Provinciale Statenverkiezingen: Oplopende fragmentatie, maar weinig regionalisatie

Onderwerp:
Provinciale Statenverkiezingen: Oplopende fragmentatie, maar weinig regionalisatie image

Caroline van der Plas, voorzitter van BoerBurgerBeweging, bij een boerenprotest in Den Haag. Door Sjoerd Luidinga.

 

In de afgelopen 25 jaar is het aantal politieke partijen in de provinciale staten zowel absoluut als effectief fors gestegen, zo laten Raymond Gradus, Tjerk Budding en Stijn Klarenbeek in dit artikel zien. Dit past daarmee in de trend van oplopende fragmentatie zoals te zien is in de landelijke en gemeentelijke politiek, maar er is een belangrijk verschil. Waar de oplopende fragmentatie in de gemeentes is te verklaren door de opkomst van lokale partijen, worden in provinciale staten vooral landelijke partijen gekozen. Kortom, op provinciaal niveau is er wel sprake van fragmentatie, maar nauwelijks van regionalisatie.

Inleiding

De uitslagen van de statenverkiezingen op 15 maart hebben geleid tot een verdere politieke fragmentatie bij provincies. Niet alleen namen meer partijen deel aan deze verkiezingen, maar ook wist een toenemend aantal partijen zetels te behalen. In dit artikel zullen we aan de hand van verkiezingsuitslagen van provinciale statenverkiezingen tussen 1999 en 2023 laten zien dat deze ontwikkeling past bij een trend. Bij de afgelopen verkiezingen zorgde met name de enorme winst van BoerBurgerBeweging (BBB) voor groei aan de rechterkant van het politieke spectrum. Ten slotte tonen we aan dat de fragmentatie op provinciaal niveau vooral nationalisatie betreft, en geen regionalisatie.

Kader 1: Onderzoeksmethode
Voor het berekenen van het effectief aantal partijen maken we gebruik van de zogeheten Laakso-Taagepera index. Hiervoor hanteren we de volgende formule: waarbij xi staat voor het percentage zetels (in de provinciale staten) van partij i. Alleen als alle politieke partijen eenzelfde aandeel hebben is het effectief aantal partijen gelijk aan het absolute aantal partijen. Als dit aandeel verschilt, is de index lager, met name als er grote verschillen zijn tussen partijen in het verworven aantal zetels. Figuur 1 brengt de stijgende politieke fragmentatie voor beide indices en zeven provinciale statenverkiezingen in beeld. Hierbij gaan we uit van het gemiddelde over 12 provincies.

Oplopende fragmentatie

We maken de oplopende fragmentatie inzichtelijk op basis van de verkiezingsuitslagen van de Provinciale Staten (PS) tussen 1999 en 2023. Om dit te doen hanteren we twee kengetallen. In de eerste plaats meten we de fragmentatie door te kijken naar het absoluut aantal politieke partijen in de PS. Vervolgens corrigeren we voor de relatieve omvang van de partijen. We doen dat door het berekenen van het aantal effectieve partijen in de PS. Met deze twee kengetallen – absolute en effectieve aantallen – zijn we in staat een genuanceerd en overzichtelijk beeld te geven van de toegenomen fragmentatie.

Figuur 1. Absoluut en effectief aantal politieke partijen in PS.

In figuur 1 zien we dat het absoluut aantal politieke partijen in de PS steeg van 10,2 in 1999 naar 14,4 in 2023. Wat opvalt is dat er tussen 1999 en 2007 een daling plaatsvindt, van 10,2 naar 8,6, die in belangrijke mate veroorzaakt is door een aanzienlijke reductie van het aantal statenzetels (van 764 in 2003 naar 564 in 2007). Vervolgens zet de trend omhoog zich in. Overigens zijn de verschillen in het aantal partijen tussen de provincies betrekkelijk gering: Limburg bevindt zich nu met dertien partijen in PS aan de onderkant van het spectrum, en Noord-Brabant met zestien partijen aan de bovenkant.

Naast de absolute aantallen partijen hebben we ook gekeken naar het aantal effectieve partijen. Het aantal effectieve partijen stijgt van 5,2 in 1998 naar 9,2 in 2019, om vervolgens te dalen naar 8,6 in 2023. Deze index was het laagst in 2003 met 4,9. De daling van 2019 naar 2023 lijkt met name samen te hangen met de enorme opkomst van BBB. Dit was het meest zichtbaar in de provincies Drenthe, Overijssel, Friesland, Zeeland en Gelderland. Zo wist BBB in Drenthe 17 van 43 zetels te behalen en halveerde het aantal effectieve partijen nagenoeg van 9,2 in 2019 naar 5,2 in 2023. Daar staat tegenover dat in de Randstedelijke provincies (Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland) het aantal effectieve partijen aanzienlijk steeg. In Zuid-Holland was deze toename het grootst, van 8,8 in 2019 naar 11,1 in 2023. De verklaring hiervoor is dat niet alleen het effectief aantal partijen daar relatief groot is (15), maar ook dat de verkozen partijen onderling relatief minder sterk variëren in aandeel verworven zetels.  

Naast een forse stijging van de fragmentatie is er ook sprake van een forse stijging van het aandeel rechts-populistische partijen.

De stijgende fragmentatie hangt vooral samen met de opkomst van nieuwe (landelijke) politieke partijen. Zo was de PvdD in 2007 nieuwkomer op provinciaal niveau. Inmiddels is PvdD in alle provincies vertegenwoordigd. In 2011 waren PVV en 50PLUS nieuwkomers. In 2019 was DENK nieuwkomer en vertegenwoordigd in PS van Zuid-Holland, Noord-Holland, Flevoland en Utrecht. Bij de verkiezingen van 2023 hebben ze al hun provinciale statenzetels weer verloren. In 2023 waren JA21 (20 zetels) en Volt (11 zetels) de nieuwkomers. Ook BBB deed voor het eerst mee op provinciaal niveau, en kwam met 138 van de 570 zetels binnen – een ongekend aantal voor een nieuwe partij.

Opkomst rechts-populistische partijen

Verder hebben we gekeken naar de opkomst van rechts-populistische partijen in de PS. Daarbij verdient de opkomst BBB bijzondere aandacht. Politicologen proberen deze nieuwe partij te duiden, maar “over één ding zijn ze het eens: BBB is een rechts-populistische partij” (zie Valk, 2023).  Op basis daarvan rekenen wij PVV, FvD, BVNL, JA21 en BBB tot deze groep, ondanks het feit dat er tussen deze partijen op bepaalde thema’s ideologische verschillen bestaan. In figuur 2 staan de aandelen van rechts-populistische partijen per provincie weergegeven in percentages van het aantal statenzetels. We hebben dit gedaan voor de verkiezingsjaren vanaf 2011, omdat er bij de verkiezingen in 1999, 2003 en 2007 geen populistische rechtse partijen zetels hebben gewonnen in de Staten.

Figuur 2. Aandeel rechtse populistische partijen per provincie (in % statenzetels).

Uit de figuur blijkt dat het aandeel rechts-populistische partijen in alle provincies fors is gestegen sinds 2011. Er zijn wel aanzienlijke verschillen tussen provincies. Drenthe, Overijssel en Friesland kennen een aandeel groter dan 40% en provincies als Noord-Holland en Utrecht een aandeel kleiner dan 30%.

Fragmentatie, maar geen regionalisatie

Tot slot berekenen wij voor 1999-2023 de mate van ‘nationalisatie’ van de PS, wat laat zien in hoeverre de zetels in de PS worden behaald door landelijke of juist regionale partijen. We doen dit aan de hand van de door Kjaer en Elklit (2010) ontwikkelde index van de nationalisatie van het lokale partijsysteem, de zogeheten Index of Local Party System Nationalisation, afgekort tot LPSN. Vaak wordt deze index toegepast bij lokale verkiezingen (zie Gradus et al., 2022), maar kan eveneens gebruikt worden bij regionale verkiezingen. De index loopt van 0 (waar alleen onafhankelijke lokale of regionale partijen worden gekozen) tot 1 (waar alle statenzetels worden bezet door nationale partijen). Met nationale partijen bedoelen we partijen die in het parlement zijn vertegenwoordigd, terwijl lokale of regionale partijen zijn vertegenwoordigd op PS-niveau, maar niet in de Tweede Kamer.[1]  Hierbij moet gedacht worden aan de FNP of Lokaal Limburg.

Tabel 1. Berekening index van de nationalisatie van het regionale partijsysteem.

In tabel 1 is de berekening van LPSN weergegeven. In de eerste rij staat het gemiddeld aantal regionale partijen in de staten. Na de reductie van het aantal statenzetels in 2007 kennen de provincies in het noorden en in het zuiden enkele regionale partijen. In de tweede rij staat het gemiddeld aantal landelijke partijen dat in de provincies zetels bekleedden. Tussen 2003 en 2023 liep dit aantal op van iets meer dan 8,5 naar bijna 14 in 2023. Dat komt vooral omdat in het Nationale Parlement het aantal (gekozen) partijen steeg van 8 in 2003 naar 17 in 2021 (zie de derde rij). In navolging van Kjaer en Elklit (2010b) baseren wij ons op de laatste nationale verkiezingen en worden recente afsplitsingen niet meegenomen. De vierde rij is dan eenvoudigweg het totaal aantal partijen in PS (zie ook figuur 1). De vijfde rij levert het potentieel aantal partijen op. Ook hier zien we een forse stijging tussen 2003 en 2023. In de laatste rij is LPSN opgenomen. Sinds 2003 bevindt deze index zich rond 0,9. Dit betekent dat de provinciale staten vooral wordt bezet door nationale partijen (die in de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd). Regionale partijen spelen een beperkte rol. Dit is heel anders bij lokale verkiezingen. In Gradus et al. (2022) wordt aangegeven dat sinds 1998-2022 de LPSN-index voor gemeenteraadsverkiezingen een forse daling te zien geeft in de richting van meer lokalisatie.

Conclusie

In dit artikel hebben we laten zien dat net als op landelijk en gemeentelijk niveau, ook op provinciaal niveau de fragmentatie toeneemt. Het gemiddeld aantal partijen dat zetels heeft in de provinciale staten is gestegen van 8,6 in 2007 naar 14,4 in 2023. Het effectief aantal partijen, waarbij ook rekening wordt gehouden met relatieve grootte, is iets gedaald, hetgeen vooral te maken heeft met de grote verkiezingswinst van de BBB. Naast een forse stijging van de fragmentatie is er ook sprake van een forse stijging van het aandeel rechts-populistische partijen. Hun aandeel steeg van 12% in 2011 naar 37% in 2023.

Terwijl de toenemende fragmentatie bij gemeenten vooral te maken heeft met de opkomst van lokale of regionale partijen (zie Gradus et al., 2021), is hiervan amper sprake bij provincies. Gemiddeld is er minder dan één regionale partij verkozen. Dit in tegenstelling tot de gemeenteraadsverkiezingen vorig jaar toen heel veel lokale partijen werden verkozen (zie Gradus et al., 2022). Dit onderzoek bevestigt een recent in Trouw verschenen artikel van Harmsen (2023) dat “lokale partijen het moeilijk hebben in de provincie”. Op basis van een Kjaer en Elklit (2010) ontwikkelde index hebben we laten zien dat regionale partijen sinds de reductie van het aantal zetels in 2007 amper een rol van betekenis spelen.

Een vraag die we in dit artikel nog onbeantwoord moeten laten is of de BBB, en in minder mate ook JA21, hun zetelwinst in de provinciale staten ook om weten te zetten in bestuursmacht.  

Voetnoten


[1] Overigens kent de Eerste Kamer wel de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF) OPNL of Onafhankelijke Politiek Nederland (OPNL): een landelijk samenwerkingsverband van regionale partijen.

Literatuur

Gradus, R., Budding, G. en Dijkgraaf, E. (2021). Lokale democratie: Opkomst lokale partijen en politieke fragmentatie, Bestuurswetenschappen 75 (3), 5-17.

Gradus, R., Budding, G. en V. van Schie, “Fragmentatie lokaal partijlandschap stokt”, Me Judice, 4 april 2022. 

Kjaer, U. en Elklit, J. (2010). Local Party System Nationalisation: Does Municipal Size Matter? Local Government Studies 36 (3), 425-444.

Harmsen, J. (2023). Lokale partijen op campagne voor succes in provincies. Trouw, 14 maart.

Valk, G. (2023). BBB: gematigd én radicaal. NRC, 20 maart.

Te citeren als

Raymond Gradus, Tjerk Budding, Stijn Klarenbeek, “Provinciale Statenverkiezingen: Oplopende fragmentatie, maar weinig regionalisatie”, Me Judice, 28 maart 2023.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Caroline van der Plas, voorzitter van BoerBurgerBeweging, bij een boerenprotest in Den Haag. Door Sjoerd Luidinga.

 

Ontvang updates via e-mail