Radicale verandering nodig
Het Nederlandse energiesysteem zal de komende decennia radicaal moeten veranderen als de droom van een systeem met zeer lage emissies van CO2 en een hele
grote inzet van duurzame energie werkelijkheid moet worden. Het transformatieproces van het huidige energiesysteem naar dit toekomstige systeem noemen we
de energietransitie.
De vraag is of we op de goede weg zijn om dit transitieproces succesvol te doorlopen. De huidige uitgangspositie is niet goed. Op dit moment is maar een
klein deel van de opgewekte energie duurzaam (5,5%) - en de CO2-emissies stijgen in plaats van dalen. Dit laatste wordt veroorzaakt door de verdringing van
aardgasgestookte centrales door kolencentrales. Qua resultaten zijn we niet op de goede weg en we zullen echt moeten versnellen in termen
van duurzame energieproductie en de trend naar CO2-emissie reductie moeten gaan inzetten. De afgelopen jaren is er veel beleid ingezet om de energietransitie vorm te geven. De resultaten daarvan laten nog op zich wachten. De logische
vervolgvraag is dan ook: gaat het goed komen als we op de ingeslagen weg verder gaan? Ik betwijfel het en ik zal zeggen waarom.
Een basisveronderstelling van het huidige beleid is dat voor de energietransitie afhankelijk is van nieuwe technologie en innovatie. Innovatie wordt wel
gezien als de motor van verandering. Hier komt de top-sector energie in beeld. Binnen de topsector Energie worden vele miljoenen euro’s geïnvesteerd om
energie-innovaties te ontwikkelen. Helaas is het effect van deze innovatie-activiteiten op de energietransitie nog beperkt. Veel van de slimme dingen
bedacht binnen topsector Energie zullen niet snel op grote schaal gaan verkopen en dus niet op grote schaal leiden tot CO2-emissie reductie
Hoe komt dat? Wat gaat er mis? De verklaring is te vinden in het innovatiesysteem. De definitie van een innovatiesysteem is ‘alle partijen en regels die
samen de snelheid en richting van innovatie en diffusie bepalen’ (Hekkert en Ossebaard, 2010). De topsector Energie is een prachtige samenwerking tussen
wetenschap, bedrijven en kennisinstellingen. Veel van de partijen die je verwacht in een innovatiesysteem zijn dus aanwezig. Echter, veel partijen en
regels die van invloed zijn op de diffusie van innovatie ontbreken. De topsector Energie is dan ook meer een onderzoek- en ontwikkelingssysteem dan een
innovatiesysteem. Is dat niet raar? Er wordt alles aan gedaan om te innoveren, maar de activiteiten die ervoor zorgen dat innovaties ook doordringen in de
praktijk zijn niet aanwezig binnen de topsector. Wat is daar aan de hand? Het gaat om vier kernproblemen.
Nauwelijks vraag naar energie-innovaties
Er is een groot verschil tussen normale “consumer goods” en innovaties die centraal staan in de energietransitie. Diffusie-onderzoek door Rogers (2003)
laat zien dat er vijf karakteristieken zijn die bepalen of innovaties goed verkopen: relatief voordeel, compatibiliteit, complexiteit, zichtbaarheid, en de
mate waarin we een innovatie kunnen uitproberen. Veel energie-innovaties scoren slecht op deze criteria. Energie-innovaties hebben vaak geen direct
voordeel voor de consument. Ze leveren geen “instant satisfaction” voor de individuele consument; het voordeel is een veelal lagere impact op het milieu en
dus een bijdrage aan de samenleving als geheel. We noemen dit collectieve goederen. Vaak zijn energie-innovaties ook niet compatibel met hoe nu het
energiesysteem is ingericht. Het energiesysteem is bijvoorbeeld gebaseerd op een centrale opwekking van energie en veel van de energie-innovaties passen
beter in een decentraal systeem. Ook de zichtbaarheid is een probleem. Volgens de theorie dringen zichtbare innovaties sneller door omdat dat status
oplevert voor de consument. Veelal zijn energie-innovaties verstopt in gebouwen, auto’s en fabrieken en leiden dus niet echt tot verhoging van de status
van de adopter. Als energie-innovaties wel heel erg zichtbaar zijn zoals bij windenergie het geval is, dan is juist de zichtbaarheid een groot probleem.
Onder normale marktcondities is een snelle diffusie van energie-innovaties dus een lastig verhaal. Deze transitie gaat niet versnellen door een
schreeuwende behoefte van consumenten. In die zin is het bijvoorbeeld onvergelijkbaar met de digitaliseringsrevolutie die we momenteel doormaken. Mensen
staan in de rij voor nieuwe producten omdat die nieuwe functionaliteiten en status opleveren. Voor energietechnologie gaat dat niet op. Slechts weinigen
zullen hun combiketel met warmtepomp aan hun vrienden laten zien. Dit doen we wel met een nieuwe keuken. Zonnepanelen zijn de uitzondering; de snelle
opmars van zonne-energie is niet alleen te verklaren door het huidige prijsniveau. Juist de zichtbaarheid leidt ertoe dat veel consumenten gaan adopteren:
“Als mijn buurman ze heeft kan ik natuurlijk niet achterblijven”.
Door juist de markt te creëren voor nieuwe technologie wordt ondernemerschap gestimuleerd, durven ondernemersrisico te nemen, durven banken te investeren en komt het innovatiesysteem op gang.
De overheid snapt dit proces goed en daarom steekt ze miljarden in energiesubsidies om de vraag aan te wakkeren. Echter er is gekozen voor het stimuleren
van de goedkoopste bewezen technologie. De logica is dat we daarmee per euro de meeste waar voor ons geld krijgen. Echter, het gevolg is ook dat dure en
effectievere innovaties niet worden ingevoerd. Het eindresultaat is dat onderzoek en innovatie beperkt blijven tot enkele projectjes. We proberen wat, we
leren wat, maar het leidt niet tot enige kritieke massa. Producenten wachten op het volgende potje geld voor een nieuw project. Ondernemers worden pas wakker als er
een markt is. Door juist de markt te creëren voor nieuwe technologie wordt ondernemerschap gestimuleerd, durven ondernemersrisico te nemen, durven banken
te investeren en komt het innovatiesysteem op gang. Zelfs als je geen publiek geld stopt in innovatie en onderzoek zal innovatie wel plaatsvinden.
Ondernemers willen de concurrent aftroeven en dus zullen ze zelf investeren in R&D. In de hele vroege fase van technologieontwikkeling is er natuurlijk
nog geen markt en dan zijn innovatiesubsidies een geweldig instrument om partijen te verleiden om te investeren in innovatie. Maar zo snel als mogelijk
dient een markt gecreëerd te worden voor de innovaties. Alleen duwen, zonder trekken, gaat niet werken.
Angst voor verandering
Het Duitse experiment met de Energiewende heeft laten zien dat juist marktcreatie leidt tot een snelle opbouw van industrie als ook een snelle verlaging
van duurzame energieprijzen en daarbij een snelle transformatie van het energiesysteem. Een veelgehoorde kritiek op het Duitse vraagbeleid is: “Kijk eens
wat dat heeft gekost”. En daar zit hem probleem nummer twee. We hinken op twee gedachten: De regering stelt een doel als 90% emissie reductie maar durft
niet echt concrete plannen te maken om de doelstellingen te gaan halen. De gedachte dat dat er heel veel moet veranderen en de hoge kosten die dat met zich
meebrengt is beangstigend. Recent is Nederland een spiegel voorgehouden door McKinsey. De energietransitie gaat een investering van 200 miljard
kosten. Erg veel geld, maar goed te dragen door de Nederlandse burger en het gaat niet ten koste van welvaart. De energietransitie is qua uitdaging gelijk
aan de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Het is een transformatie van ongekende omvang. En het is onvermijdelijk. We gaan het verdrag van Parijs (EU,
2016) ratificeren en dan is dit het onvermijdelijke gevolg. Het is immens, ongelofelijk duur en supercomplex. Maar er is ook een upside: het levert enorm
veel banen op en nieuwe kansen voor veel bedrijven en dus economische groei. En ook: we kunnen dit. Zoals Kennedy de ambitie formuleerde in 1961 had om een
man op maan te zetten en dit realiseerde in 1969 met het Apollo programma, zoals Nederland de ambitie formuleerde om alle inwoners te beschermen tegen
hoogwater in 1957 en dat ook realiseerde in 1997, zo moeten we de energietransitie gaan zien als een enorme ambitie, maar wel eentje die we gaan
realiseren. En dat betekent dat we nu moeten beginnen met een concreet plan ontwerpen. NASA ging destijds niet eerst een aantal jaar afwachten; ze stelden
zich de vraag ‘Als we dan en dan een man op de maan willen hebben, waar moeten we vandaag dan mee beginnen om dat te bereiken?’
Waarom doen we dat dan nu niet? Er is gebrek aan verbeelding. Hoe ziet het energiesysteem van de toekomst er uit? Wat zijn verstandige keuzes? Waar moeten
we nu mee beginnen zodat we ons later niet in de vingers snijden? Moeten we inzetten op de elektrische auto of juist niet? Weinig beleidsmakers denken de
antwoorden op deze vragen te weten. Onzekerheid over wat het juiste antwoord is slaat mensen lam. Neem het laatste energierapport van Economische Zaken
(EZ, 2016). Er staat heel weinig concreets in. De Topsector Energie zou in staat moeten zijn om deze antwoorden wel te geven. Gecoördineerd moet er heel
snel tot een robuuste ‘roadmap’ gekomen worden per sector. Op deze roadmaps dient het beleid gebaseerd te worden. Er is richting en regie nodig. In dit
geval om onzekerheden terug te dringen, mensen dezelfde kant op te krijgen en in beweging te krijgen. Kortom, er is een deltaplan energietransitie nodig.
Een afspraak over emissiereductie, doelen formuleren is niet genoeg. Hoe concreter het transitieplan, hoe beter.
Een dergelijke Chinese inzet roept wellicht scepsis op bij velen Maar ik bestudeer dit type veranderingsprocessen al heel erg lang en raak er steeds meer
van overtuigd dat deze veranderingen niet organisch groeien; dit komt door het eerdergenoemde collectieve goederen karakter. We gaan het niet redden met
lokale initiatieven. Regie is het sleutelwoord om dit type veranderingen snel en efficiënt te laten plaatsvinden.
Afwachtende houding
Het derde probleem is de huidige kijk op innovatie: Hoe kunnen we nu beginnen met de energietransitie als er nog zoveel nieuwe technologie ontwikkeld moet
worden? Het zal u verrassen maar het probleem is niet innovatie en nieuwe technologie. Ik durf te stellen dat zonder majeure innovaties minimaal de helft
van de energietransitie kunnen voltooien. Innovatie is prachtig maar soms wordt innovatie ook als uitstelmechanisme gebruikt: eerst meer weten voordat we
echt stappen gaan zetten. Echter, we kunnen nu al hele grote stappen zetten met wat we nu weten. En op het moment dat we die stappen gaan zetten, loopt
innovatie mee, en wordt alle technologie die we gebruiken goedkoper en beter. Ter vergelijking: had Ericsson moeten wachten met het introduceren van de
eerste mobiele telefoon omdat het toen nog niet kon wat de IPhone 7 nu kan? Doordat ondernemers het mobiele telefoontraject zijn ingestapt hebben ze de weg
vrij gemaakt voor de telefoons die we nu gebruiken, niet door ze eindeloos in het lab proberen beter te krijgen.
Innovatie is prachtig maar soms wordt innovatie ook als uitstelmechanisme gebruikt: eerst meer weten voordat we echt stappen gaan zetten.
Recentelijk stond er een mooi artikel in Het Financieele Dagblad over Duitse bedrijven en kennisinstellingen die aan het experimenteren waren met duurzaam
goederentransport over de weg (FD, 2016). Transport is een van de lastigste sectoren om te verduurzamen. Elektrificeren is niet eenvoudig vanwege de grote
reikwijdte die nodig is en voor je het weet ben je in plaats van goederen enorme accu’s aan het rondrijden. De Duitsers hebben er iets op bedacht. Zeg maar
het trolley-systeem dat we kennen van Arnhem. Bouw een hoogspanningsbovenleiding boven snelwegen en laat vrachtwagens elektrisch over de snelwegen rijden
zoals treinen dat doen over rails. Duurzaam opgewekte elektriciteit als energiebron maakt diesel overbodig en dus zijn de CO2-emissies van
goederentransport over de weg verleden tijd. Het FD-stuk stelt dat de technologie niet het probleem is. De Duitse ingenieurs hebben het uitgebreid getest
en het werkt. De problemen zitten in het invoeren van plannen. Afspraken, regels, standaarden, scepsis, financiering, etc. Juist deze aspecten maken de
energietransitie zo lastig. Hoe organiseren we de verandering? Technologie ontwikkelen is lastig, dingen anders organiseren zo mogelijk nog lastiger.
Transitie draait om afbouwen én vernieuwen
Tot slot het vierde probleem: de energietransitie gaat net zo veel over afbouwen als over vernieuwen. Het afbouwen van bestaande systemen is een niet
geringe opgave. En toch is er geen enkel onderzoeksprogramma binnen de topsector energie geweid aan dit thema. En dus ervaren we het in de praktijk zonder
dat we ons hierop hebben voorbereid. De energietransitie gaat gepaard met verliezers. Hoe gaan we daar mee om? Even terug in de tijd. Stel je wilt de
spaarlamp tot een succes maken. Dan kan je veel geld stoppen in innovatie en proberen de beste en goedkoopste spaarlamp te ontwikkelen. Maar de diffusie
van de spaarlamp en recentelijk de LED-lamp ging een stuk sneller toen het traditionele peertje werd verboden.
Ik probeer u ervan te overtuigen dat het huidige energie-innovatiesysteem wordt gekenmerkt door het stimuleren van de aanbodkant gericht op een vraagkant
die op dit moment niet of nauwelijks bestaat. Ook stel ik dat er bij beslissers in bedrijf en overheid onvoldoende kennis en visie is over hoe we de energietransitie
moeten gaan organiseren. Dit leidt tot een niet goed functionerend innovatiesysteem.
Gevolgen voor topsector Energie
De topsector Energie doet fantastisch werk. Er wordt nauw samengewerkt tussen bedrijven en kennisinstellingen. Krachtige
netwerken zijn ontstaan die oplossingen bedenken voor de technologische problemen waar we tegen aan lopen. Mijn pleidooi is dat de topsector energie zijn
activiteiten uitbreidt. Naast individuele innovatieprojecten, hoe belangrijk ook, dient de topsector Energie Nederland te voeden met een visie met
betrekking tot de energievoorziening. Laat zien hoe de toekomst eruit kan zien. De topsector heeft niet het mandaat om de energietransitie uit te voeren of
te coördineren, maar kan het proces wel sterker beïnvloeden door de aanwezige kennis strategischer in te zetten.
Een dergelijke visie geeft ook aan waar de witte vlekken zitten in de technologie die we nodig hebben. Op dit moment worden innovatieprojecten gefinancierd
die worden aangevraagd door partijen in de topsector. Het is een bottom-up proces. Wie een goed idee heeft kan een aanvraag indienen. Dit proces kan het
beste gedeeltelijk worden omgedraaid. We noemen dit ‘backcasting’. Welke technologie moeten we vandaag gaan ontwikkelen omdat we die nodig hebben in een
toekomstig energiesysteem? Zo kan iedereen op zijn vingers natellen dat opslag van elektriciteit een groot thema gaat worden. Juist om dat we dat nu al
weten kunnen we nu beginnen met grootschalige onderzoeksprogramma’s op dit terrein. Als energieopslag de crux wordt dan is het ook logisch dat de bedrijven
die hier goed in zijn degenen zijn die het grote geld gaan verdienen. Dus door nu te programmeren investeer je in het toekomstig verdienvermogen van
Nederland.
En dan nog een laatste punt over het type kennis dat we ontwikkelen binnen de topsector Energie. Het merendeel van het geld gaat naar techniek en een klein
gedeelte naar de “softe” sociaal-wetenschappelijke kant. Maatschappelijk Verantwoord Innoveren heet dat. Vaak betreft dit onderzoek naar de acceptatie van
een nieuwe technologie. Dit is belangrijk, maar veel meer onderzoek is nodig naar hoe het veranderingsproces binnen de energiesector verloopt en hoe we deze verandering kunnen versnellen. Dat zijn het type vragen die ook in de kern
zouden moeten zitten van de topsector Energie. En dan bedoel ik ook echt in de kern. Transformatie gaat over weerstand tegen verandering, psychologie,
economie, en strategie. Betrek kennis over deze vakgebieden om de impact van de topsector Energie nog groter te maken.
Ook hier zou ik graag een metafoor willen gebruiken om dit punt kracht bij te zetten. Ik heb eerder het “man on the moon” project genoemd. Richard Nelson,
een beroemde innovatiewetenschapper vroeg zich af hoe het komt dat we wel in staat zijn om een mens op de maan de zetten, maar niet om het probleem van de
getto op te lossen? Het antwoord op deze vraag is dat je een mens op de maan kan zetten door een groot engineering programma op te zetten. Daar zijn we
goed in. De uitdaging van “een mens op de maan” is dus vooral een technologisch probleem. Uiteindelijk was het ook in acht jaar gepiept. Een gettoprobleem
is van een andere aard. Het begint al met het feit dat er hele verschillende ideeën zijn over wat nu precies het probleem is. Bovendien hangen allerlei
issues met elkaar samen die gezamenlijk leiden tot getto vorming. Sommige zijn fysiek/technisch van aard maar vele zijn sociaal van aard. Het oplossen van
gettoproblematiek vraagt dus om het bij elkaar brengen van verschillende visies op het probleem en het doorgronden hoe technologische en sociale factoren
op elkaar inwerken en hoe dit te beïnvloeden is. Dit is veel en veel moeilijker dan een puur technologisch probleem.
De energietransitie dient grotendeels gezien te worden als een gettoprobleem. De technologische kant is redelijk goed in scenario’s en roadmaps te vatten.
Ik heb zojuist betoogd dat dit een heel belangrijk proces is om zaken in beweging te krijgen. Echter, het veranderingsproces is niet een technologisch
proces maar een socio-technische verandering. Met lastig voorspelbare interacties tussen technologie, mensen en regels. Door te experimenteren krijgen we
inzicht in deze interacties en wat wel werkt en wat niet. Juist deze onzekerheid over wat wel werkt en wat niet versterkt mijn eerdere betoog om snel te
beginnen. Door te doen leren we en we hebben deze leerervaringen nodig om het transitieproces te versnellen.
Ten slotte: energie raakt ons allemaal. Elk persoon in Nederland en elk bedrijf is afhankelijk van energie. Oplossingen voor de energietransitie zullen
sterk verschillen per sector. Er zit enorm veel creativiteit bij die mensen, bedrijven en sectoren. De meest innovatieve ideeën ontstaan vaak op het
grensvlak van vakgebieden en praktijken. Voor energie innovatie is het dus belangrijk om cross-sectoraal te denken. Op het grensvlak van energieonderzoek
en andere sectoren liggen hoogstwaarschijnlijk onvermoede kansen.
* Dit is een essay gebaseerd op een keynote voor de werkconferentie Topsector Energie, 29 september 2016.
Referenties
EU, 2016, Hoofdpunten klimaatverdrag, Klimaatconferentie Parijs.
EZ, 2016, Energierapport - Transitie naar Duurzaam, Den Haag.
FD, 2016, Energiewende loopt vast op de autobahn,
Hekkert, M. P en M.E. Ossebaard, 2010, De innovatiemotor: het versnellen van baanbrekende innovaties, Van Gorcum.
McKinsey, 2016, Accelerating the energy transition: cost or opportunity?, Amsterdam.
Rogers, E.M., 2003, The Diffusion of Innovations, fifth edition, Free Press, New York.