Polarisatie: De kloof tussen wetenschap en beleid wordt alleen maar breder

Onderwerp:
Polarisatie: De kloof tussen wetenschap en beleid wordt alleen maar breder image
Plenaire zaal van de Tweede Kamer op tijdelijke locatie vanachter sprekersgestoelte. Door Jeroen van der Meyde/Tweede Kamer.
13 dec 2024

In het huidige politieke debat worden tegenstellingen aangescherpt en wordt steeds meer met specifieke thema’s ingespeeld op de gevoelens van kiezers. Een voorbeeld is het onderwerp asielmigratie, waarbij feitenkennis en wetenschappelijke inzichten geen enkele rol meer spelen. Deze vorm van polarisatie lijkt electoraal gewin op te leveren. Volgens de Amsterdamse hoogleraar Frank den Butter zit de polarisatie op termijn welvaartsgroei in de weg. Maar niet alleen de politiek is aan zet om de kloof tussen wetenschap en beleid te dichten.

Veel bemoeienis van de partijleiders met de uitvoering van het beleid

Het huidige kabinet Schoof is geformeerd op basis van een tweetrapsprocedure met een op de politieke wensen gericht coalitieakkoord en een programkabinet dat de uitvoering regelt (zie ook mijn eerdere bijdrage op Me Judice: Den Butter, 2024). Vanuit het idee dat het kabinet een ‘extraparlementair’ karakter zou hebben, maken de vier politieke leiders van de coalitiepartijen geen deel van de regering uit, maar beoordelen als fractieleiders in de Tweede Kamer de plannen van de regering. Hierdoor zijn zij in beginsel niet rechtstreeks betrokken bij de beleidsuitvoering. In de praktijk is hiervan weinig terecht gekomen: de partijleiders bemoeien zich veelvuldig met de plannen van het kabinet.

Deze neiging om te tonen dat het eigen beleid veel beter is dan dat van de voorgaande regering leidt ertoe dat het nieuwe beleid allerlei bestaande maatregelen terugdraait. Dit levert onzekerheid in de besluitvorming van burgers en bedrijven op en kan zeer kostbaar zijn. Voor goed bestuur is juist van belang dat veranderingen geleidelijk worden ingevoerd.

Met name Wilders maakt van deze positie gebruik om in de (sociale) media het voorgenomen beleid te beoordelen en daarbij in te spelen op gevoelens bij het electoraat, zonder zich daarbij te bekommeren om de wettelijke kaders en beperkingen waarmee het beleid te maken heeft. Deze mogelijkheid om de bijdrage van de eigen partij aan het beleid in een gunstig daglicht te plaatsen wordt vergroot door de steeds ruimere mogelijkheden om de publieke opinie via sociale media te bespelen. Daar doen feiten er minder - of in het geheel niet - toe en wordt weinig op onjuistheden en ficties gefilterd. Het eigen beleid wordt luid en duidelijk geprezen en zonder verdere onderbouwing wordt verkondigd dat het tot nu toe gevoerde beleid verkeerd was en alleen maar ellende heeft opgeleverd.

Tijdsconsistentie is nodig bij nieuw beleid

Op een vergelijkbare manier heeft Trump de verkiezingen in 2024 gewonnen. Een voorbeeld is de bewering dat de economie onder zijn voorgaande presidentschap het veel beter deed dan tijdens het presidentschap van Biden. Zeker gezien de veranderde omstandigheden en de vertraging waarmee economisch beleid in de feiten tot uitdrukking komt, was dat onjuist. Deze neiging om te tonen dat het eigen beleid veel beter is dan dat van de voorgaande regering leidt ertoe dat het nieuwe beleid allerlei bestaande maatregelen terugdraait. In Nederland is dat bijvoorbeeld het geval bij het stikstofbeleid en bij het asielbeleid (spreidingswet). In deze gevallen is er sprake van tijdsinconsistentie. Dit levert onzekerheid in de besluitvorming van burgers en bedrijven op en kan zeer kostbaar zijn. Voor goed bestuur is juist van belang dat veranderingen geleidelijk worden ingevoerd waarbij de regering zich baseert op feiten en op een wetenschappelijke verantwoorde beleidsanalyse.

Gesteggel bij het asielbeleid

Tot nu toe heeft het optreden van het kabinet Schoof vooral tot verontwaardiging over de ingenomen standpunten en voornemens geleid. Het discussiepunt dat in de beginfase van het kabinet vrijwel alle aandacht heeft opgeëist betreft het migratiebeleid, en daarbij vooral het verzinsel van een asielcrisis. Het plan van het kabinet was om een asielcrisis uit te roepen zodat voor de te nemen maatregelen geen parlementaire goedkeuring nodig is. In het regeerprogramma wordt daarbij gesproken over “een tijdelijke asiel crisiswet” waardoor “snel een aantal extra bevoegdheden en maatregelen – kunnen - worden ingezet die noodzakelijk zijn om de asielinstroom te beperken en de asiel- opvangcrisis te bestrijden”. Opmerkelijk is dat het in de laatste bijzin wordt gesproken over een asiel-opvangcrisis, een situatie die juist door verkeerde beoordeling en inschatting van de instroom uit het verleden is ontstaan.

Van allerlei kanten – ambtenaren, juristen en bestuurskundigen - werd het kabinet ontraden om van dit instrument van een crisiswet gebruik te maken. Er is geen sprake van een plotselinge crisis, zoals een nationale ramp of de coronacrisis, waarvoor dit wettelijke middel bedoeld is. Premier Schoof kwam niet verder dan aan te geven dat het hier om een ‘gevoelde’ crisis gaat. Ook de Eerste Kamer verwierp het middel van een crisiswet en suggereerde een spoedwet als alternatief. Daarvoor is wél parlementaire goedkeuring vereist. Maar Minister Faber hield lang voet bij stuk. Ondertussen poneerde ze allerlei onzinnige en onhaalbare plannen om de asielinstroom te beperken. 

Uiteindelijk is het idee van een noodwet vervangen door wat met veel verbale lenigheid als asiel noodmaatregelenwet is aangeduid. Overigens zijn in deze zogenoemde 'Asielnoodmaatregelenwet' ook maatregelen opgenomen waarvan het de vraag is of ze uitvoerbaar zijn, en zo ja, welke beperking van de instroom het oplevert.

Uiteindelijk is het idee van een noodwet vervangen door wat met veel verbale lenigheid als asiel noodmaatregelenwet is aangeduid. Het essentiële verschil met de eerder voorgestelde noodwet is dat het hier om een wet gaat die het hele parlement moet passeren en dus niet het parlement buiten spel zet. Overigens zijn in deze zogenoemde 'Asielnoodmaatregelenwet' ook maatregelen opgenomen waarvan het de vraag is of ze uitvoerbaar zijn, en zo ja, welke beperking van de instroom het oplevert. Denk bijvoorbeeld om Syrië als veilig gebied te bestempelen. Opgemerkt hierbij zij dat de immigratie vanwege asielverlening slechts een relatief gering deel uitmaakt van de totale immigratie, die in de toekomst dient te worden beperkt om de bevolking in ons land niet al te snel te laten toenemen. In een debat in de Tweede Kamer op 4 december 2024 ontstond op dit punt zelfs politieke consensus dat het scenario met gematigde bevolkingsgroei uit het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 hierover de gewenste toekomstvisie biedt.

Partijleiders bepalen de toon van het kabinet

Een voorbeeld van hoe het met het kabinet Schoof uit de hand kan lopen, met de partijleiders buiten het kabinet als fractievoorzitters in de Tweede Kamer, bleek op 7 oktober 2024. Op deze datum, precies een jaar na de terroristische aanslagen van Hamas, was er een pro-Israëlische herdenking op de Dam in Amsterdam. Op hetzelfde moment voerden pro-Palestijnse betogers actie. De Amsterdamse burgermeester Halsema had onder voorwaarden aan de pro-Palestina demonstranten toestemming voor die actie gegeven. Het liep echter zo uit de hand, dat de ME en politie moesten ingrijpen. PVV-partrijleider Wilders hekelde de beslissing van Halsema en zette een bericht op X bij een foto van demonstranten met een Palestijnse vlag: "Het land uit met dat tuig. En Halsema mag mee."

Dat kwam Wilders op kritiek te staan. Zo zei premier Schoof "demonstreren is een grondrecht, ook op 7 oktober" en "Het kabinet en ik steunen elke burgemeester in het land", "Die steun geldt ook voor Halsema." Ook verschillende burgermeester waren ontstemd over de snier van Wilders naar Halsema. Zo nam Sharon Dijksma, burgemeester van Utrecht en voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het al snel op voor haar Amsterdamse collega. "Ik vind het volstrekt onverantwoord dat Geert Wilders dit statement maakt ten koste van onze collega Femke Halsema", schreef Dijksma op haar Instagram-pagina. Dijksma vindt dat het kabinet afstand moet nemen van Wilders'’ uitspraken. Burgermeester Bruls van Nijmegen vond dat ook: hij hoopte op "een stevige reactie" van minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark en ook van Kamerleden.

Uitermark is binnen het kabinet onder andere verantwoordelijk voor het waarborgen van de rechtsstaat. Die taak heeft zij zich ook nadrukkelijk toegeëigend, zei ze aan het begin van haar periode als minister. "Bij alles wat ik zal doen, zal ik me inspannen om de rechtsstaat hoog te houden en te beschermen". Dit voorbeeld illustreert de moeilijke situatie waarin het kabinet verzeild is geraakt en in het bijzonder ook premier Schoof als partijloze regeringsleider. Indien sprake is van een echt extraparlementair kabinet kan Wilders allerlei uitspraken doen die tegen de wettelijke regels en grondrechten ingaan. Maar dan behoort er vanuit de regering een ferme reactie te komen. In een daadwerkelijke extraparlementaire opzet met een onafhankelijk van het parlement handelende regering zou de premier aan Wilders hebben moeten vragen of hij zijn mening over de demonstranten en Halsema in een motie aan de Tweede Kamer wil voorleggen. Dan kan worden bezien hoe het parlement er over denkt en of het kabinet hier consequenties uit moet trekken.

Polarisatie bij confrontatie met Maccabi supporters

Dit uitvergroten van de politieke tegenstellingen en het benoemen van zondebokken leidt tot polarisatie in het politieke debat. Een voorval dat deze polarisatie aanwakkerde waren de gebeurtenissen rond de wedstrijd van Ajax tegen Maccabi Tel Aviv op 7 nov 2024 in Amsterdam. Dat leidde op verschillende plekken tot gewelddadigheden. Oorspronkelijk ging het vooral om het geweld tegen sommige Maccabi supporters. Dit riep veel verontwaardiging op. Onder meer premier Schoof zei dat er ‘'op joden is gejaagd'’. Later bleek dit genuanceerder te liggen en hadden de Maccabi supporters zich ook niet onbetuigd gelaten.

Het gedrag van sommige Amsterdamse jongeren laat zich inderdaad niet goed praten. Het politieke debat werd echter gevoerd op basis van snelle meningen zonder dat alle feiten duidelijk op tafel lagen. Daarbij kregen Marokkaanse jongeren in Amsterdam de schuld van de ‘’joden jacht’’ en zou dit het gebrek aan integratie van deze bevolkingsgroep tonen. Zo zei staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie, VVD) dat islamitische jongeren ‘’voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven”. Schoof beweerde direct na de gebeurtenissen dat ‘’een specifieke groep jongeren met een migratieachtergrond” zich schuldig had gemaakt aan het geweld in Amsterdam, zonder dat die feiten al bekend waren, en verbond daar de conclusie aan dat Nederland ‘’een integratieprobleem” heeft. VVD-leider Dilan Yesilgöz noemde in een ‘’longread’’ over de rellen ‘’de mislukte integratie” een ‘’bron van alles wat gaande is”.

Het gedrag van sommige Amsterdamse jongeren laat zich inderdaad niet goed praten. Het politieke debat werd echter gevoerd op basis van snelle meningen zonder dat alle feiten duidelijk op tafel lagen. 

Al deze polarisatie in het politieke debat leidde tot het aftreden van Nora Achahbar als staatssecretaris Toeslagen en Douane in het kabinet-Schoof. Zij was verantwoordelijk voor de afhandeling van de voortslepende toeslagenaffaire en had zich vooral door goed te luisteren in deze materie ingewerkt. Zij is een Nederlands juriste van Marokkaanse afkomst. Voor de reden van haar aftreden gaf zij op 15 november 2024 de volgende verklaring: “de polariserende omgangsvormen van de afgelopen weken hebben een zodanige impact op mij gehad dat ik mijn positie als staatssecretaris van dit kabinet niet langer effectief kan en wil vervullen. Polarisatie in de samenleving is gevaarlijk omdat het de onderlinge verbondenheid tussen mensen ondermijnt. Daardoor gaan we elkaar zien als tegenstanders in plaats van als medemensen. Polarisatie creëert een kloof die wederzijds begrip en respect verstoort en waardoor vreedzaam samenleven steeds moeilijker wordt. Wanneer we elkaar niet meer kunnen horen of begrijpen, raken we verstrikt in vijandigheid. Op die manier kunnen we ook niet meer werken aan gemeenschappelijke doelen.”

Polarisatie als aanzet tot politiek extremisme 

En daarmee raakt Achahbar de kern van de zaak. Het kabinet-Schoof wijkt af van voorgaande kabinetten, door, zoals Hans Boutellier (Vrije Universiteit) het noemt, aan ‘’vijandgedreven politiek” te doen (NRC 18 november 2024). Dat betekent, zegt hij, ‘’dat een bepaalde groep als vijand wordt beschouwd, en onderdeel wordt gemaakt van het politieke debat. Donald Trump bedrijft deze politiek, en de PVV van nature ook, met de islam of met Marokkaanse Nederlanders als doelwit”. Nu de radicaal-rechtse PVV de grootste regeringspartij is geworden, is er volgens Boutellier in ons land een nieuwe situatie ontstaan. ‘’De polarisatie komt niet alleen van groepen onderling, maar het openbaar bestuur doet er zelf aan mee [...] Het openbaar bestuur keert zich tegen groepen burgers.”

Ook de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema stoort zich in de nasleep van de Maccabi ongeregeldheden aan de polarisatie uit Den Haag. In een interview met Nieuwsuur zei ze zich te storen aan ‘’het gemak waarmee gesproken wordt over een integratieprobleem. "Het waren Amsterdamse, Nederlandse jongens die zich hebben misdragen. Waar is het ‘’integratieprobleem’’ op gebaseerd?”

Polarisatie ondermijnt de bestuurbaarheid

Deze uitspraken suggereren dat polarisatie in het politieke debat bijdraagt aan extremistische opvattingen en aan weerstand tegen de opvattingen van niet-gelijkgestemden en tegen de daaraan ontleende beleidsmaatregelen. Hierover is recent empirisch onderzoek beschikbaar. Zo laten Feldhaus e.a. (2024) zien dat burgers in gepolariseerde samenlevingen zich minder aan wetten en regels van de politieke tegenstanders te wensen houden dan in het geval van weinig polarisatie. Dit vormt een bedreiging voor de democratie omdat het daar essentieel is dat burgers regels en wetten accepteren, ongeacht welke partij aan de macht is. Uit een proef met bijna 1.300 voor- en tegenstanders van Donald Trump blijkt dat polarisatie het regelvolggedrag aanzienlijk ondermijnt, onafhankelijk van de inhoud van de regels. Proefpersonen ervaren de bedoelingen achter (identieke) regels als kwaadaardiger als ze door een politieke tegenstander worden opgelegd dan door een politiek gelijkgestemde.

Onderling vertrouwen in de politiek speelt daarbij een belangrijke rol. Zo tonen Di Cocco e.a. (2024) met behulp van drie causale identificatiestrategieën aan dat een tekort aan vertrouwen de steun voor populistische politieke partijen in heel Europa aanzienlijk vergroot. Het gaat daarbij om de invloed van vertrouwen bij zowel extreemrechtse als extreemlinkse populistische partijen. Het onderzoek laat zien dat een lager vertrouwen in de politiek ook leidt tot minder maatschappelijke betrokkenheid, meer vijandigheid jegens migranten en minder tevredenheid over de democratie. Dit zijn allemaal verklaringen voor de toegenomen steun voor populisme. Ook blijkt dat de invloed van vertrouwen kleiner is bij lager opgeleiden. Daarbij kan verminderde maatschappelijke betrokkenheid leiden tot meer steun voor populistische partijen, met name wanneer er veel populistische verhalen de ronde doen.

Polarisatie kan electoraal gewin opleveren

Hierbij lijkt het of populisme, en daarbij de aanzet tot polarisatie waarmee populistische politiek zich bedient, tot stemmenwinst bij de kiezers leidt. Die indruk wordt versterkt door de winst van Trump in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2024. In de campagne zette Trump zich sterk af tegen zijn politieke tegenstanders die het in de regering voor het zeggen hadden (‘’the enemy from within’’) en hem naar zijn mening valselijk in allerlei gerechtelijke processen deden belanden.  Hij noemde ze ‘’radical left lunatics’’. Ook de PVV lijkt volgens opiniepeilingen met de gevoerde polarisatiepolitiek stemmen van kiezers te winnen terwijl NSC, die juist van polarisatie weg probeert te blijven en goed bestuur als politiek speerpunt heeft, in de peilingen onderuit gaat.

Uit een proef met bijna 1.300 voor- en tegenstanders van Donald Trump blijkt dat polarisatie het regelvolggedrag aanzienlijk ondermijnt, onafhankelijk van de inhoud van de regels. Proefpersonen ervaren de bedoelingen achter (identieke) regels als kwaadaardiger als ze door een politieke tegenstander worden opgelegd dan door een politiek gelijkgestemde.

Vanuit dit perspectief toont onderzoek van Yang et al. (2020) aan dat Amerikaanse politieke partijen steeds meer gepolariseerd raken vanwege hun zoektocht naar kiezers. Daarbij is het niet zo dat kiezers zelf extremistischer worden. Toegenomen polarisatie is niet de schuld van de kiezers, maar is een manier om stemmen te krijgen.

Verbinden in plaats van polariseren

Polarisatie leidt tot een uitvergroting van spanningen in de samenleving en vormt daarmee een rem op de maatschappelijke welvaartsbeleving. Het is daarom vanuit maatschappelijk, maar ook vanuit bestuurlijk oogpunt van belang dat de politiek erop gericht is om polarisatie te voorkomen in plaats van aan te wakkeren. Zo wijst het Kennisplatform Integratie & Samenleving (2019) er op dat grotere diversiteit de sociale cohesie kan verminderen en de kans op ‘ongewenste polarisatie’ in de samenleving vergroten. Die polarisatie manifesteert zich door vervreemding, (wederzijdse) vooroordelen, stereotypering, onbegrip, discriminatie, en uitsluiting. Volgens dit Kennisplatform moet een aanpak van polarisatie gericht zijn op het versterken van ‘het stille midden in de samenleving’ om weerbaarder te zijn tegen polarisatie. Het zijn juist veelal de ‘kleine oorzaken’ zoals ongemak en fricties tussen buren en ervaren onvermogen in de dagelijkse omgang die spanningen oproepen. Het verbeteren van de ervaren kwaliteit van het dagelijks contact tussen bevolkingsgroepen vormt dan een bestuurlijke methode om de kwalijke gevolgen van polarisatie tegen te gaan. Het betekent dat het beleid erop gericht dient te zijn de maatschappelijke spanningen te verminderen door een verbindende rol te spelen.

Het Nederlands Jeugd Instituut onderschrijft dat polarisatie kan worden voorkomen door het verbinden van groepen jongeren. Daarbij is het belangrijk om in rustige tijden te investeren in de onderlinge contacten. Dan is er in roerige periodes meer verbinding tussen groepen en minder aanleiding voor incidenten. Ook volgens dit instituut kan polarisatie worden voorkomen en tegengegaan door het beleid richten op ‘’het stille midden’’ in plaats van op de uitgesproken tegenpolen. Door de mensen in het stille midden weerbaar te maken tegen de polariserende geluiden, wordt de kans verlaagt dat zij een kant kiezen.

Het gaat om de beeldvorming en de gevoelens die met name via de sociale media beïnvloedbaar zijn. Dit kenmerkt de kloof tussen wetenschap en beleid die in ons land, maar ook in vele omringende landen en in de VS, is verbreed.

Op macroniveau voorziet in Nederland het poldermodel in het leggen van zulke verbindingen. Hier vindt een zorgvuldige afweging plaats van de belangen die door het beleid worden geraakt. Kennis van feiten en wetenschappelijke inzichten spelen een belangrijke rol bij deze belangenafweging en bij het daarop gebaseerde beleid.

Besluit

Dit alles laat zien dat polarisatie en het benadrukken van de onbetrouwbaarheid en onvermogen van de politieke tegenstander stemmenwinst kan opleveren voor extremistische partijen. Feiten en de wetenschappelijke onderbouwing van de eigen beleidsvoorstellen in vergelijking met die van de politieke tegenstanders zijn dan weinig relevant. Het gaat om de beeldvorming en de gevoelens die met name via de sociale media beïnvloedbaar zijn. Dit kenmerkt de kloof tussen wetenschap en beleid die in ons land, maar ook in vele omringende landen en in de VS, is verbreed.

Het mogelijke electorale gewin dat polarisatie en het veronachtzamen van feiten en wetenschappelijke inzichten biedt, zit dat herstel in de weg. Vanuit de politiek is het daarom zaak polarisatie tegen te gaan en in het beleid met zoveel mogelijk verschillende belangen en meningen rekening te houden. De taak om de rolverdeling tussen politiek en wetenschap te herstellen ligt echter niet alleen bij de politiek. Het is ook aan de wetenschap om aan te geven dat politiek extremisme en het buiten spel zetten van andere groepen en meningen uiteindelijk schade toebrengt aan de hele maatschappij. En om te laten zien dat die maatschappelijke schade kan worden voorkomen door het leggen van verbindingen tussen groepen die bij polarisatie tegen elkaar worden opgezet. Uiteindelijk zou dat toch juist electoraal voordeel moeten opleveren.

Referenties

Butter, F.A.G. den (2024), Het kabinet Schoof heeft geen concrete welvaarstsdoelen, Me Judice, 20 september 2024.

Di Cocco, J., E. Levi, R. Dasi Mariani en S. Stillman (2024), Does a lack of trust boost populist political parties in Europe? Causal evidence from three methodologies, IZA Discussion Paper No. 17342

Kennisplatform Integratie & Samenleving (2019), Handreiking: Van polarisatie naar verbinding in buurten, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht.

Feldhaus, Ch. ,L. Reinhardt en M. Sutter (2024), Trump ante portas: political polarization undermines rule-following behavior, IZA Discussion Paper No. 17448.

Yang, V. Ch.,  D. M. Abrams, G.Kernell en A. E. Motter (2020), Why are U.S. parties so polarized? A “satisficing” dynamical model, SIAM Review 62 (3), pp. 646–657.

Te citeren als

Frank den Butter, “Polarisatie: De kloof tussen wetenschap en beleid wordt alleen maar breder”, Me Judice, 13 december 2024.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Plenaire zaal van de Tweede Kamer op tijdelijke locatie vanachter sprekersgestoelte. Door Jeroen van der Meyde/Tweede Kamer.

Ontvang updates via e-mail