COP28 was zo slecht nog niet
De energietransitie is niet vastgelopen, in ieder geval nòg niet. Er is, ondanks de bedrukte sfeer en schier eindeloze discussie over punten en komma’s in de verschillende communiqués op de Cop28, wel degelijk voortgang geboekt. Daarbij komt, wellicht nog belangrijker, dat sinds de inval van Rusland in Oekraïne en daarop volgende energiecrisis, de energietransitie versnelt. Dat zien we in de binnenkomende data en de nieuwe plannen, van de VS, de EU, maar vooral China.
De toon van de COP28 in Dubai in het afgelopen jaar is gezet door een rapport van de zogenaamde Global Stocktake dat eerder was verschenen (UNFCC, 2023). Hierin wordt de voortgang sinds de COP21 in Parijs van 2015 (‘Parijs’) vastgesteld. Het ziet er niet goed uit. De wereld als geheel is niet op weg om de doelstellingen van Parijs van 1.5 graden Celsius opwarming sinds het pre-industriële tijdperk te halen. Er moet flink gas gegeven worden om de CO2 emissies in 2030 te reduceren met 43% en in 2035 met 60% in vergelijking met 2019. Anders komen we aan het einde van de eeuw eerder uit op 2.4 tot 2.6 graden opwarming dan op de 1.5 graden.
Er moet flink gas gegeven worden om de CO2-emissies in 2030 te reduceren met 43% en in 2035 met 60% in vergelijking met 2019.
Dat gezegd hebbende, laten we eens kijken naar de belangrijkste afspraken tussen de 197 partijen op de COP28. Ten eerste, een verdrievoudiging van de beschikbare hernieuwbare energie en een verdubbeling van het jaarlijkse gemiddelde van energiebesparing in 2030 in de wereld. Deze doelen zullen 70% van de CO2-emissiereductie genereren die nodig is om op in 2030 met de juiste snelheid op het spoor van netto nul CO2-emissies in 2050 (1.5 graden opwarming) te komen. Ten tweede, en complementair aan het eerste punt, vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen ten einde het doel van netto nul CO2-uitstoot in 2050 te halen. Daarbij wordt erkend dat fossiele brandstoffen nodig blijven gedurende de energietransitie, en zelfs daarna. Ten derde, een versnelling en verhoging van de reductie van de niet CO2-uitstoot die de aarde toch opwarmt, in het bijzonder methaan.[1] Vijftig energiebedrijven hebben getekend voor het terugbrengen van methaan emissies naar nul in 2030.
Dit zijn allemaal majeure stappen. Natuurlijk, er is geen mechanisme om deze afspraken af te dwingen, anders dan de druk van de klimaatverandering die iedereen voelt en de druk die de partijen elkaar opleggen. Daarbij komt de neiging tot een ‘niet in mijn achtertuin’ houding, zeker bij opkomende landen van wie in wezen wordt gevraagd de hele fossiele periode van economische ontwikkeling over te slaan,[2] en daar veelal geen middelen voor hebben. Maar toch, veel meer kan er in deze setting van 197 partijen, met de facto allemaal een vetorecht, niet verwacht worden. COP28 was dan ook zo slecht nog niet.
De energietransitie versnelt
De Russische inval in Oekraïne heeft de wereld geschokt. En niet in de laatste plaats de energiewereld, waarin Rusland een gigant is. De angst vatte dan ook post dat de beschikbare hoeveelheid olie en gas fors terug zou lopen. Prijzen schoten door het dak. Crisis in energieland, en daarmee in de economie door de opgejaagde inflatie. Inmiddels is die storm weer gaan liggen [grafiek 1]. Maar de crisis heeft de energietransitie wel versneld. Om dit goed in beeld te krijgen doen we eerst een stap terug.
Grafiek 1. Prijsindices fossiele bronnen (2020 = 100).
De energietransitie heeft een drietal kernelementen, allemaal gericht op het terugbrengen van de CO2-uitstoot. Het gaat ten eerste om energie-efficiëntie, dat wil zeggen energiebesparing. Dat kan bijvoorbeeld door isolatie van woningen. Dan elektrificatie. Bijvoorbeeld door over te gaan op elektriciteit voor verwarming in plaats van gas. Dat is veelal energiezuiniger en helpt de uitstoot te verlagen. Vooral als die elektriciteit wordt opgewekt door hernieuwbare bronnen zoals zon of wind. En tot slot, en nauw samenhangend met het voorgaande: vooral weg van olie, gas en kolen als energiebronnen, allemaal enorme CO2-uitstoters.
Dat gaat niet vanzelf. Krachtig overheidsingrijpen, door wetgeving en investeringen, is een noodzakelijke voorwaarde. Energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare in plaats van fossiele bronnen moet worden gestimuleerd. Maar uiteindelijk moet de markt het doen. Zuinige en hernieuwbare energie moeten simpelweg goedkoper worden dan fossiele. Technologische vernieuwing is daarbij een cruciale factor. Daarvoor zijn grote investeringen nodig, die moeten vooral van de private sector komen.
De inkomens – en prijseffecten zullen dan ook tijd nodig hebben om volledig door te werken in de transitie. Maar de richting is duidelijk en éénduidig: minder energieverbruik, meer hernieuwbare energie en minder fossiele.
De energiecrisis, en vooral de fors hogere prijzen voor fossiele brandstoffen, versnelt de transitie. Immers als fossiele brandstoffen duurder worden treden er twee bekende effecten op. Het inkomenseffect, waardoor de geaggregeerde vraag, inclusief die naar energie, daalt. Daarover heen komt het prijseffect, waardoor de vraag wegdraait naar andere energiebronnen zoals hernieuwbare. Die moeten er dan natuurlijk wel zijn, en daar zit een knelpunt, want dat is nog maar mondjesmaat het geval. De inkomens – en prijseffecten zullen dan ook tijd nodig hebben om volledig door te werken in de transitie. Maar de richting is duidelijk en éénduidig: minder energieverbruik, meer hernieuwbare energie en minder fossiele.
Dat proces wordt gestut door een tweetal concrete impulsen die de Russische inval heeft gegeven. Ten eerste, het versnellen van investeringen in hernieuwbare energie [grafiek 2]. Rusland kneep na de inval gasleveranties aan Europa af. Dat dwong naar alternatieven zoeken, vooral om toekomstige problemen met leveringszekerheid van energie te voorkomen. Het resultaat is in 2023 USD 1.7 triljard investeringen in hernieuwbare bronnen, meer dan 60% van de totale investeringen in energie (USD 2.8 triljard). Daarbij gaat het vooral om versnelling in hernieuwbare energie voor de elektriciteitssector en elektrisch personenvervoer, alsmede batterijen, warmtepompen en nucleaire energie. Vooral investeringen in zonenergie groeien sterk. Die investeringen zitten inmiddels op het niveau nodig om de 1.5 graden Celsius opwarming te halen. Ten tweede, het overheidsingrijpen is sterk opgevoerd. Niet alleen om de lasten van de crisis voor vooral burgers dragelijk te maken, zoals in Nederland met behulp van het Prijsplafond, maar belangrijker, door grote overheidspakketten zoals de Inflation Reduction Act in de VS waarin een bedrag van USD 370 miljard beschikbaar is voor een waaier van energietechnologie initiatieven. Een bedrag dat verder groeit als de private sector op de kar springt. De EU heeft het Green Deal Industry Plan gelanceerd. Met het ingrijpen slaan overheden twee vliegen in één klap. Leveringszekerheid van energie én het versnellen van de energietransitie naar hernieuwbare energie. En dat is precies wat nodig is.
Grafiek 2. Mondiale investeringen in hernieuwbare en fossiele energie (miljarden USD).
Naast deze impulsen voor de energietransitie is er een derde, mogelijk nog belangrijke, factor: de ontwikkelingen in China. Het land heeft een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van de energiesector in de laatste tien jaar, is verantwoordelijk voor meer dan 50% van de groei in de mondiale energievraag en voor maar liefst 85% van de toename van de CO2-emissies in de energiesector. Waar Rusland een gigant is aan de aanbodzijde, is China dat aan de vraagzijde (grafiek 3). Maar er is verandering gaande. Ten eerste, de fase van enorme, energie intensieve investeringen in onroerend goed en infrastructuur loopt ten einde. Simpelweg omdat er inmiddels genoeg woningen, wegen, vliegvelden en havens zijn, zeker nu de bevolking krimpt. Dit gaat zich doen gelden in afname van de bbp groei en daarmee de energievraag en CO2-emissies. Ten tweede, de aanbodzijde van de Chinese economie verandert eveneens. Er wordt massaal ingezet op productie van schone energie. In 2022 was het land verantwoordelijk voor 60% van de mondiale verkoop van elektrische auto’s, 50% van de toename van windcapaciteit en 45% van de groei van zonnepanelen. Het door de overheid vastgelegde doel van 1200 GW wind en zonne-energie voor 2030 wordt naar verwachting in 2025 al behaald.
Grafiek 3. Aandeel China in groei geselecteerde mondiale indicatoren 2012-2022 (%).
Scenario-aanpassing IEA geeft hoop
De geschetste ontwikkelingen vanwege de energiecrisis en in China hebben de IEA aanleiding gegeven het basisscenario van de Energy Outlook aan te passen (IEA, 2023). Daarbij gaat het om het zogenaamde Announced Pledges Scenario (APS) waarin naast geïmplementeerd ook aangekondigd, maar nog niet geïmplementeerd, beleid is opgenomen.[3] De horizon van het scenario, dat uitkomt op een opwarming van 1.7 graden Celsius, strekt zich uit naar 2050.
Als het inderdaad zo is dat er de energietransitie door genoemde ontwikkelingen versnelt, dan moet dat zichtbaar worden uit een vergelijking van de APS van dit jaar met die van de vorige twee jaren. Dat betekent dat 2021 wordt meegenomen, het eerste jaar van de energiecrisis. De voor de hand liggende kernvariabelen waarvan we het verloop willen laten zien zijn energievraag en energiemix (tussen fossiel en hernieuwbare energie). Die moeten verbeteren in de zin dat de energievraag daalt en de energiemix meer naar hernieuwbaar verschuift. Daarbij gaan we ervan uit dat de belangrijkste onderliggende lange termijn variabelen voor de vraag naar energie, bevolkingsgroei en economische groei, niet significant veranderen gedurende die periode van 3 jaar waarin we scenario’s vergelijken. Omdat het lange termijn variabelen zijn is dit een redelijke aanname.
COP28 was zo slecht nog niet en de ontwikkelingen in de energietransitie na de energiecrisis, alsmede die in China, bieden perspectief. Er is hoop, als we die op 1.7 graden Celsius opwarming stellen wel te verstaan. Maar de druk op de ketel moet onverminderd blijven.
Wat zien we? Ten eerste dat de totale energievraag zich inderdaad ontwikkelt in de scenario’s zoals verwacht. Dat is een stijging van de vraag tot midden jaren 20 en daarna een geleidelijke afname tot 3% in 2050 ten opzichte van het niveau van 2022. Een heel forse daling van het energieverbruik als we rekening houden met de ontwikkeling van de bevolking en de economie. Dat beeld van de APS 2023 is een versterking ten opzichte van APS 2022 en APS 2021 [grafiek 4]. Ten tweede, ook de energiemix geeft het verwachte beeld, weg van fossiel, naar hernieuwbaar. In 2022 liggen de percentages nog op 17.3 hernieuwbaar versus 82.3 fossiel van het totaal. In de APS 2023 loopt dat op naar 20.2 versus 79.8 in 2030 en versnelt dan naar 62.6 versus 27.4 in 2050. Ook hier zien we een versterking van het beeld als we vergelijken met de APS van 2022 en 2021 [grafiek 5]. We kunnen dus concluderen dat het APS scenario optimistischer is geworden. Dat geeft hoop.
Grafiek 4. Ontwikkeling mondiale energievraag 2030 en 2050 in APS scenario’s 2021-2023 (Mtoe).
Grafiek 5. Aandelen hernieuwbare en fossiele energie 2030 en 2050 in APS scenario’s 2021-2023.
Die hoop wordt versterkt als we twee factoren in de beschouwing betrekken. De eerste, in het APS scenario wordt uitgegaan van een bbp groei in China van 4% tot 2030. Dat levert een piek in de vraag naar energie op in het midden van het huidige decennium en een sterke toename van hernieuwbare energie ten opzichte van fossiel. Maar die bbp-groei is enigszins optimistisch, na 2024 verwachten we een geleidelijke daling tot ruim onder de 3.7% verder in het decennium. Voorzichtig kunnen we stellen dat de kans dat de groei onder de 4% uitkomt groter is dan erboven. Daarmee is de kans op versterking van het patroon van het basisscenario ook groter dan verzwakking.[4] De tweede betreft het gebruik van het gebruik van zonnepanelen ten opzichte van de beschikbare capaciteit. Die is door de enorme productie fors teruggelopen, naar 40% in 2022. Dat is ver onder een normale 70%. Opslag capaciteit en aanpassing van het elektriciteitsnet kunnen de productietoename niet aan. Maar ook hier zit een positieve kans in. Die 40% is immers opgenomen in het scenario. Iedere procentpunt extra gebruik levert een versterking van het scenario op.
Niet vastgelopen, blijvende druk wel noodzakelijk
In het voorgaande is getracht het beeld van kommer en kwel in de energietransitie bij te stellen. COP28 was zo slecht nog niet en de ontwikkelingen in de energietransitie na de energiecrisis, alsmede die in China, bieden perspectief. Er is hoop, als we die op 1.7 graden Celsius opwarming stellen wel te verstaan. Maar de druk op de ketel moet onverminderd blijven.
Dit kan het beste worden beargumenteerd door te kijken naar het implementatie gat. In essentie meet dat wat er nog moet gebeuren in termen van CO2-reductie om die 1.7 graden opwarming te halen. Zeker, als we de ontwikkeling van het APS scenario volgen sinds 2021 is er ook hier een positieve ontwikkeling zichtbaar [grafiek 6]. Tegelijkertijd blijft het implementatie gat groot. In de APS daalt de CO2-uitstoot met 23gt tot 11gt in 2050. Maar 70%, ofwel 16gt, van die daling betreft nog te implementeren beleid.
Grafiek 6. Mondiale CO2 uitstoot in 2030 en 2050 in APS scenario’s 2021-2023 (Mt).
Voetnoten
[1] Methaan komt vrij bij het affakkelen van gas en warmt de aarde sterk op.
[2] Denk bijvoorbeeld aan India dat kolen gewoon nodig heeft in de komende decennia.
[3] Het Stated Policies Scenario van de IEA neemt alleen het geïmplementeerde beleid mee. Dat is te conservatief. We kunnen ervan uitgaan dat de druk van de klimaatverandering en de structuur van de peer reviews sinds de klimaatconferentie van Parijs afdwingt dat het voorgenomen beleid wordt ook daadwerkelijk wordt geïmplementeerd, en op tijd. Het alternatieve scenario waarin een netto CO2 uitstoot (en 1.5 graden Celsius opwarming) wordt gerealiseerd, NetZero2050, is normatief in deze zin dat er wordt aangegeven wat er moet gebeuren boven op het voorgenomen beleid. Dat gaat vooralsnog te ver.
[4] De IEA schat in dat als de groei in China 1% punt op korte termijn lager uitkomt de vraag naar kolen in 2030 wordt gereduceerd met het hele volume dat in Europa wordt geconsumeerd.
Referenties
International Energy Agency (2023), World Energy Outlook 2023
Oxford Institute for Energy Studies, Ten key conclusions from COP28: a farewell to fossil fuels?
UNFCC (2023), Technical dialogue of the first global stocktake. Synthesis report by the co-facilitators on the technical dialogue.