Akkoord
Dezer dagen werd een akkoord over de pensioenpremie van het ABP bekend gemaakt. De premie daalt in 2015 met 3,7 procentpunt. Deze verlaging
volgt op een even grote verlaging in 2014. Zo kunnen de ambtenarensalarissen worden verhoogd zonder dat de Rijksbegroting evenredig wordt belast. Het
directe financiële belang van de Staat is duidelijk. En de sociale partners die groei willen stimuleren door het verlagen van arbeidskosten zullen al gauw
kiezen voor het systematisch verlagen van premies. Maar is premieverlaging in het belang van de deelnemers in de pensioenfondsen?
Voor nog actieve deelnemers schept premieverlaging ruimte voor verhoging van het netto loon met als keerzijde een grotere kans dat te zijner tijd de
pensionering een aanzienlijke koopkrachtvermindering oplevert. Voor reeds gepensioneerden neemt de kans op pensioenverlaging toe en voor alle deelnemers
verdwijnt volledige indexatie verder achter de horizon. Daarom is de premieverlaging vanzelfsprekend ongunstig voor gepensioneerden. Zou de verlaging per
saldo gunstig kunnen zijn voor de actieve deelnemers? Kennelijk menen de polderende vakbonden dat dit het geval is. Het ziet er echter naar uit dat deze
bonden hier de wensen van hun achterbannen aan hun laars lappen.
Wat wil de deelnemer?
Eind 2010 publiceerde De Nederlandsche Bank uitkomsten van een peiling onder werknemers (DNB, 2010). Volgens die peiling willen twee op de drie werknemers
(fors) hogere premies betalen om te bereiken dat hun pensioen te zijner tijd 70% van het laatstgenoten loon zal bedragen. Ook twee op de drie willen (fors)
hogere premies betalen om de zekerheid van hun pensioeninkomen te verhogen.
Op 28 mei 2014 publiceerde het CBS uitkomsten van een ander onderzoek onder werknemers (CBS, 2014). Daarin staat onder meer te lezen: “Indien werknemers
zelf een pensioenregeling zouden mogen kiezen, dan prefereert ruim de helft een hogere premie nu, resulterend in een hoger pensioen. Zij vinden, zo is de
redenering, het belangrijk om hun levensstandaard te kunnen behouden en om leuke dingen te kunnen blijven ondernemen. Ruim 30 procent zou liever een lagere
premie betalen, en later een lager pensioen ontvangen.”
De onderzoeken van DNB en CBS bevestigen elkaar en de uitkomst laat weinig aan duidelijkheid te wensen over. De meeste actieve deelnemers zien liever een
premieverhoging, zeker bij de huidige onzekerheid over de te verwachten pensioenhoogte. Het zojuist bereikte akkoord over de ABP-premie lijkt dus niet in
het belang van de overgrote meerderheid van de (actieve en inactieve) deelnemers. Of snappen de deelnemers er niets van en weten de bonden het beter?
Geldillusie
Op tenminste één punt snappen de deelnemers er niet zoveel van en dat is het belang van indexatie. Want het gros van de mensen lijdt aan ‘geldillusie’,
hetgeen betekent dat zij de effecten van inflatie niet reëel inschatten. Zien de bonden dit scherper? Onlangs konden we lezen dat in ons land de afgelopen
15 jaar “het totaal van afgedragen premies ver onder de kostprijs van een waardevast pensioen heeft gelegen. Het resulterende premietekort bedraagt €53
miljard” (Pikaart en Van Gaalen, 2014). Dit maakt duidelijk dat de sociale partners het al meer dan 15 jaar beter menen te weten dan de deelnemers.
Stel nu eens dat ze het echt beter weten. Zijn ze dan niet een beetje tekort geschoten in hun verantwoording naar hun achterban? Je kunt bijvoorbeeld best
meer dan 15 jaar tegen de voorkeur van je achterban in gaan als je die achterban onwetend houdt. En dat is precies wat er al decennia lang bij de
pensioenen gebeurt.
Verstrengeling van belangen
Ons stelsel van aanvullende pensioenen is het product van de polderaars: werkgevers- en werknemersorganisaties besturen de fondsen. Zij onderhandelen met
elkaar en als ze er niet uit komen kijken ze naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat dan helpt, stuurt en kaders stelt. De formele
toezichthouder, de onafhankelijke Pensioenkamer, is jaren geleden ingelijfd bij De Nederlandsche Bank. Over het tekortschietende toezicht op deze
toezichthouder heb ik al eerder gepubliceerd (Van Tuinen, 2011). Dit alles is een probaat recept voor verstrengeling van allerlei belangen bij de
besluitvorming over onze pensioenen. De belangen van de deelnemers kunnen zo de sluitpost worden.
Door de mand gevallen
Toen deelnemers het afgelopen decennium systematisch werden geconfronteerd met ernstig tegenvallende pensioenrechten bleek er geen instantie te zijn die de
verantwoordelijkheid op zich nam en die op heldere wijze verantwoording aflegde. Zo is de overgang van het recht op een welvaartsvast pensioen naar een
slechts nominaal gegarandeerd contract destijds niet effectief gecommuniceerd met de deelnemers. Pas toen gepensioneerden hun indexatie misliepen, drong
deze contractwijziging tot hen door. Vervolgens zorgden ongeautoriseerde verhalen over de afwenteling van de beleggingsrisico’s op de deelnemers, gevolgd
door nominale kortingen, voor verdere vergroting van de algemene onzekerheid over pensioenen. Maar wat hebben de polderaars gedaan om die onzekerheid te
verminderen? Hebben zij daartoe voldoende concrete en effectieve informatie gegeven? Wanneer hebben zij deugdelijk verantwoording afgelegd over de redenen
waarom pensioengerechtigden zo in hun verwachtingen zijn teleurgesteld?
Het is duidelijk dat de pensioenbestuurders door de mand zullen vallen wanneer zij worden getoetst aan in andere sectoren gangbare normen voor zorgplicht.
Laten zij niet met het excuus komen dat iedereen door de financiële crisis is verrast. Het is immers een feit dat zij al sinds tenminste tien jaar voor de
crisis een premie hebben vastgesteld die ver onder de maat voor een waardevast pensioen lag. Dat lage premieniveau impliceerde een pensioenambitie die ver
onder zowel de verwachtingen als de wensen van de deelnemers lag. De polderaars, inclusief de bonden, hebben dus de belangen van de deelnemers langdurig
veronachtzaamd zonder hen daarover effectief te informeren. Het is schokkend dat dit zo lang heeft kunnen gebeuren bij zulke gigantische financiële
belangen.
Bestuurders de maat nemen
Dit brengt mij tot twee voorstellen. Laat enkele onafhankelijke hoogleraren het gedrag van de polderaars toetsen aan de eisen die de AFM (Autoriteit
Financiële Markten) stelt aan de zorgplicht van andere financiële dienstverleners. En overweeg de instelling van een onafhankelijke Waarheidscommissie die
zorgt dat alsnog publiek verantwoording wordt afgelegd over tientallen jaren van pensioenbeheer, waarin “grepen uit de kas”, onverantwoorde financiering
van vervroegd pensioneren, veel te laat reageren op de gestegen levensverwachting, systematisch te laag vastgestelde premies en onthutsend ineffectieve
communicatie hebben geleid tot de uitholling van (ons vertrouwen in) ons ooit zo mooie pensioenstelsel. Misschien levert dat een basis waarop nieuw
vertrouwen kan groeien.
Referenties
Centraal Bureau voor de Statistiek (2014), Werknemers geven voorkeur aan zekerheid in pensioen, Webmagazine, woensdag 28 mei.
De Nederlandsche Bank (2010), Naar nieuwe pensioencontracten: Wat zijn de voorkeuren van deelnemers?, website DNB 22 december.
Pikaart, Martin en Roland van Gaalen, “Breng pensioen jongeren niet in gevaar door zekerheid ouderen”, Me Judice, 3 april 2014.
Van Tuinen, Henk, “Roep financiële toezichthouders in de Tweede Kamer ter verantwoording”, Me Judice, 22 november 2011.
Te citeren als
Henk van Tuinen, “Wiens belang hebben pensioenbestuurders voor ogen?”,
Me Judice,
14 oktober 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Kijkduin. Door Roel Wijnants