Inleiding
In hedendaagse maatschappelijke debatten wordt er meestal van uitgegaan dat immigranten permanent in Nederland zullen blijven. Dat was immers ook grotendeels het geval voor de gastarbeiders uit de jaren zestig van de vorige eeuw. De recent gearriveerde migranten zijn echter steeds minder geneigd om permanent in ons land te blijven. Een groot aandeel, meer dan veertig procent, verblijft maar kort in Nederland, of migreert heen en weer tussen Nederland en het land van herkomst (Bijwaard, 2010). In economisch opzicht is het van belang om te weten of succesvolle migranten, werkend met een hoog inkomen, eerder vertrekken of minder succesvolle, werkloze, migranten (Bijwaard, 2015).
Arbeidsmigratie is een van de mogelijkheden om krapte op de arbeidsmarkt op te vangen. Vooral kennismigratie, de arbeidsmigratie van hoogopgeleiden, zal steeds belangrijker worden.
Door de vergrijzing van de Nederlandse samenleving zal arbeid in de toekomst steeds schaarser worden. Arbeidsmigratie is een van de mogelijkheden om krapte op de arbeidsmarkt op te vangen. Vooral kennismigratie, de arbeidsmigratie van hoogopgeleiden, zal steeds belangrijker worden. Als deze migranten echter slechts voor korte tijd in ons land verblijven, wat geldt voor een ruime meerderheid, dan zal de potentiële bijdrage aan de Nederlandse economie van arbeidsmigranten beperkt zijn. Van deze migranten, die voornamelijk uit de EU en andere Westerse landen komen, vertrekken de migranten met een hoog inkomen en uit de rijkere Westerse landen sneller en vaker (Bijwaard, 2015; Bijwaard & Wahba, 2014, Bijwaard 2015). Ook kennismigranten, waarvoor het een aantal jaren geleden gemakkelijker is gemaakt om naar Nederland te komen, vertrekken meestal snel.
Retourmigratie theorie
Het overgrote deel van de (economische) literatuur veronderstelde tot voor kort dat migratie een eenmalige beslissing is (Borjas, 1999; Chiswick, 1978). Toch is zowel in de Verenigde Staten als in Europa de retourmigratie al lange tijd hoog. In de jaren zeventig van de vorige eeuw bleek al dat meer dan 50% van de immigranten in de Verenigde Staten binnen tien jaar weer vertrekt (Jasso & Rosenzweig, 1982). Voor de Europese landen zijn vergelijkbare cijfers bekend (Bijwaard, 2010; Dustmann, 1995).
Er bestaat een aantal concurrerende theorieën die de retourmigratie van arbeidsmigranten verklaren. Volgens de theorie van optimaal gepland verblijf is retourmigratie een geplande beslissing en maakt zij deel uit van een optimale strategie om het nut (inkomen) over de levensloop te maximaliseren, terwijl de migrant een voorkeur heeft voor consumptie in het land van herkomst (Dustmann, 2003; Dustmann & Weiss, 2007).
In beide theorieën speelt het herkomstland een grote rol: zowel de fysieke als de culturele afstand heeft grote invloed op het retourmigratiegedrag.
Terugkeer van target savers, migranten die zich vooraf ten doel stellen om in het gastland een bepaald geldbedrag bij elkaar te sparen, is een specifiek voorbeeld: Dus als het bedrag bij elkaar is gespaard, zal een dergelijke migrant terugkeren naar zijn land van herkomst. Deze theorie impliceert dat succesvolle arbeidsmigranten, werkend en met een hoog inkomen, eerder terugkeren dan minder succesvolle migranten. Zij kunnen immers in een kortere tijd meer geld bij elkaar sparen. Een tegengesteld mechanisme is gebaseerd op de theorie van verkeerde verwachtingen van de migrant over de arbeidsmarkt in het gastland. Volgens die theorie leidt een ‘mislukking’, werkloosheid of een laag inkomen, tot een ongeplande terugkeer (Borjas & Bratsberg, 1996). In beide theorieën speelt het herkomstland een grote rol: zowel de fysieke als de culturele afstand heeft grote invloed op het retourmigratiegedrag. Als het land van herkomst op een grote afstand ligt, zijn de migratiekosten hoger. De culturele verschillen tussen het land van herkomst en Nederland bepalen hoe gemakkelijk het voor de migrant is om te integreren op de Nederlandse arbeidsmarkt en daarmee hoe groot de kans op succes is. Natuurlijk wordt de toegang van een arbeidsmigrant tot ons land ook bepaald door het herkomstland, aangezien arbeidsmigranten uit de Europese Unie zich vrij kunnen vestigen, terwijl dat voor arbeidsmigranten uit ontwikkelingslanden een stuk moeilijker is. Daarnaast speelt het netwerk van al aanwezige migranten uit het land van herkomst een rol in het succes van de arbeidsmigrant.
Terugkeer van arbeidsmigranten uit Nederland
Na 5 jaar is al 40% van de arbeidsmigranten uit ons land vertrokken (Bijwaard, 2010). Op lange termijn vertrekt driekwart van de arbeidsmigranten uit ons land (Bijwaard, 2010; Bijwaard & Wahba, 2019). De vertrekkans om binnen 5 jaar te vertrekken loopt echter sterk uiteen, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Zo vertrekken arbeidsmigranten met de laagste inkomens, bijvoorbeeld werkzaam in de bouw, en met de hoogste inkomens, bijvoorbeeld expats, relatief eerder dan migranten met middeninkomens (Bijwaard & Wahba, 2014). Baanbehoud blijkt een belangrijke rol te spelen bij de vertrekbeslissing: arbeidsmigranten die hun baan verliezen, vertrekken gemiddeld ruim twee keer zo snel (Bijwaard, Schluter, & Wahba, 2014).
Figuur 1. Kans dat een arbeidsmigrant nog in Nederland is naar lengte van verblijf
Bron: CBS, eigen bewerking
Ontwikkeling van het inkomen in Nederland
Het succes van immigranten op de arbeidsmarkt wordt meestal gemeten aan de hand van de groei van hun inkomen tijdens het verblijf in het gastland (Borjas, 1999; Dustmann & Görlach, 2015). De loongroei staat en valt met arbeidsmarktsucces, dat wil zeggen: of de migrant werkzaam is. Een werkloze heeft immers weinig mogelijkheden om zijn inkomen te verbeteren. Zowel het arbeidsmarktsucces als de loongroei hebben ook invloed op de beslissing om ons land weer te verlaten. Als retourmigratie samenhangt met het arbeidsmarktsucces van de migranten in het gastland, zal het negeren van de onderlinge afhankelijkheid van loongroei, arbeidsmarktsucces en retourmigratie tot een grote vertekening leiden in de interpretatie van de (arbeids)integratie van migranten. Als de minder succesvolle migranten eerder vertrekken, lijkt het of de integratie van migranten stijgt met de verblijfsduur, zelfs als dat niet het geval is, omdat dan vooral de succesvolle migranten achterblijven in Nederland. Als de succesvolle migranten eerder vertrekken, lijkt integratie zich juist minder te voltrekken, omdat dan overwegend de slecht geïntegreerde migranten achterblijven.
Eerder hebben we al laten zien dat arbeidsmigranten die hun baan verliezen met grotere waarschijnlijkheid terugkeren dan arbeidsmigranten met werk (Bijwaard, Schluter, & Wahba 2014). Met andere woorden: wat de vertrekkers gemeen hebben, is het verdwijnen van de reden waarvoor ze naar Nederland zijn gekomen. Ook is aangetoond (Bijwaard & Wahba, 2014) dat zowel migranten met een laag inkomen als die met een hoog inkomen snel weer uit ons land vertrekken. Zowel arbeidsmarkdynamiek, het vinden en verliezen van een baan, als de hoogte van het inkomen hebben dus invloed op retourmigratiegedrag van migranten, en vice versa. In een recent onderzoek (Bijwaard & Wahba, 2019) hebben we de loongroei van recente immigranten in Nederland geanalyseerd, waarbij we rekening houden met zowel de arbeidsmarktdynamiek als het retourmigratiegedrag van deze migranten.
Voor de analyse van het retourmigratiegedrag is gebruikgemaakt van een duurmodel. Dat is een model waarbij de verblijfsduur – de tijd tussen de eerste aankomst en het vertrek – in Nederland de basis vormt.
In theorie is de loongroei van migranten sterk afhankelijk van de verblijfsduur. Op het moment dat immigranten voor het eerst in Nederland aankomen, hebben ze vaak een tekort aan kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt en de Nederlandse taal. Door het verblijf in Nederland zal over het algemeen dit soort kennis stijgen, en daarmee hun productiviteit en hun inkomen. De loongroei van de immigranten kan daarom niet los gezien worden van de lengte van het verblijf in Nederland. Daarnaast speelt de arbeidsmarktdynamiek van de migrant een cruciale rol in de analyse van de loongroei. Alleen als een migrant werkt, kan het loon van die migranten groeien. Een transitie van werk naar werkloosheid zal de loongroei stoppen en een transitie van werkloosheid naar werk zal de loongroei (weer) aanzetten.
Voor de analyse van het retourmigratiegedrag is gebruikgemaakt van een duurmodel. Dat is een model waarbij de verblijfsduur – de tijd tussen de eerste aankomst en het vertrek (of einde van de waarnemingsperiode, 31 december 2007, als de migrant niet vertrokken is) – in Nederland de basis vormt. Gebruikelijk voor dergelijke gegevens is om dan een model te schatten voor de vertreksnelheid (hazard; zie: Van den Berg, 2001). Een model voor de vertreksnelheid maakt beter gebruik van het longitudinale karakter van de gegevens dan een model voor de kans dat op een bepaald moment de migrant nog in Nederland is. Een dergelijk model kan namelijk eenvoudig kenmerken meenemen die gedurende het verblijf (kunnen) veranderen, zoals de arbeidsmarktpositie. Daarnaast houdt een dergelijk model rekening met het feit dat de verblijfduren van migranten die op het einde van de waarnemingsperiode nog in Nederland zijn, doorlopen (Bijwaard, 2010; Bijwaard, Schluter, & Wahba, 2014).
Voor de loongroei definiëren we een log-lineaire regressievergelijking, waarmee de hoogte van het (individuele) inkomen verklaard wordt. Uiteindelijk willen we weten wat de gemiddelde loongroei van de migranten is als we corrigeren voor zowel de arbeidsmarktdynamiek als retourmigratie, die beide mogelijk selectief zijn. Deze selectiviteit is aanwezig, omdat er waargenomen en niet-waargenomen (individuele) factoren zijn die meerdere transities en de loongroei gelijktijdig kunnen beïnvloeden. Het is bijvoorbeeld heel goed mogelijk dat een niet-waargenomen eigenschap van de migrant, zoals ondernemerschap, zowel leidt tot eerder verlies van werk, als tot eerder vertrek uit Nederland en een lage loongroei. Als in de analyses geen rekening gehouden wordt met een dergelijk selectieprobleem zou de gemiddelde loongroei van de migrant niet juist geschat worden. Om de invloed van de verschillende selectieprocessen (selectieve arbeidsmarktdynamiek en selectieve retourmigratie) in kaart te brengen, vergelijken we de resultaten van verschillende modellen (Bijwaard & Wahba, 2019).
Voor een juiste discussie over de instroom van immigranten in ons land dient niet vergeten te worden dat een aanzienlijk deel van deze migranten ons land binnen afzienbare tijd weer verlaat.
We onderscheiden drie modellen. In het eerste model (migratiemodel) zijn de individuele snelheid van vertrek uit Nederland en de individuele loongroei van elkaar afhankelijk (zowel via waargenomen kenmerken van de migrant, zoals leeftijd, geslacht, huwelijkse staat, jaar van aankomst en arbeidsmarktsector, als via niet-waargenomen individuele kenmerken). Dit model concentreert zich op de selectieve retourmigratie, maar negeert de arbeidsmarktveranderingen. In het tweede model (arbeidsmodel) wordt juist de retourmigratie genegeerd, en zijn de individuele arbeidsmarkttransities en de individuele loongroei van elkaar afhankelijk. In het derde model ten slotte (volledige model) wordt zowel de arbeidsmarktdynamiek als de retourmigratie meegenomen, waarbij zowel de individuele snelheid van vertrek, de individuele snelheid van arbeidsmarkttransities onderling en van de individuele loongroei afhankelijk zijn.
Een vergelijking van de resultaten van de verschillende modellen vertelt ons in hoeverre selectief retourmigratiegedrag en selectief arbeidsmarktverandering de individuele loongroei van migranten in Nederland beïnvloeden. Als de loongroei in het migratiemodel lager is dan in het volledige model, betekent dit dat de migranten met minder succes op de arbeidsmarkt een lagere loongroei ervaren. Als de loongroei in het arbeidsmodel hoger is dan in het volledige model, betekent dit dat migranten die vertrekken een selectieve groep van migranten vormen, met een hogere loongroei. Hier kunnen we dus uit afleiden in hoeverre de loongroei van migranten (die in Nederland blijven) afhangt van hun arbeidsmarktdynamiek en hun retourmigratiegedrag.
Het onderzoek laat zien (Bijwaard & Wahba, 2019) dat negeren van selectieve retourmigratie in het arbeidsmodel leidt tot een overschatting van de loongroei, want de migranten met een hoge loongroei vertrekken sneller uit ons land. Het negeren van de selectieve arbeidsmarkttransities in het migratiemodel leidt tot een onderschatting van de loongroei, want migranten die werkloos worden hebben een lagere loongroei. Figuur 2 geeft de loongroei van arbeidsmigranten naar herkomstregio. Arbeidsmigranten uit de armere landen vertonen de hoogste loongroei, maar de verschillen naar herkomst zijn niet heel erg groot.
Figuur 2. Loongroei naar herkomst en verblijfsduur
Bron: Bijwaard & Wahba, 2019
Discussie
Voor een juiste discussie over de instroom van immigranten in ons land dient niet vergeten te worden dat een aanzienlijk deel van deze migranten ons land binnen afzienbare tijd weer verlaat. Uit de empirische analyses van het arbeidsmarktsucces van arbeidsmigranten die tussen 1999 en 2007 in Nederland zijn aangekomen blijkt dat dit zowel positief als negatief uit kan pakken. Positief voor de Nederlandse economie is dat migranten die werkloos worden eerder vertrekken, zodat de succesvolle migranten overblijven. Ook blijkt dat arbeidsmigranten met een laag inkomen of een beperkte loongroei eerder ons land verlaten. Negatief voor de Nederlandse economie is echter dat ook arbeidsmigranten met een hoog inkomen en migranten met een hoge loongroei, die een grotere economische bijdrage leveren (meer belasting betalen en meer consumptie), eerder vertrekken.
Data
Voor deze publicatie is gebruikgemaakt van een uniek databestand dat, in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), is samengesteld op basis van administratieve gegevens. De informatie over migranten komt uit het Centraal Register Vreemdelingen (CRV) van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) en de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA), en betreft uitsluitend officiële, legale, migranten. Deze migranten hebben zich door middel van inschrijving in de GBA formeel in Nederland gevestigd en hebben de intentie om ten minste 4vier maanden in Nederland te blijven. Het gecombineerde GBA/CRV-bestand bevat gegevens over alle niet-Nederlandse immigranten van 18– tot 64 jaar die in de periode van 1999 tot 2007 naar Nederland zijn gekomen. Hieruit zijn alle officiële migratiebewegingen van ruim een half miljoen recente migranten naar en uit Nederland te volgen. Van deze migranten is bekend wanneer ze zich in Nederland vestigden en zich eventueel uitschreven, wat hun migratiemotief is, waar ze geboren zijn, hun leeftijd, hun geslacht, hun burgerlijke staat en of ze kinderen hebben. Deze informatie is gekoppeld aan sociaaleconomische gegevens uit het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS. Hierin staan, op maandbasis, onder andere de arbeidsmarktpositie, het inkomen, de sector waarin men werkt en of de migrant een uitkering ontvangt.
Literatuur
Borjas, G.J. (1999). The economic analysis of immigration. In O. Ashenfelter & D. Card (Eds.), Handbook on the labor economics, Volume 3A (pp. 1697-1760). Amsterdam: North-Holland.
Borjas, G.J., & Bratsberg, B. (1996). Who leaves? The outmigration of the foreign born. The Review of Economics and Statistics, 78, 165-176.
Bijwaard, G.E. (2010). Immigrant migration dynamics model for The Netherlands. Journal of Population Economics, 23(4), 1213-1247.
Bijwaard, G.E. (2015). Income of immigrants and their return. IZA World of Labor, 2015, 141. doi: 10.15185/izawol.141
Bijwaard, G.E., Schluter, C., & Wahba, J. (2014). The impact of labor market dynamics on the return-migration of immigrants. Review of Economics & Statistics, 96, 483-494.
Bijwaard, G.E., & Wahba, J. (2014). Do high-income or low-income immigrants leave faster? Journal of Development Economics, 108, 54-68.
Bijwaard, G.E., & Wahba, J. (2019). Immigrants wage growth and selective out-migration. Oxford Bulletin of Economics and Statistics, 81, 1065-1094.
Chiswick, B.R. (1978). The effect of Americanization on the earnings of foreign-born men. Journal of Political Economy, 86, 897-921.
Dustmann, C. (1995). Return migration: The European experience. Economic Policy, 22, 214-250.
Dustmann, C. (2003). Return migration, wage differentials, and the optimal migration duration. European Economic Review, 47, 353-369.
Dustmann, C., & Görlach, J.-S. (2015). Selective outmigration and the estimation of immigrants earnings profiles. In B.R. Chiswick & P.W. Miller (Eds.), Handbook on the economics of international migration, Volume 1A (pp. 489-533). Amsterdam: North-Holland.
Dustmann, C., & Weiss, Y. (2007). Return migration: Theory and empirical evidence. British Journal of Industrial Relations, 45, 236-256.
Jasso, G., & Rosenzweig, M.R. (1982). Estimating the emigration rates of legal immigrants using administrative and survey data: The 1971 cohort of immigrants to the US. Demography, 19, 279-290.
Van den Berg, G.J. (2001). Duration models: Specification, identification, and multiple duration. In J.J. Heckman & E. Leamer (Eds.), Handbook of econometrics, Volume 5 (pp. 3381-3460). Amsterdam: North-Holland.