Hypotheekrenteaftrek
De hypotheekrenteaftrek stamt uit 1893, nadat minister van Financiën
Nicolaas Pierson erin geslaagd was om de eerste Wet op de
Vermogensbelasting door de Tweede Kamer te loodsen. In feite ging het bij
die wet om inkomen uit vermogen te belasten, waaronder inkomen uit de eigen
woning. Van dit huurwaardeforfait (tegenwoordig: eigenwoningforfait) konden
wel de kosten worden afgetrokken die het bezit van een woning met zich
meebracht: onderhoudskosten, waardevermindering, en de rente die
maandelijks moest worden betaald over een eventuele hypotheeklening. Het
resultaat van deze rekensom was meestal negatief (Kromhout en Oving, 2008).
Later ontstond de gedachte dat de hypotheekrenteaftrek bedoeld is om het
eigen woningbezit te stimuleren. Deze renteaftrek is bij een progressieve
inkomstenbelasting een punt van discussie omdat het vooral voordeel biedt
voor de rijken in een hoge belastingschijf. Bovendien kost het de overheid
veel geld. Mede daarom is door het kabinet Rutte III voorgesteld om de
maximale hypotheekrenteaftrek te gaan beperken van (maximaal) 50 procent nu
tot 37 procent in de toekomst.
Aflossingsvrije versus annuïtaire hypotheek
Terwijl voorheen alle hypotheekrente aftrekbaar was, geldt dat sinds 2013
alleen voor annuïtaire en lineaire hypotheken waarbij de hypotheek via een
vast schema in 30 jaar wordt afgelost. Aflossingsvrije hypotheken vallen nu
buiten de aftrekregeling. De reden is dat de overheid de (bruto)
hypotheekschuld wil verkleinen waarbij bovendien een aflossingsvrije
hypotheek op den duur meer renteaftrek oplevert dan een hypotheek met
ingebouwde aflossing, en dus ook kostbaarder voor de overheid is. In feite
bevordert de overheid met deze maatregel de opbouw van eigen
woningvermogen, zodat schokken in woningprijzen beter kunnen worden
opgevangen.
Hillen regeling
Om mensen met een kleine hypotheekschuld en met veel eigen woningwaarde
tegemoet te komen is in 2005 de 'aftrek geen of geringe eigenwoningschuld'
in het leven geroepen, ook wel bekend als de Wet Hillen. De regeling zorgt
ervoor dat er nooit een werkelijke bijtelling plaatsvindt via het
eigenwoningforfait. Wanneer de aftrekbare hypotheekrente lager is dan het
eigenwoningforfait, wordt het verschil niet bij het belastbare inkomen
opgeteld. In 2017 heeft de regering besloten om het voordeel van de Wet
Hillen af te bouwen. Hierbij vindt een uitfasering van de kwijtschelding
van inkomen plaats waarbij dit voordeel in een periode van 30 jaar wordt
afgebouwd en dus uiteindelijk zal verdwijnen. Als reden voor afbouw geldt
dat als gevolg van de per 2013 ingevoerde aflossingseis voor
eigenwoningschulden een extra stimulering voor een versnelde aflossing door
de Hillen-regeling niet meer nodig is. Bovendien wordt de regeling in
combinatie met het vervallen van de aftrek van rente op aflossingsvrije
hypotheken onhoudbaar.
Onlogisch en betuttelend
Al deze fiscale maatregelen en herzieningen ten aanzien van de eigen woning
maken het geheel onoverzichtelijk. Het palet maatregelen is bovendien
onlogisch en betuttelend. Zo sluit de hypotheekrenteaftrek niet aan op het
idee om inkomen uit de eigen woning te belasten. Het te belasten deel van
het inkomen uit eigen woningbezit zou alleen betrekking dienen te hebben op
de waarde van de woning, afgemeten aan de WOZ-waarde, boven het deel dat
hypothecair wordt gefinancierd. De rente op de hypotheek is op te vatten
als huur voor de woning. Aftrek is dan onlogisch. Wel ligt het voor de hand
rekening te houden met onderhoudskosten en andere kosten van het wonen. Dat
kan door het tarief van het eigenwoningforfait aanzienlijk beneden de
hypotheekrente vast te stellen, hetgeen bij de huidige regeling het geval
is. Daarbij kan het tarief van het eigenwoningforfait ook dienst doen als
instrument om het eigen woning bezit te bevorderen, bijvoorbeeld vanwege
eventuele positieve externe effecten die eigen woningbezit met zich
meebrengt. Hoe groter het verschil tussen eigenwoningforfait en
hypotheekrente, des te groter wordt de prikkel om door het aflossen van de
hypotheek in de eigen woning te investeren.
Dat is bovendien de goede manier om een prikkel in te bouwen om voor een
annuïtaire of lineaire hypotheek te kiezen in plaats van voor een
aflossingsvrije hypotheek. Of, meer in het algemeen, om wanneer daarvoor
middelen beschikbaar zijn de hypotheek af te lossen, waarbij men niet
gebonden is aan een strak aflossingsstramien. De huidige regeling dat
renteaftrek wel kan bij zo’n lineaire of annuïtaire hypotheek, maar niet
bij een aflossingsvrije hypotheek, is onnodig betuttelend. Het is aan de
hypotheekverstrekker om op basis van de voorkeur van de hypotheeknemer te
bepalen welke hypotheekvorm kan worden verleend en wat daarbij de prijs en
voorwaarden zijn. Momenteel is de rente op een aflossingsvrije hypotheek al
hoger dan op een lineaire of annuïtaire hypotheek. Daarbij valt te
verwachten dat het verschil in de komende periode nog zal toenemen vanwege
het negatieve effect van aflossingsvrije hypotheken op de bankbalans (zie
dit artikel).
Zo is in de Basel IV norm vastgelegd dat banken per 2022 hogere buffers
moeten aanhouden tegenover openstaande schulden. De regulering via de
financiële markten is dan ook de logische weg om de hypotheekschuld niet te
hoog te laten oplopen. Verplicht eigen vermogen via de eigen woning
opbouwen lijkt onnodig wanneer al een flink deel van het eigen vermogen in
de eigen woning vastligt. In die zin is de Hillen-regeling overbodig, en
zeker in combinatie met de verschillende behandeling van annuïtaire en
aflossingsvrije hypotheek (zie ook Jacobs, 2017). Die combinatie bevat
zelfs een sterke prikkel om niet af te lossen: het voordeel van
kwijtschelding van het huurwaardeforfait is groter bij een aflossingsvrije
hypotheek zonder renteaftrek dan bij een annuïtaire hypotheek met
renteaftrek (zie ook Kersten et al. 2017). Afschaffing van de
Hillen-regeling is dan ook terecht, zij het dat deze extra prikkel om niet
af te lossen bij het tempo van uitfasering over 30 jaar nog een aantal
jaren blijft bestaan.
Inkomen uit vermogen
Bij de fiscale behandeling van eigenwoningbezit en hypothecaire
financiering gaat het om inkomen uit vermogen. Het is onlogisch om dit
inkomen uit vermogen anders te behandelen dan inkomen uit spaargelden,
beleggingen of deelnemingen. Hier geldt in box 3 een forfaitair rendement
dat oploopt naarmate het vermogen groter is. Een voorbeeld van de ongelijke
behandeling is dat een aflossingsvrije hypotheek wel van het vermogen mag
worden afgetrokken maar een annuïtaire of lineaire hypotheek niet, omdat
daar al renteaftrek voor wordt gegeven. Overigens is dat voor degenen die
in de Hillen-regeling vallen en naast hun eigenwoningwaarde nog veel ander
vermogen hebben een extra reden om niet af te lossen. Het is een bijkomend
argument om deze verschillende hypotheekvormen fiscaal gelijk te
behandelen. Gelijke behandeling biedt tevens de mogelijkheid om het
heffingsvrije vermogen (momenteel € 60.000 voor fiscale partners) ook te
laten gelden voor eigen woningbezit. Een negatieve eigenwoningwaarde
(hypotheekschuld plus €60.000 is hoger dan de WOZ-waarde) kan dan via een
aftrek van het inkomen, bijvoorbeeld op basis van het tarief van het
eigenwoningforfait, worden gecompenseerd. Dat betekent ook een stimulans
voor starters op de woningmarkt zonder (veel) eigen vermogen. Daarbij kan
het als vergoeding dienen voor het niet langer aftrekbaar zijn van de
hypotheekrente. Bij dit alles is het de vraag waarom überhaupt inkomen uit
vermogen (in box 3) anders wordt behandeld dan inkomen uit arbeid en
uitkeringen. Bij de politieke keuze voor inkomensherverdeling via
progressieve belastingen zou die progressie toch zowel voor inkomen uit
arbeid als voor inkomen uit vermogen moeten gelden.
Besluit
De fiscale behandeling van de eigen woning is gecompliceerd en
ondoorzichtig. Het kan veel eenvoudiger, namelijk wanneer de netto
huurwaarde van de eigen woning – WOZ waarde minus hypotheekschuld minus
vrijstelling eigen vermogen – volgens een forfaitair tarief belast wordt en
bij het inkomen wordt opgeteld. Het verschil tussen dit tarief en de
hypotheekrente kan gelden als een instrument om het eigen woningbezit te
bevorderen. Aftrek van in feite betaalde hypotheekrente kan dan vervallen.
Daarmee verdwijnt deze bron van verstoring van de woningmarkt. Onderscheid
in fiscale behandeling van verschillende hypotheekvormen is ongewenst. Via
regulering door de financiële autoriteiten en verplicht hypotheekadvies
dient zoveel mogelijk te worden voorkomen dat woningbezitters vanwege een
niet meer te dragen hypotheekschuld in moeilijkheden komen en dat dit tot een
financiële crisis leidt. Echter, de mate waarin men in de eigen woning
investeert, moet niet al te zeer door fiscale regels worden bepaald.
Referenties
Jacobs, B., 2017, Gaan mensen hun hypotheek aflossen onder Rutte III?, ESB Blog, 15 okt.
Kersten N., E. Quaden, S. Methorst en J. Baeten, 2017, Prikkels vooraflossen bij lage rente, Economisch Statistische Berichten, 102
(4749S), blz. 52-56.
Kromhout, B. en R. Oving, 2008, Geschiedenis van de hypotheekrenteaftrek, Historisch Nieuwsblad 7.
Te citeren als
Frank den Butter, “Fiscale behandeling eigen woningbezit is onlogisch en betuttelend.”,
Me Judice,
22 mei 2018.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘
House’ van David Sawyer (CC BY-SA 2.0)