Noodzakelijke krimp van de economie hoeft niet tot welvaartsverlies te leiden

Noodzakelijke krimp van de economie hoeft niet tot welvaartsverlies te leiden image
door 'Kevin Dooley'

Door toenemende economische activiteit neemt de vraag naar grondstoffen toe. Het put de aarde uit. Zelfs met optimistische aannames is de grondstoffenvraag niet tot een duurzaam niveau te beperken als de economie blijft groeien. Voor een duurzame toekomst moeten we nadenken over de vraag hoe we de welvaart kunnen behouden, of zelfs vergroten, zonder steeds meer economische activiteit. Goed leven met een lagere grondstoffenvraag kan door invoering van circulaire principes in de economie, aldus Hans Stegeman en Ernst Hobma. Het vraagt wel een grote transitie. 

Een exponentiele stijging van de vraag naar grondstoffen

Tussen 2016 en 2021 (5 jaar) verbruikte de wereldeconomie bijna evenveel grondstoffen als in de hele twintigste eeuw (Circle Economy Foundation, 2024). Volgens het International Resource Panel zal de grondstoffenvraag in 2060 nog eens zo’n 60% hoger liggen dan in 2020 (United Nations Environment Programme, 2024). Hierbinnen zullen zeker mineralen en (zeldzame) metalen steeds meer nodig zijn, om onder andere de energietransitie mogelijk te maken (World Bank, 2017).

Deze duizelingwekkende cijfers zijn goed te begrijpen als je ze afzet tegen de reële economische groei. De material footprint, de totale hoeveelheid grondstoffen die gewonnen worden ten bate van consumptie, groeit op wereldniveau nagenoeg in tandem met reëel BBP. Op regionaal niveau, zeker in rijkere westerse landen, is er enigszins sprake van ontkoppeling (economische groei die harder stijgt dan de toename van het grondstoffengebruik), maar dat gaat nog niet snel genoeg (United Nations Environment Programme, 2024).

Duurzaam niveau van grondstoffenvraag

Grondstoffenwinning is een beroep op natuurlijke hulpbronnen. Op zich hoeft daar niets mis mee te zijn, als deze winning maar beperkt wordt tot wat op langere termijn houdbaar is. Dat is het fundament onder de afgelopen jaren populair geworden term circulaire economie.

Tussen 2016 en 2021 (5 jaar) verbruikte de wereldeconomie bijna evenveel grondstoffen als in de hele twintigste eeuw.

Het idee van een circulaire economie is al beschreven door Herman Daly voordat het breed erkend werd (Daly, 1996). Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen hernieuwbare hulpbronnen en niet-hernieuwbare hulpbronnen. Het principe is dat het gebruik van niet-hernieuwbare bronnen gecompenseerd moet worden door de ontwikkeling van hernieuwbare alternatieven. Ook moeten we hernieuwbare bronnen alleen gebruiken in het tempo waarin ze zich op natuurlijke wijze kunnen herstellen. Dit betekent dat we in een duurzame economie proberen om alles wat we hebben zo goed mogelijk te gebruiken en zo weinig mogelijk nieuwe grondstoffen te gebruiken of afval te produceren (Daly, 1991). Dit staat tegenover het streven naar economische groei gemeten in bruto binnenlands product (BBP), wat juist leidt tot meer gebruik en verspilling van grondstoffen: immers, BBP meet de ‘throughput’ in de economie (Daly, 1991, p. 18). Maar het gaat nog iets verder. Ook als een economie niet groeit, hebben we nog steeds nieuwe grondstoffen nodig. Dit komt omdat alles wat we gebruiken uiteindelijk minder bruikbaar wordt, wat een natuurlijk proces is (volgens de tweede wet van thermodynamica).

De ecologische voetafdruk maakt een schatting van de verhouding tussen het gebruik van hernieuwbare hulpbronnen en de daadwerkelijke hernieuwingscapaciteit. Op mondiaal niveau gebruiken we op dit moment 1.71 keer zoveel grondstoffen als de aarde kan regeneren in een jaar (Global Footprint Network, 2024). Dit impliceert dat een duurzaam grondstoffenverbruik ongeveer 40% lager ligt dan ons materiaalverbruik in 2020. Voor Nederland is dat verschil nog groter (PM: Cijfers ecological footprint NL).

Wat betreft het oneindig gebruiken van niet-hernieuwbare hulpbronnen gaat het nóg slechter. Circulariteit daalt wereldwijd, waarbij het aandeel hergebruikte grondstoffen in 2023 op 7.2% stond (Circle Economy Foundation, 2024). En nog zorgwekkender, die mate van circulariteit is, sinds de meting zo’n zes jaar geleden begon, alleen maar gedaald (Circle Economy Foundation, 2018).

Figuur 1. BBP & Material Footprint, wereld.

Index, 2000=1. Bron: Global Material Flows Database en World Bank

Grondstoffenvraag ‘ontkoppelen’

De recent gepubliceerde Global Resources Outlook laat zien dat de globale economie efficiënter kan. De Global Resources Outlook biedt geweldig inzicht in het grondstoffenverbruik van economieën wereldwijd, en is daardoor een waardevolle bron in de zoektocht naar een duurzame economie. De 60% groei in grondstoffenvraag tussen 2020 en 2060 die zij voorspellen bij ‘business as usual’ hoeft geen werkelijkheid te worden. Door bottom-up aannames te doen over onder andere het langer gebruiken van grondstoffen en producten, vaker hergebruiken, modellen voor grondstoffenvraag te koppelen aan een macro-economisch model met energie als productiefactor, en een limiet te stellen aan de broeikasgasemissies, stellen zij vast dat de economie kan blijven groeien zonder deze drastische toename in grondstoffenvraag (United Nations Environment Programme, 2024). Zij gaan hierbij uit van gangbare aannames rond bevolking en economische activiteit, maar nemen wel aan dat veel van de technisch mogelijke verbeteringen in materiaalverbruik worden ingevoerd. Deze innovaties worden bereikt door invoering van een pakket beleidsmaatregelen met onder andere een grondstoffenbelasting, wereldwijde CO2-prijs en verminderde voedselverspilling. Ook veronderstellen ze bijvoorbeeld dat mensen kleiner gaan wonen en een duurzamer voedseldieet gaan volgen.

De mate van circulariteit is, sinds de meting zo’n zes jaar geleden begon, alleen maar gedaald.

Om dit allemaal daadwerkelijk mogelijk te maken, is goed gecoördineerd beleid nodig, evenals een enorme transformatie van de economie. Zo zullen bijvoorbeeld terugkaatseffecten – wanneer doordat iets goedkoper of efficiënter wordt, de vraag toeneemt – met beleid beperkt moeten worden (United Nations Environment Programme, 2024, p.86). Ook geven de auteurs aan dat er financieringsstromen verlegd moeten worden om deze duurzaamheidstransitie mogelijk te maken, maar er wordt niet gemodelleerd hoe deze verschuiving wordt bewerkstelligd (International Resources Panel, p. 114). Op zich is er niks mis met optimistische aannames om te laten zien wat er theoretisch mogelijk is.

Maar om twee plekken wringt de schoen. Zelfs in het meest optimistische scenario daalt de grondstoffenvraag niet. Het international resources panel raamt zelfs in het scenario Sustainability Transition een stijging van 20% tussen 2020 en 2060. Dit, terwijl de Ecologische Voetafdruk als schatting een (snelle) reductie van 40% als duurzame grens impliceert. Kortom, zelfs met ambitieus en effectief beleid wordt nog niet de helft van de benodigde reductie bereikt om tot een duurzaam niveau van grondstoffenvraag te komen. Grondstoffenvraag volledig ontkoppelen van economische activiteit kan met de kennis en technologie van vandaag blijkbaar (nog) niet. Een belangrijke reden voor het niet dalen van het grondstoffengebruik is een aantal onderliggende veronderstellingen die niet worden bediscussieerd. De belangrijkste daarvan is het nut van meer economische activiteit. In het duurzaamheidsscenario groeit namelijk het bbp (ook per capita) zelfs in de rijkste landen gewoon door. Dit maakt het bereiken van een reductie van grondstoffengebruik onmogelijk.

De volgorde van beleidsdoelen

Het rapport stelt ons voor een duidelijke keuze: we moeten kiezen tussen een duurzame of een groeiende economie. Ze gaan – met de kennis van nu – niet samen. Op de hele lange termijn zou dit misschien wel kunnen, maar dat is niet relevant. We moeten de komende jaren beleid maken op basis van de technische mogelijkheden van nu. Als economen stelt dit ons voor de vraag welk beleidsdoel hierin prioriteit verdient.

Het rapport stelt ons voor een duidelijke keuze: we moeten kiezen tussen een duurzame of een groeiende economie. Ze gaan – met de kennis van nu – niet samen.

Een keuze voor ‘groei’ zou in absolute zin verdedigbaar zijn als er aan natuur en biodiversiteit geen intrinsieke waarde wordt toegekend - als we ervanuit zouden kunnen gaan dat extra economische activiteit al die natuurlijke hulpbronnen overbodig maakt. Als we wisten dat zelfs zonder biodiversiteit en op een veel warmere aarde iedereen veilig zou kunnen wonen en genoeg zou kunnen eten, dan zou deze keuze in theorie verdedigbaar zijn. Maar we begrijpen juist steeds beter dat we een stabiel ecosysteem nodig hebben om economische activiteit überhaupt mogelijk te maken (Dasgupta, 2021; DNB, 2020). In economisch denken is het dus een grove fout om de economie als autonoom van het wereldwijde ecosysteem te zien; de economie kan alleen maar bestaan binnen het wereldwijde ecosysteem.

Dit vraagt om een herziening van economisch beleidsdenken. Klassieke economische modellen, zoals een Cobb-Douglas groeiraamwork, zien het ecosysteem in principe als losstaand van de economie. Klimaatonderzoek sinds de jaren ’70 maakt duidelijk dat er wel degelijk relevante relaties zijn tussen het ecosysteem en de economie. De broeikasgassen die de economie veroorzaakt raken het ecosysteem, wat op haar beurt weer de economie kan beïnvloeden doordat de ecologische ‘inputs’ veranderen. Integrated Assessment models, zoals het DICE model waar William Nordhaus de nobelprijs in de economie voor won, werken volgens deze gedachtelijn; ze linken meerdere complexe systemen (Nordhaus, 2018), zonder grenzen mee te nemen en interacties volledig te modelleren. De onderliggende veronderstelling is dat er altijd substitutie mogelijk is tussen grondstoffen (ecoystemen), kapitaal en arbeid. Om de bevinding dat een economie alleen maar kan blijven bestaan binnen een stabiel ecosysteem echt in economisch beleid te verankeren, moeten we ecologische grenzen als harde limieten aan economische activiteit gaan beschouwen (Daly, 1996; Dasgupta et al. 2021; Schoenmaker & Stegeman, 2023).

Figuur 2. Relatie economie en ecosysteem in economische paradigma’s.

Concreet betekent dit dat de Global Resources Outlook als Sustainability Transition scenario zou moeten beginnen met een beperking van de grondstoffenvraag tot 60% van het huidige niveau, en van daaruit kan beredeneren hoeveel economische activiteit mogelijk is, en hoe deze activiteit menselijk welzijn mogelijk kan maken. Dit staat haaks op de huidige aanpak, die eruit bestaat economische groei aan te nemen als benadering van (groeiend) menselijk welzijn, en te berekenen hoezeer de grondstoffenvraag beperkt kan worden.

Circulariteit als toekomststrategie

De bekende, oude, IPAT-formule van Ehrlich (1972) gaat nog altijd op. Daarbij is Impact de druk op ecosystemen, P bevolkingsgroei, A affluence (welvaart) en T technologie. Bevolkingsgroei laten we even buiten beschouwing (niet omdat het niet belangrijk is, maar omdat het grootste deel van het grondstoffengebruik daar plaatsvindt waar de bevolking het minst hard groeit). In bovenstaande aanpak is met technologie geprobeerd de impact te beperken, is geprobeerd van welvaartmaximalisatie naar sufficiency te gaan, maar blijven grote transities uit. Het argument is dat een bepaalde mate van groei nodig is om bestaanszekerheid voor meer mensen te creëren, sociale voorzieningen en publieke voorzieningen zoals onderwijs te kunnen voorzien. Echter, dit zijn aanpassingen die binnen het huidige systeem vallen. Ons huidige systeem is groeiafhankelijk (Stegeman, 2023), dus de enige optie is het systeem grondig aanpassen: een grote transitie. We beperken ons hier tot de relatie met grondstoffen circulaire economie en groei, maar dit omvat een veel uitgebreidere beleidsagenda, zie bijvoorbeeld Triodos Bank (2023) voor enkele mogelijke scenario’s.

Circulaire principes zorgen voor de brug tussen welvaart, minder grondstoffengebruik en minder groei. In circulaire economie-land staat de R-ladder inmiddels centraal (PBL, 2023), waarbij vooral de laagste treden van de ladder (daar waar het bijvoorbeeld gaat over recycling of reparatie) wel worden betreden, maar de hogere sporten van de ladder, zoals hergebruik, langer gebruik of het niet produceren, niet tot nauwelijks worden bereikt. En de reden daarvoor laat zich raden: die passen niet binnen de huidige logica van winstmaximalisatie van bedrijven.

Een echt circulaire, duurzame economie leidt tot economische krimp. Dé maatstaf of we goed op weg zijn is een afname van het grondstoffengebruik.

Sommigen beweren dat de circulaire economie niet gepaard hoeft te gaan met minder economische groei (Schultz et al. 2024; Kirchherr, 2021). Zij gaan ervan uit dat innovatie en technologie sneller kan leiden tot dematerialisatie dan in het scenario van de Global Resource Outlook. Een prettige wensdroom, maar zonder bewijs blijft het niet meer dan dat. Anderen geloven net als wij dat het introduceren van circulaire principes de meest sociale en welvaartsvaste manier is van afkomen van een groeiverslaving (Daly, 1996; Bauwens, 2021; Siderius, 2022) en wijzen daarbij op de systeemveranderingen die nodig zijn, waaronder het overstappen op een ander criterium van goede economische inrichting: zolang efficiënte transacties in plaats van duurzaam grondstoffengebruik voorop blijft staan, komt die circulaire economie er niet.

Een aantal voorbeelden

Ten eerste, als producten langer meegaan hoeven er minder producten geproduceerd te worden. Er zijn bedrijven die dit trachten te doen, maar het is inherent geen strategie met focus op winstmaximalisatie, behalve als het product dat langer meegaat over de levensduur meer oplevert. Dit laatste komt echter nauwelijks voor (immers, het moet concurreren met goedkopere producten). Maar stel dat zo’n product wordt gemaakt en verkocht. Dit leidt (ceteris paribus) tot lagere groei, maar, en dat is een belangrijke voorwaarde, niet tot lagere welvaart. Het nut dat kan worden ontleend gedurende de langere levensduur blijft immers gelijk. Bijvoorbeeld een telefoon die langer meegaat doordat onderdelen makkelijker zijn te vervangen en dus te upgraden (zoals bij de Fairphone), zorgt voor een lagere omzet van telefoons, maar mensen kunnen er exact hetzelfde mee doen. Een televisie die zo ontworpen is dat hij makkelijker te repareren is, zal langer mee gaan. Dit ga je natuurlijk alleen doen als de kosten van reparatie (aanzienlijk) lager zijn dan een nieuwe kopen (ergo, minder toegevoegde waardecreatie ofwel minder economische groei). Een meubel waar de modegevoelige zaken (bijvoorbeeld decoratie) makkelijker te verwisselen zijn, blijft langer gewild. Dit alles zonder dat het minder welvaart oplevert.

Ten tweede, als producten vaker worden gedeeld, hoeft er minder te worden geproduceerd. Immers, per eenheid product gaat de gebruiksgraad omhoog. Vaak is namelijk de technische levensduur (dus hoeveel het product aankan) nog lang niet bereikt als de economische levensduur op is. Een deeleconomie, zelfs als die tot stand komt door de overdracht van eigendom (tweedehands platforms), leidt tot economische krimp, ook weer zonder dat dit ten koste gaat van de toegang tot spullen.

Ten derde, de hoogste sport van de R-ladder van de circulaire economie: een product niet maken (Refuse). Het is natuurlijk niet vast te stellen in welke mate producten niet worden gemaakt waar wel een markt voor is, maar wat niet nodig is. Gezien het uitgebreide assortiment van niet-strict noodzakelijk zaken die in elke winkel of webshop te koop is, lijkt het vermoeden gerechtvaardigd dat dit vooral een theoretische strategie is. Het zou het meest krachtige middel zijn om grondstoffengebruik te beperken: geen onzinnige dingen maken.

Naast mikken op goed gebruik van alle producten en de benodigde verschuivingen in de economie van fossiel of niet-hernieuwbaar naar hernieuwbaar (of het nu gaat over energie of over andere grondstoffen) en van primaire grondstofstromen naar secundaire stromen is het cruciaal dat, als mensen geld overhouden doordat ze geen nieuwe producten nodig hebben, dat geld ook niet aan andere zaken met een grote ecologische voetafdruk gaan besteden. Het tegengaan van terugkaatseffecten is van essentieel belang voor een circulaire economie. Dit vergt natuurlijk een enorme beleidsagenda en gedragsverandering.

Circulair is post-groei

Een economie met lagere grondstoffenvraag, maar met voldoende welvaart voor iedereen, is mogelijk door de principes van een circulaire economie in te voeren. Een echt circulaire, duurzame economie leidt tot economische krimp. Dé maatstaf of we goed op weg zijn is een afname van het grondstoffengebruik. Een andere maatstaf is – zeker in rijke landen zoals Nederland – of we er in slagen een economie te creëren die krimpt terwijl iedereen gelukkig blijft (of wordt). Dat is dus geen ramp, maar een wenkend perspectief voor bestaanszekerheid.

Referenties

Bauwens, T. (2021). Are the circular economy and economic growth compatible? A case for

post-growth circularity. Resources, Conservation & Recycling. 175, 105852.

Circle Economy Foundation. (2018). The Circularity Gap Report 2018.

Circle Economy Foundation. (2024). The Circularity Gap Report 2024.

Daly, H. E. (1991). Steady-State Economics (2nd edition). Island Books

Daly, H. E. (1996). Beyond growth: the economics of sustainable development. Beacon Press.

Dasgupta, P. (2021). The economics of biodiversity: the Dasgupta review. Hm Treasury.

De Nederlandsche Bank & Planbureau voor de Leefomgeving. (2020). Indebted to Nature. Exploring biodiversity risks for the Dutch financial sector.

 Ehrlich, P.R.; Holdren, J.P (1972). "A Bulletin Dialogue: on "The Closing Circle" - Critique". Bulletin of the Atomic Scientists. 28 (5): 16, 18–27.

Global Footprint Network. (2024). Ecological footprint world in number of earths. Open Data Platform (footprintnetwork.org)

Kirchher, J. (2021). Circular economy and growth: A critical review of “post-growth” circularity

and a plea for a circular economy that grows. Resources, Conservation and Recycling. 106033

Nordhaus, W. (2018). Evolution of modeling of the economics of global warming: changes in the DICE model, 1992–2017. Climatic change148(4), 623-640.

PBL (2023). Integrale Circulaire Economie Rapportage 2023. PBL. Utrecht.

Schoenmaker, D., & Stegeman, H. (2023). Can the Market Economy Deal with Sustainability? Economist (Netherlands), 171(1), 25–49.

Schultz, F. & I. Pies (2024). The circular economy growth machine: A critical perspective on “post-growth” and “pro-growth” circularity approaches. Journal of Industrial Ecology. 28(1), 17-24

Siderius, T., T. Zink (2022). Markets and the Future of the Circular Economy. Markets and the Future of the Circular Economy. Circular Economy and Sustainability.

Stegeman, H. (2023). Maak de economie minder afhankelijk van groei, Economisch Statistische Berichten. 108 (4827), 508-511.

Triodos Bank (2023). Pathways to Post growth. Triodos Bank, Driebergen-Zeist.

United Nations Environment Programme (2024): Global Resources Outlook 2024: Bend the Trend – Pathways to a liveable planet as resource use spikes. International Resource Panel. Nairobi.https://wedocs.unep.org/20.500.11822/44901

United Nations Environment Programme, International Resource Panel, Global Material Flows Database, 2024

World Bank. (2017). The Growing Role of Minerals and Metals for a Low Carbon Future. The Growing Role of Minerals and Metals for a Low Carbon Future (worldbank.org)

World Bank. (2024). GDP (current US$), World. GDP (current US$) | Data (worldbank.org)

Te citeren als

Hans Stegeman, Ernst Hobma, “Noodzakelijke krimp van de economie hoeft niet tot welvaartsverlies te leiden”, Me Judice, 12 maart 2024.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
door 'Kevin Dooley'

Ontvang updates via e-mail