Roep om bedrijfsethiek
De roep om bedrijfsethiek is niet van vandaag. Bedrijfsethici bestuderen al ruim 25 jaar de ethiek van bedrijven. In deze periode zijn bedrijven hun ethiek systematischer gaan organiseren. Zo had 25 jaar geleden 20 procent van de grote bedrijven een eigen gedragscode terwijl dit tegenwoordig 95 procent is. Eveneens bestonden er 25 jaar geleden nog geen ´compliance officers´ terwijl tegenwoordig veel bedrijven beschikken over een of meerdere van dergelijke functionarissen. En 25 jaar geleden rapporteerden er nauwelijks bedrijven over hun duurzaamheid terwijl het tegenwoordig een omissie is als dit niet gebeurt (zie Kaptein en Kiewit, 2008).
Toch is in de ogen van menigeen de ethiek van bedrijven er in al die jaren niet beter op geworden. De huidige economische crisis wordt volgens velen veroorzaakt door een gebrek aan ethiek van bedrijven. Zo benoemde Jan Sijbrand, directeur van De Nederlandsche Bank, onlangs het gebrek aan ethiek als oorzaak van de bankencrisis. Ook de vele voorvallen van fraude, oneerlijke mededinging, belangenverstrengeling, milieucriminaliteit, schending van de mensenrechten en verkoop van ondeugdelijke producten getuigen niet van een hoogstaande bedrijfsethiek.
Om de ethiek van bedrijven te verbeteren worden er tegenwoordig talrijke oplossingen voorgesteld en ingevoerd, zoals meer wetten en beheersmaatregelen, meer extern en intern toezicht, meer verantwoording, zwaardere straffen voor overtredingen en meer ethische vorming van bestuurders en medewerkers. Zo pleitte Tweede Kamerlid Henk Nijboer voor meer bankentoezicht om de ethiek in de financiële wereld weer terug te brengen en heeft minister Dijsselbloem de eed in de financiële sector ingevoerd om het morele gedrag in deze sector te verbeteren. Maar zijn we er hiermee? Ik denk en vrees van niet omdat dit voorbij gaat aan wat bedrijfsethiek is en wat wel eens de oorzaak zou kunnen zijn van een tekortschietende ethiek van bedrijven. Om dit te begrijpen moeten we terug in de tijd.
Opkomst bedrijfsethiek
Er was namelijk een tijd waarin wat tegenwoordig immoreel of illegaal is normaal en toegestaan was. Zo was eens de handel met voorkennis een arbeidsvoorwaarde, corruptie een vriendendienst en een rokende fabrieksschoorsteen een teken van welvaart. Er was relatief weinig gereguleerd en de moraal was primair dat bedrijven moesten zorgen voor economische vooruitgang. Door deze speelruimte konden bedrijven hun ethiek tonen door zelf principes en normen te stellen die verder gingen dan wat moreel (wat anderen verwachten) of legaal (wat wetten vereisen) was. Bedrijfsethiek betreft immers dat wat een bedrijf goed en juist vindt, niet omdat het moet of loont maar omdat het bedrijf dit zelf vindt.
Er waren dan ook bedrijven die vanuit eigen ethische opvattingen verder gingen dan wat juridisch en moreel werd verwacht door bijvoorbeeld strikt te zijn in het aanbieden en ontvangen van geschenken, sociale en ecologische eisen te stellen aan hun leveranciers, producten van de markt te halen die mogelijke schadelijke bijwerkingen hebben, diversiteit in alle gelederen van het personeel in te voeren en niet te investeren in landen waar de mensenrechten worden geschonden.
Maar deze positieve voorbeelden smaakten naar meer. De samenleving kwam er achter dat deze voorlopers navolging verdiende omdat dit beter was voor de samenleving. Zowel de welvaart als welzijn waren gebaat bij een betere bedrijfsethiek. Wat eerst normaal was werd daarom steeds meer als incident, schadelijk en onethisch beschouwd. Corruptie werd immoreel evenals bijvoorbeeld de handel in voorkennis, prijsafspraken met concurrenten en dumping van afvalstoffen. De belanghebbenden van een bedrijf gingen daarom steeds hogere eisen stellen aan de ethiek van bedrijven. En dit ook opleggen. Zo vindt momenteel 73% van de consumenten de maatschappelijke prestaties van een onderneming relevant voor hun productkeuze (Reputation Institute, 2013). En om te voorkomen dat bedrijven de roep van hun belanghebbenden naast zich neer konden leggen, grepen overheden naar nieuwe wetten en regels om ethisch gedrag van bedrijven af te dwingen.
Marginalisering bedrijfsethiek
Het gevolg hiervan was de opkomst in het bedrijfsleven van compliance - voldoen aan wetten - en maatschappelijk verantwoord ondernemen - voldoen aan morele verwachtingen van belanghebbenden. Bedrijven kregen daardoor hun handen vol aan het naleven van alle nieuwe wetten evenals het realiseren van de toegenomen verwachtingen van hun belanghebbenden (zie Financieele Dagblad van 12 november 2013, ‘Explosie compliance reikt tot elk hoekje van de sector’). Want wie zich niet aan de wetten en moraal hield kon rekenen op boetes en een slechte reputatie en wie zich wel daaraan hield kon rekenen op een goede reputatie, nieuwe markten en een beter rendement (zie hierover Trouw 2013,12 november).
Het succes van bedrijfsethiek leidde er toe dat er steeds minder ruimte kwam voor bedrijven om hun ethiek te doordenken omdat hierin al voorzien werd door wetten en de moraal. Dit had wel een prijs. Een toenemende juridisering en moralisering leiden er immers toe dat bedrijven worden aangezet tot instrumenteel en calculerend denken. Het gaat niet om wat goed is in zichzelf maar wat loont of wordt bestraft. Het gaat er niet om wat men zelf vindt maar wat anderen vinden of hebben vastgelegd in regels. Hierdoor wordt volgzaam en afwachtend gedrag gestimuleerd en zelfreflectie en zelfnormering afgeremd. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dit: economische prikkels hollen de intrinsieke motivatie uit (Lepper et al. 1973, Frey en Oberholzer-Gee, 1997, Deci et al., 1999). De gedachte kan dan al snel ontstaan dat alles wat niet is gereguleerd of wordt verwacht goed is. Of nog erger: zolang anderen er niet achter komen is het goed. En zie daar de voedingsbodem en verklaring voor incidenten.
Levende bedrijfsethiek
Kortom, het succes van de bedrijfsethiek leidde de afgelopen decennia tot haar marginalisering met grote negatieve gevolgen. Daarom is het van belang om bedrijfsethiek nieuw leven in te blazen. In plaats van het dichttimmeren met regels en moraal zou de samenleving bedrijven meer ruimte en vertrouwen moeten geven voor een eigen bedrijfsethiek. Met andere woorden, er zouden juridische en morele vrijzones moeten zijn, terreinen waarin bedrijven vrij zijn om hun eigen ethiek te bepalen. Dit betekent niet om bij ieder nieuw ethisch initiatief van een bedrijf meteen hetzelfde te verwachten van andere bedrijven. Dit betekent evenmin om bij ieder nieuw onethisch gedrag naar nieuwe regels te grijpen dan wel het bedrijf onmiddellijk via de markt en publieke opinie af te straffen. Maar dit betekent bijvoorbeeld wel dat de samenleving de dialoog met bedrijven opzoekt over wat volgens bedrijven hun gewenste ethiek is. Daarom verdient de Autoriteit Consument & Markt in plaats van kritiek juist lof voor haar initiatief om met bedrijven de dialoog aan te gaan over zelfregulering.
Vanzelfsprekend vergt dit van bedrijven dat zij geen misbruik maken van deze vrijzones. In plaats daarvan is het aan hen om hun eigen bedrijfsethiek te bepalen. Voor welke ethische principes en normen willen wij staan en gaan? Waarin willen wij als bedrijf ethisch leiderschap tonen? Waarin willen we de vigerende morele en juridische eisen overtreffen of hebben we zelfs het lef daartegen in te gaan omdat we geloven dat het tegendeel beter is? De uitkomst hiervan kan een bedrijf periodiek vastleggen in een eigen ethische bedrijfscode (de eigen bedrijfseed). Maar juist het proces van doordenken en reflectie is wat ethiek waardevol maakt. Zoals ik op een andere plaats als eens heb gesteld: “A code is nothing, coding is everything (Kaptein en Klamer, 1991)". Hoopgevend in dit opzicht is het toenemend aantal bedrijven dat een ethiekcommissie heeft waarin eigen ethische dilemma’s worden besproken. Maar nog belangrijker is dat bedrijven beschikken over een ethische bedrijfscultuur waarin niet alleen de eigen principes en normen zijn ingebed maar waar medewerkers ook de gelegenheid krijgen en zelfs worden gestimuleerd om ethische vraagstukken en dilemma’s te delen.
Het mag wellicht naïef klinken, maar de afgelopen jaren hebben bewezen dat de roep om meer bedrijfsethiek juist tot minder ethiek heeft geleid. Als Nederland echt werk wil maken van bedrijfsethiek dan moeten bedrijven meer ruimte krijgen èn nemen om hun ethiek gestalte te geven.
Referenties
Deci, D.L, R. Koestner, en R. M. Ryan (1999), ‘A meta-analytic review of experiments examining the effects of extrinsic rewards on intrinsic motivation’, Psychological Bulletin, 125: 627-668.
Frey, B.S., en F. Oberholzer-Gee (1997), ‘The cost of price incentives: An empirical analysis of motivation crowding-out’, American Economic Review, 87: pp. 746-755; en
Kaptein, M. en M. de Kiewit (2008). Business code of the Global 200: Their prevalence, content and embedding. Amsterdam: KPMG.
Kaptein, M. en Klamer, H. (1991). Ethische bedrijfscodes in Nederlandse bedrijven. Den Haag: Nederlands Christelijk Werkgeversverbond.
Lepper, MR, D. Greene en R. E. Nisbett (1973), ‘Undermining children’s intrinsic interest with extrinsic rewards: A test of the “overjustification” hypothesis’, Journal of Personal and Social Psychology, 28: pp. 129-137.
Reputation Institute (2013), Global Study Shows Strong Business Case for Companies to be Socially Responsible but Consumer Trust Falls Dramatically. 3 oktober.
Te citeren als
Muel Kaptein, “Roep om bedrijfsethiek heeft geleid tot minder bedrijfsethiek”,
Me Judice,
13 november 2013.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
Mimicry’ van Diego da Silva (CC BY-NC-SA 2.0)