Toenemende aandacht
Vorige week woensdag organiseerde werkgeversorganisatie VNO-NCW tezamen met de Internationale Kamer van Koophandel
een bijeenkomst voor ondernemers
over anticorruptie. Deze bijeenkomst is geen uitzondering maar weerspiegelt de toenemende aandacht voor corruptie van en voor bedrijven. Zo organiseerde
eind vorig jaar advocatenkantoor Houthoff Buruma een conferentie over
corruptie waar maarliefst 300 Nederlandse bedrijfsjuristen op afkwamen. En naast allerlei rondetafels en seminars over dit onderwerp verschenen recent
enkele boeken over corruptie voor bedrijven, zoals het
Anti-Corruption Ethics and Compliance Handbook for Business
van de OECD en Wereldbank, het
Ethics and Compliance Training Handbook
van de ICC en het Nederlandse boek Ondernemen zonder Corruptie (Van Woerden e.a., 2013). Maar waarom is er deze toenemende aandacht? Want al in de
jaren zeventig van de vorige eeuw is anticorruptie op de bedrijfsagenda gezet door de Amerikaanse overheid en de ICC en is het altijd al het meest
besproken onderwerp in de codes van bedrijven geweest (zie o.a. Kaptein en Klamer, 1991).
Bedrijfseconomische drieschaar
De toenemende aandacht van ondernemingen voor ABC, dat staat voor anti-bribery en corruption, is te verklaren door een drietal stimulansen.
De eerste stimulans is een toenemende wet- en regelgeving. Een belangrijke katalysator hierbij is de sinds juli 2011 geldende Engelse Bribery Act die
vanwege haar extraterritoriale werking verstrekkende consequenties heeft. Zelfs het hebben van een tussenpersoon in Engeland is al voldoende grond om een
Nederlands bedrijf aldaar strafbaar te stellen voor omkoping door haar elders in de wereld. Een andere impuls komt van het World Economic Forum die vorig
jaar richtlijnen voor bedrijven heeft gepubliceerd
om zakelijke partijen door te lichten op corruptie.
De tweede stimulans is meer toezicht. De Department of Justice en Securities Exchange Commission die toezicht houden op de naleving van de Amerikaanse Foreign Corrupt Practices Act hebben meer middelen
dan ooit tot hun beschikking om toe te zien op bedrijven. Eind 2012 heeft ook de OECD Nederland aangespoord om strikter de wetgeving op ABC te handhaven. Niet voor niets heeft het OM een
landelijke corruptie officier aangesteld. Maar ook andere toezichthouders laten zich steeds meer horen. Zo heeft DNB in 2013 ABC als sectorbreed
toezichtthema gekozen. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek dat bij
24% van de bedrijven de commissarissen aan de directie vragen hebben gesteld over het gevoerde anti-corruptiebeleid.
De derde stimulans is hogere sancties. De recent ingevoerde Engelse Bribery Act hanteert aanzienlijk hogere boetes en gevangenisstraffen dan de Amerikaanse
FCPA. En Minister Opstelten heeft onlangs een wetsvoorstel ingediend om in Nederland de straffen voor omkoping aanzienlijk te verhogen. Als het aan hem
ligt wordt de
gevangenisstraf voor niet-ambtelijke omkoping verdubbeld
.
Gevolg van deze verhoogde aandacht is het toenemend aantal bedrijven dat wordt beboet. De tien hoogste schikkingen voor overtredingen van de FCPA zijn
allen de afgelopen zes jaar getroffen. En recent nog heeft de Amerikaanse aluminiumproducent Alcoa een schikking getroffen van $384 miljoen, waarmee het de
vierna hoogste schikking ooit is.
Bedrijfsethische drieschaar
Met de stok van regels, toezicht en sancties worden ondernemingen aangezet om ABC inhoud te geven. Maar als dit de enige drijfveren voor bedrijven zijn dan
verwordt ABC al snel tot een bedrijfseconomisch vraagstuk waarin calculerend, opportunistisch en instrumenteel gedrag op de loer liggen. Immers als
bijvoorbeeld de pakkans of vervolgingskans laag is dan zet dit de deur open tot corruptie. Of als er regels in een bepaald land ontbreken dan betekent dit
dat alles mag. Daarom is het van belang dat bedrijven het belang van ABC doordenken vanuit hun bedrijfsethiek en dat anderen hierop ook een appèl doen. Er
zijn mijn inziens drie belangrijke bedrijfsethische redenen te geven voor het belang van ABC. Daarbij volg ik de drie grootste ethische stromingen (Kaptein
en Wempe, 2002).
Vanuit de gevolgenethiek bezien, met als grondleggers Jeremy Bentham (1748-1832) en John Stuart Mill (1806-1873), behoren bedrijven die acties te
ondernemen die resulteren in het meeste maatschappelijke nut. Belangrijkste drijfveer voor ABC in dan de grote maatschappelijke kosten van omkoping en
corruptie. Wereldwijd wordt de schade hiervan geschat op vijf procent van het mondiale BBP, of te wel US$ 2,6 biljoen per jaar (World Economic Forum,
2012). Corruptie belemmert onder andere economische ontwikkelingen (remt innovatie af, vermindert efficiëntie en leidt tot verkeerde besteding van schaarse
publieke middelen), ondermijnt democratieën (bevordert dictaturen), dupeert burgers (vanwege een slechtere kwaliteit van producten en diensten) en leidt
tot onnodige milieuschade (doordat milieuwetten worden omzeild door middel van omkoping). De huidige situatie in Oekraïne laat zien wat de hoge kosten van
corruptie zijn.
De beginselethiek, met als boegbeelden Immanuel Kant (1724-1804) en John Rawls (1920-2002), voegt daaraan toe dat ABC onwenselijk is omdat het indruist
tegen de rechten van mensen en ondernemingen. Namelijk het recht op concurrentie binnen grenzen en eerlijk zakendoen. Een basisprincipe van de markt is dat
keuzen worden gemaakt op basis van kwaliteit en prijs en niet wie – het meeste aan – steekpenningen betaalt. Corruptie en omkoping werken marktverstorend
en -vervuilend. Omkoping valt, Kant volgend, ook nooit tot een algemeen principe te maken omdat niemand uitgesloten zou willen worden van kansen op de
markt vanwege louter het niet betalen van steekpenningen.
De deugdenethiek voert nog een andere redenen aan om zich als bedrijf niet in te laten met corruptie. Plato (427-347) en Aristoteles (384-322) hielden al
voor dat het niet alleen gaat om wat men doet en bereikt maar ook om wie men is. Beschikt men wel over de gewenste eigenschappen en kwaliteiten? Corruptie
tast de betrouwbaarheid van een bedrijf aan omdat het een organisatie onvoorspelbaar maakt, het tast de integriteit aan omdat de organisatie ontwricht
raakt, het tast de eerlijkheid en openheid aan omdat corruptie doorgaans heimelijk plaatsvindt en het tast de duurzaamheid aan omdat de onderneming niet
gericht is op duurzame waardecreatie voor de samenleving maar op eigen gewin.
Verruiming bedrijfsethiek
Dat bedrijven naast een economische ook een ethische verantwoordelijk voor ABC dragen zegt nog niet tot hoever dit strekt. De ontwikkelingen binnen de
rechtspraak, samenleving, wetenschap en bedrijfsleven laten ons zien dat er een verruiming van de bedrijfsethiek gaande is. Deze verruiming voltrekt zich
in vier richtingen.
Allereerst wordt er van bedrijven een ruimere ethische verantwoordelijkheid verwacht. Het gaat niet langer om alleen omkoping van ambtenaren maar ook om
omkoping tussen bedrijven. Het gaat ook niet alleen om het niet betalen van steekpenningen maar ook om het niet betalen van zogenaamde ‘facilitating
payments’. En het gaan niet alleen om feitelijke corruptie maar ook om het vermijden van de schijn daarvan of alleen al de intentie daartoe. Basisidee
achter deze verbreding is het besmettingseffect. De aanpak van grote corruptievraagstukken kan niet zonder de aanpak van kleine vraagstukken. Immers grote
corruptie begint vaak in het klein en veel kleine corruptie heeft ook grote gevolgen. Evenzo werkt het niet om in een bedrijf het omkopen van ambtenaren
wel te verbieden en van private partijen wel toe te staan: de kans op besmetting is dan te groot.
Ten tweede komen de verantwoordelijkheden van bedrijven verder te liggen. Vanuit het idee dat via bedrijven hun omgeving is te verbeteren, en vooral
corrupte jurisdicties aangepakt kunnen worden, wordt van bedrijven niet alleen verwacht dat zij zelf zich niet schuldig maken aan corruptie zijn maar dat
zij ook verantwoordelijk worden gehouden voor corruptie in hun omgeving. In dit verband gaat het niet alleen om dat bedrijven niet het initiatief nemen tot
omkoping maar ook niet in gaan op het verzoek van anderen tot het betalen van steekpenningen. Eveneens zien we dat bedrijven een grotere
verantwoordelijkheid toegedicht krijgen voor ABC in hun keten evenals met degenen met wie zij samenwerken, zoals tussenpersonen en joint ventures. Vandaar
dat wetgevers veel belang hechten aan ‘due dilligence’ en dat bedrijven worden aangesproken op het zakendoen met corrupte regimes, zoals nu met de
bedrijven gebeurt die grote opdrachten deden voor de voormalige regering in de Oekraïne.
De verantwoordelijkheid voor ABC wordt daarnaast steeds individueler. Vanuit het voorkomen dat mensen zich verschuilen achter hun organisatie en daardoor
te weinig doen aan ABC wordt persoonlijke verantwoordelijkheid steeds belangrijker gevonden. Daarom ook dat de persoonlijke aansprakelijkheid wordt
verruimd. Dit geldt niet alleen voor bestuurders maar ook voor poortwachters zoals commissarissen, compliance en risk officers en interne en externe
accountants.
Ten slotte zien we dat een steeds grotere proactieve verantwoordelijkheid van bedrijven wordt verwacht. Omdat corruptie overal kan voorkomen en de schade
dan veelal onomkeerbaar is, wordt van bedrijven verwacht dat zij niet alleen goed reageren op signalen van corruptie maar ook dat zij corruptie zoveel
mogelijk trachten te voorkomen. Dit vergt van bedrijven een goed preventief ABC-beleid, goede invoering daarvan in de structuur en cultuur van de
organisatie en het vervolgens systematisch monitoren daarvan. Hierin past ook het idee dat bedrijven geen standaard beleid moeten voeren maar dat dit
toegesneden is op de specifieke corruptierisico’s waarmee zij worden geconfronteerd. Eveneens past hierin de ontwikkeling dat van bedrijven steeds meer een
proactieve verantwoording wordt verwacht over hun gevoerde ABC-beleid. Zo heeft eind vorige maand het
Europese Parlement en de Europese Raad
besloten om grote bedrijven te verplichten hun gevoerde benadering over ABC in hun jaarverslag te laten uitleggen.
Moralisme
Bedrijfseconomisch en bedrijfsethisch bezien is de aandacht voor ABC dus aan te bevelen. Een groot gevaar ligt daarbij wel op de loer. En dat is het gevaar
van moralisme. De verantwoordelijkheden van bedrijven voor ABC kunnen immers niet oneindig blijven toenemen. Corruptie zal immers nooit volledig zijn uit
te bannen, zowel binnen het eigen bedrijf als in de keten. Evenmin kunnen bedrijven verantwoordelijk worden gesteld voor zaken die buiten hun invloed
liggen of die zij in alle redelijk niet hadden kunnen weten. Als echter bij een bedrijf zelfs geen pennetje meer mag worden aangenomen en alles met
minstens vier ogen moet gebeuren dan schieten we waarschijnlijk door. En voordat we het weten ontstaat er een kramp waarin niets meer mag en
onvermijdelijke ethische dilemma’s worden weggedrukt. En dat kan bedrijfseconomisch èn bedrijfsethisch ook niet de bedoeling zijn.
Referenties
Kaptein, M. en H. Klamer (1991), Bedrijfscodes in Nederlandse Bedrijven, Den Haag: NCW.
Kaptein, M. en J. Wempe (2002), The Balanced Company: A corporate integrity approach. Oxford: Oxford University Press.
Woerden, M. J. van, M. Jurgens, M. Kaptein en J. T. C. Leliveld (2013), Ondernemen zonder Corruptie: Normenkader, management en praktijkervaringen. Deventer: Kluwer
World Economic Forum (2012), Global Agenda Council on Anti-Corruption. Annual Report.
Te citeren als
Muel Kaptein, “Appèl tegen corruptie is geen bedrijfseconomisch sommetje”,
Me Judice,
13 maart 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Initial R’ van kladcat (CC BY 2.0)