MKBA’s
Overheidsbeleid heeft vaak negatieve effecten voor de leefomgeving.
Omwonenden protesteren tegen nieuwe snelwegen, dijkverhogingen en
gaswinning. In MKBA’s zijn de kosten voor de leefomgeving meestal klein
vergeleken met de baten. De gemonetariseerde reistijdvoordelen van
nieuwe infrastructuur zijn meestal veel groter dan de gevolgen voor
omwonenden. Hogere dijken verlagen de kans op zeer grote schade. En
ondanks de ernstige gevolgen van gaswinning zijn de baten van het gas
nog veel groter (Koopmans, 2018). Er is dus een kloof tussen economen
en omwonenden.
Kwalitatief onderzoek
Om de oorzaken van dit verschil te kunnen duiden is een kwalitatief
onderzoek uitgevoerd (Koopmans, 2018). Daarbij is een lijst van
hypothesen opgesteld die mogelijke oorzaken weerspiegelen. De
hypothesen zijn getoetst op basis van cases en interviews. De volgende
acht cases zijn onderzocht:
-
Gaswinning in Groningen (2010-2017)
- Parallelle Kaagbaan Schiphol (2002-2017)
- Zuiderzeelijn Amsterdam-Groningen (ca. 2000)
- Verbreding A27 bij Amelisweerd (2008-2017)
- Snelwegen A6-A9 (2004-2017)
- Snelweg A4 Midden-Delfland (2000-2017)
- Windmolens op zee (2015-2017)
- Versterking Markermeerdijken (2006-2017)
Daarnaast zijn negen interviews uitgevoerd, met personen met ervaring
met zowel MKBA als concrete projecten.
Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat het verschil tussen maatschappelijk debat
en MKBA’s meerdere oorzaken heeft. Onderstaande figuur laat zien welke
factoren invloed hebben en hoe ze onderling samenhangen. In de
maatschappelijke discussie worden leefomgevingseffecten soms
uitvergroot door media-aandacht en lobbykracht. En in MKBA’s worden
deze effecten juist onderschat. Economen kunnen dit verschil verkleinen
door deze effecten completer in beeld te brengen, ze vaker in geld uit
te drukken en ze expliciet te presenteren.
Figuur 1: Het maatschappelijk debat vergroot de leefomgevingseffecten
terwijl MKBA’s deze effecten onderschatten

Verliesaversie, media-aandacht en steun
Er zijn sterke indicaties dat omwonenden sterk hechten aan de bestaande
situatie, en dus (bijna) elke verandering als negatief ervaren.
Bovendien hechten zij zeer veel (negatieve) waarde aan deze
veranderingen. ‘Verliesaversie’ is een belangrijk onderdeel van
gedragseconomie (Kahneman & Tversky, 1979). In de milieueconomie is
de gemeten betalingsbereidheid (willingness-to-pay) voor een
vooruitgang vaak lager dan de benodigde compensatie
(willingness-to-accept) voor een even grote achteruitgang (Pearce et al., 2006). Verliesaversie leidt tot verzet. Dit lokt soms steun van
anderen uit, met name als er sprake is van media-aandacht. Dit
versterkt de lobbykracht van omwonenden. Een voorbeeld is de gaswinning
in Groningen, die sterk is verminderd nadat effecten van aardbevingen
aandacht kregen. Na een relatief grote aardbeving bij Huizinge in 2012
ontstond er ongerustheid bij burgers (Onderzoeksraad voor Veiligheid, 2015) en nam het aantal publicaties in de media sterk toe (Van der Meijs, 2014). Daardoor kregen de negatieve effecten van gaswinning ook
politiek gewicht, met het besluit om de gaswinning te stoppen als
gevolg.
Of de omwonenden steun krijgen van anderen wordt niet alleen bepaald
door media-aandacht. Ook rechtvaardigheidsopvattingen
(‘ongelijkheidsaversie’), eigen beelden van de werkelijkheid en eigen
doelen bij deze anderen spelen een rol. Als er veel steun is, ontstaan
maatschappelijke discussies. Daarin hebben mensen ideeën over
(on)gewenst beleid en de effecten daarvan. De initiatiefnemers (vaak
een ministerie of Rijkswaterstaat) komen met beleidsvarianten die hun
eigen doelen bereiken, zoals bereikbaarheid. De tegenstanders brengen
soms nieuwe alternatieven naar voren die minder ongunstige effecten
hebben op de leefomgeving. Een voorbeeld hiervan zijn de
Markermeerdijken, waar omwonenden voorstelen om de dijken niet op te
hogen maar het waterpeil te verlagen.
MKBA’s kunnen beter
Het belang van de leefomgeving is in MKBA’s vaak relatief klein. En
voorbeeld is de MKBA van verbreding van de A27 bij Amelisweerd. In een
MKBA werden de kosten van natuurverlies (bomen) op slechts € 2 miljoen
geschat, terwijl de andere kosten en baten in de honderden miljoenen
lopen (Decisio, 2014). Een belangrijke oorzaak van deze beperkte
effecten is dat het aantal omwonenden vaak klein is vergeleken met het
aantal mensen dat voordeel ondervindt. Zo is het aantal mensen dat bij
Amelisweerd over de A27 rijdt veel groter dan het aantal mensen dat
daar woont en recreëert.
Er zijn echter ook oorzaken in de MKBA zelf. Effecten op de
leefomgeving worden vaak niet in geld uitgedrukt. Ze worden weergegeven
als “PM” (pro memorie) posten, en daardoor vaak niet meegeteld in het
saldo van kosten en baten. Dit leidt tot een incompleet beeld
(Koopmans, 2011). Zo werd in de MKBA van de A27 gesteld
“Wat niet is gewaardeerd is de recreatieve, landschappelijke en
cultuurhistorische waarde van de bomen als onderdeel van het
landgoed en de belevingswaarde die zij daarmee vertegenwoordigen op
de huidige locatie”
(Decisio, 2014).
Ook is het mogelijk dat onomkeerbare effecten op de leefomgeving niet
goed substitueerbaar zijn met andere effecten zoals baten van
bereikbaarheid (Ayres et al., 1998), of dat de relatieve schaarste van
natuur door onomkeerbaarheid toeneemt. Dit laatste kan aanleiding zijn
voor een lagere discontovoet (en daardoor hogere verdisconteerde
kosten) voor natuureffecten (PBL, 2017). En zelfs als effecten wel goed
worden meegenomen, geldt dat MKBA’s voor niet-economen een ‘black box’
zijn. Daardoor kunnen zij de indruk hebben dat effecten die zij
belangrijk vinden niet (goed) zijn meegenomen.
Er zijn diverse methoden om leefomgevingseffecten in geld uit te
drukken (Arcadis en CE Delft, 2018). Door deze methoden vaker toe te
passen, kan het aantal PM-posten worden verkleind. En waar toch een
PM-post blijft staan, zou geen saldo van kosten en baten exclusief deze
onbekende post moeten worden berekend, om een scheef beeld te
voorkomen. Een lagere discontovoet voor natuur is een belangrijke stap.
Er zijn MKBA-richtlijnen die onder meer advies geven over heldere
presentatie van uitkomsten (Romijn en Renes, 2013). Deze richtlijnen
kunnen in de MKBA-praktijk beter worden toegepast.
MKBA’s kunnen het maatschappelijk debat beter ondersteunen. Om in te
spelen op verliesaversie kan een gevoeligheidsanalyse worden uitgevoerd
waarin negatieve welvaartseffecten twee maal zo zwaar worden gewogen.
Ongelijkheidsaversie kan worden meegenomen door de verdelingseffecten
per groep vaker en completer te laten zien. Ook kan een
gevoeligheidsanalyse worden toegevoegd waarin de effecten voor mensen
met lage inkomens zwaarder wegen (Van der Pol et al., 2017). Daarnaast
kunnen beleidsvarianten worden toegevoegd met aanvullend beleid om
negatieve verdelingseffecten (sterker) te beperken of (beter) te
compenseren.
Naast uitvoerders van MKBA’s kunnen ook opdrachtgevers zorgen voor meer
aandacht voor leefomgevingseffecten. De MKBA kan een betere rol spelen
als deze al vroeg in het besluitvormingsproces wordt uitgevoerd, en de
resultaten actief worden uitgedragen. Als leefomgevingseffecten in de
MKBA niet voldoende naar voren komen, wordt dit probleem hierdoor
eerder geïdentificeerd. Daarnaast is het van belang als voor de MKBA
voldoende middelen en doorlooptijd beschikbaar zijn. Een snelle en
goedkope MKBA ‘omdat het nu eenmaal moet’, is meestal geen goede,
complete MKBA.
Slot
Sinds het jaar 2000 worden MKBA’s van infrastructuurprojecten
uitgevoerd. Dit heeft met name bij grote projecten geleid tot uitstel,
afstel en verkleining, met sterke positieve welvaartseffecten
(Koopmans, 2010). De leefomgevingseffecten komen er echter bekaaid af.
Hopelijk leiden recente richtlijnen (Arcadis en CE Delft, 2018) en de
observaties in het hierboven beschreven onderzoek tot meer aandacht
voor de leefomgeving bij uitvoerders en opdrachtgevers van MKBA’s.
Dit artikel is grotendeels een samenvatting van Koopmans (2018).
Referenties
Arcadis en CE Delft (2018). Werkwijzer natuur. Maatschappelijke
Kosten-Baten Analyses.
Ayres, R.U., Bergh, J.C. van den, & Gowdy, J.M. (1998). Weak versus Strong Sustainability. Tinbergen Institute.
Decisio (2014). MKBA Ring Utrecht.
Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect theory: An analysis of decision under risk. Econometrica, 263-291.
Koopmans, C. (2010). Kosten en baten van het Centraal Planbureau: verleden, heden en toekomst. TPEdigitaal 4 (3). p. 19-30.
Koopmans, C. (2011). Van zacht naar hard: milieueffecten in kosten-batenanalyses. TPEdigitaal 5 (1), p. 15-26.
Koopmans, C. (2018). Het belang van de leefomgeving. Verschillen tussen MKBA’s en maatschappelijke discussies, Achtergronddocument, Den Haag:
Centraal Planbureau.
Meijs, D. van der (2014). Schokkend nieuws over Groningen, masterscriptie.
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015). Aardbevingsrisico's in Groningen:onderzoek naar de rol van veiligheid van burgers in de besluitvorming over de gaswinning (1959-2014).
Pearce, D., Atkinson, G., & Mourato, S. (2006). Cost-benefit analysis and the environment: recent developments. Paris: OECD.
PBL (2017). De discontovoet voor natuur. De relatieve prijsstijging voor ecosysteemdiensten, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Pol, T. van der, Bos, F., & Romijn, G. (2017). Distributionally Weighted Cost-Benefit Analysis: From Theory to Practice Discussion, Paper
364, Den Haag: Centraal Planbureau.
Romijn, G., & Renes, G. (2013). Algemene leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyse. Den Haag: Centraal Planbureau en Planbureau voor de
Leefomgeving.
Te citeren als
Carl Koopmans, “Leefomgeving ondergewaardeerd in kosten-batenanalyses”,
Me Judice,
2 april 2019.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding '
Windmolens' door '
Piet en Anneke Admiraal'