekent niet automatisch dat doorwerken na pensioen voor iedereen positief uitpakt. De veranderingen in welbevinden als gevolg van verschillende
redenen om door te werken na pensioen zijn weergegeven in figuur 3. Voor diegenen die werken als een genot ervaren vindt er inderdaad een stijging plaats
in het welbevinden na pensioen. Door het maken van een doorstart in betaalde arbeid na pensioen zijn deze ouderen vaak in staat om de voordelen van werk en
pensioen met elkaar te combineren. Werken na pensioen gebeurt vaak in relatief kleine banen; er is dus meer vrije tijd, maar men kan ook nog hun voordeel
doen met de sociale contacten vanuit het werk, de structuur die het werk biedt en de extra inkomsten. Voor de groep die zich gedwongen voelt om door te
werken na pensioen, ziet het plaatje er heel anders uit. Werken na pensioen om financiële redenen gaat gepaard met een sterke daling in het welbevinden.
Het belang van keuzevrijheid
Het wel of niet ervaren van keuzevrijheid in de timing van pensionering heeft dus belangrijke implicaties voor het welbevinden van ouderen na pensioen.
Voor sommigen is doorwerken na pensioen enkel een middel om inkomen te verwerven en wordt het ervaren als een last – voor anderen is het een zegen om nog
actief te kunnen blijven op de arbeidsmarkt. Voor sommigen is doorwerken na pensioen een belangrijk hulpmiddel om een daling in welbevinden na
onvrijwillige pensionering op te vangen – anderen slagen er niet in om een nieuwe baan te vinden. Beperkingen van de keuzevrijheid zorgen voor een daling
in het welbevinden. Recent onderzoek van Henkens et al. (2016) laat ook zien dat 44 procent van de oudere werknemers boos is over de recente veranderingen
in het pensioenstelsel, zoals het verhogen van de pensioenleeftijd. Zij voelen zich door de veranderingen gedwongen langer door te werken. Dit zorgt voor
een verlaging van de arbeidsmotivatie en betrokkenheid bij het werk.
Beperkte blik Klijnsma
Deze frustraties van het werkproces worden niet herkend door staatssecretaris Klijnsma. Op Kamervragen van de SP over dit onderwerp geeft zij aan dat de
arbeidsparticipatie onderen ouderen juist sterk is gestegen de laatste jaren als gevolg van een verhoging van de uittredeleeftijd (Tweede Kamer, 2016). Dit
zegt echter niets over hoe ouderen de druk om langer door te werken ervaren. Het is een eendimensionale maatstaf van beleidssucces. Zoals bovenstaande
resultaten over doorwerken na pensioen laten zien is het beeld veel genuanceerder. Afhankelijk van deze ervaring zullen gevolgen voor het welbevinden niet
uit blijven. Momenteel werkt één op de zes gepensioneerden door uit financiele noodzaak, maar met de versoberingen in het pensioenlandschap zou dit aandeel
de komende tijd best eens kunnen gaan stijgen. De negatieve uitwerking voor het welbevinden heeft niet alleen gevolgen van het individu, maar ook voor de
samenleving als geheel. Boze, gefrustreerde en/of ongelukkige oudere werknemers zijn minder productief en minder bereid om de organisatie verder te helpen,
bijvoorbeeld door scholing te accepteren of door hun kennis over te dragen aan hun jongere opvolgers.
De Nederlandse overheid staat voor de moeilijke taak om de gevolgen van de vergrijzende samenleving op te vangen. Pensioensystemen moeten worden hervormd
en de cultuur van vervroegde pensionering moet worden omgebogen naar een cultuur waar doorwerken tot op hoge leeftijd de norm is. Het introduceren van
keuzevrijheid en meer ruimte voor maatwerk is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Bij het beoordelen van beleid is het vooral een kunst om de realiteit
van de praktijk niet uit het oog te verliezen. Langer doorwerken is vooral een genot als mensen hier zelf vorm aan kunnen geven. En het verandert in een
gruwel als men tegen zijn zin niet mag doorwerken of juist moet doorwerken.
Referenties
Dingemans, E. (2016).
Working after retirement; determinants and consequences of bridge employment
, proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen.
Henkens, K., Solingen, H. van, en H. van Dalen (2014), Doorwerken over de drempel van het pensioen, NIDI, Den Haag.
Henkens, K., Solinge, H. van, Damman, M. & Dingemans, E. (2016).Langer doorwerken valt nog niet mee. Demos: bulletin over bevolking en samenleving, 32 (2): 1-4
Staatsblad (2015). Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. (referentie: 2015, 376). Den Haag.
Tweede Kamer (2016). Kamervragen van het lid Ulenbelt (SP) over het bericht ‘dat het langer doorwerken voor veel zestigplussers niet meevalt’. (referentie:
2016Z03994). Den Haag.
Te citeren als
Ellen Dingemans, “Wanneer is langer doorwerken een genot en wanneer een gruwel? ”,
Me Judice,
20 april 2016.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Continuing On’ van John Fraissinet (
CC BY-NC-ND 2.0)