Sprakeloos in een symposium

Sprakeloos in een symposium image
Maastricht University at the Brightlands Maastricht Health Campus. Door Brightlands.
2 jun 2023

Op 26 mei ontving Maastricht University een open brief van End Fossil: Occupy! Maastricht. De aanleiding voor de brief is het symposium dat hoogleraar Ethics, Organisations and Society, Harry Hummels, organiseert. Daarvoor nodigde hij ING Bank en PGGM uit als gastsprekers. De NGO meent dat beide organisaties geweerd moeten worden van het symposium en verzoekt de universiteit de uitnodiging in te trekken. Harry Hummels reageert op persoonlijke titel in deze open brief.

This article is also available in English

Open brief

Beste studenten, collega’s en maatschappelijke organisaties,

Eind vorig jaar verscheen een interessant preadvies van de Koninklijke Vereniging voor de Staatshuishoudkunde getiteld Corporate Governance en het maatschappelijk belang. Onder redactie van mijn gewaardeerde collega’s Rutger Claassen en Dirk Schoenmaker buigt een keur aan wetenschappers zich over het bestuur van een onderneming en de relaties met maatschappelijke stakeholders. In de kern bepleit het advies meer aandacht van ondernemingsbestuurders voor de maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid van hun bedrijven. Daarbij bepleiten diverse wetenschappers een ruimere rol voor stakeholders in de oordeels- en besluitvorming binnen ondernemingen. Dat is een goede zaak, al was het maar omdat in het verleden is gebleken dat zonder aansporing van buiten (beursgenoteerde) bedrijven veelal lippendienst bewijzen aan hun maatschappelijke rol en functie. Ze blijven sociale en milieueffecten afschuiven op de samenleving – iets dat economen aanduiden met de fraaie term externaliteiten. Het creëren van ruimte voor gesprek – bijvoorbeeld door instelling van een maatschappelijke raad – draagt bij aan bewustwording binnen bedrijven en aan een bredere en betere informatievoorziening. We spreken dan van engagement tussen bedrijven en hun maatschappelijke stakeholders. Vanzelfsprekend is het gesprek niet de enige betekenisvolle vorm van bestuursbeïnvloeding. Zoals de rechtszaak van Milieudefensie tegen Shell uitwijst, is het soms zinvol om andere engagementvormen te kiezen die op het eerste oog in hun consequenties meer gewicht hebben.

Dat maatschappelijke organisaties in een tijd van klimaatstress en zorgwekkende IPCC rapporten aandacht vragen voor het stoppen met de winning, raffinage, verkoop en de financiering van fossiele brandstoffen is zeer begrijpelijk. Ik sta dan ook volledig achter een kritische discussie met energiemaatschappijen en financiële instellingen om hen aan te sporen de energietransitie te versnellen en (de financiering van) de fossiele brandstof gerichte activiteiten af te bouwen. Tot mijn verrassing gaat het streven van sommige NGO’s echter verder, zo bleek op 26 mei. In een open brief aan het College van Bestuur van Maastricht University, de decaan van de School of Business and Economics en ondergetekende beklemtoont End Fossil: Occupy! Maastricht (EFO) de noodzaak om te stoppen met fossiele brandstoffen en de investering daarin. Dat juich ik van harte toe – evenals de initiatieven van zusterorganisatie zoals Extension Rebellion of Fossielvrij NL gericht op het beëindigen van de subsidiëring van de fossiele industrie.

EFO gaat echter een stap verder. Het doel van de cursus Ethiek, Organisaties en Samenleving is om kennis over ethiek en verantwoordelijkheid van bedrijven over te dragen aan 170 3e-jaars studenten en hen in staat te stellen door middel van diverse werkvormen zich te bekwamen in hun ethische oordeelsvorming. Theorie en praktijk gaan hier hand in hand en dat geldt zeker voor het symposium op 2 juni. Daarvoor heb ik vier organisaties uitgenodigd: ING Bank, PGGM, Interface en Eosta. De inzet van het symposium is dat studenten de gelegenheid krijgen om in gesprek te gaan met de bedrijven en hen kritisch te bevragen op hun maatschappelijke bijdragen, maar ook op hun maatschappelijke kosten. Dat is niet alleen de kern van het vak Ethiek, Organisaties en Samenleving, maar van het wetenschappelijk discours in algemene zin.

De vraag om financiële instellingen uit te sluiten van het kritisch debat is van een heel andere aard en orde. Het is de verkeerde vraag aan de wetenschap.

Het verrast dan ook dat EFO een open brief stuurt aan het College van Bestuur, de decaan van de faculteit en in de laatste plaats ook aan mij, met het verzoek de uitnodiging aan ING Bank en PGGM in te trekken. De brief is een vervolg op een eerdere oproep van klimaatactivisten om de banden te verbreken met financiële instellingen zoals ING Bank, Rabobank en Deutsche Bank. In die brief, zo geeft EFO aan, schrijven milieuorganisaties aan de Nederlandse universiteiten: "Het financieren van fossiele brandstoffen hoort niet thuis in een duurzame wereld en past niet bij een instelling die kennisontwikkeling en kennisimplementatie met betrekking tot de grote maatschappelijke uitdagingen als primair doel heeft." Het verzoek aan de universiteiten om uit te zien naar alternatieve financiële dienstverleners, die in hun dienstverlening meer en beter aansluiten bij de identiteit, de waarden en het beleid van een universiteit, terwijl ze diensten aanbieden van dezelfde kwaliteit en onder min of meer vergelijkbare voorwaarden, kan ik goed begrijpen. Universiteiten hebben de mogelijkheid om hun financiële zaken onder te brengen bij andere financiële instellingen, al moeten de mogelijkheden daartoe ook niet worden overschat.

De vraag om financiële instellingen uit te sluiten van het kritisch debat is echter van een heel andere aard en orde. Dat is de verkeerde vraag aan de wetenschap. Je kunt het met de ander oneens zijn, maar een academisch discours vraagt om de kritische uitwisseling van argumenten. Dat beide financiële organisaties meer moeten doen om fossiele bedrijven aan te zetten tot verandering onderschrijf ik. Hen uit te sluiten van een open gesprek op basis van wederzijds respect is mijns inziens de verkeerde vraag – al helemaal voor een universiteit. Vanzelfsprekend moet dan wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Voor ik daarop nader inga sta ik stil bij enkele expliciete en impliciete aannames in de brief van EFO aan de universiteit waar ik vraagtekens bij plaats.

Aannames

In de kern, zo geeft EFO aan in haar brief, legitimeert de uitnodiging de ethiek van de financiële instellingen in plaats van deze te bekritiseren. EFO schrijft over de deelname van PGGM aan het symposium: ‘Wij vinden het onverantwoord om een bedrijf dat een duidelijk standpunt heeft tegen desinvesteringen als ethisch te presenteren door ze op te nemen in uw symposium.’ De brief vervolgt dan met de uitspraak: ‘De stap om deze bedrijven op het symposium op een gelijke plaats te hebben als bijvoorbeeld Eosta, dreigt hen voor te stellen als 'groene' bedrijven, wat ze niet zijn.’

De eerste aanname heeft betrekking op de aard van het symposium. Door beide financiële organisaties een podium te bieden geef ik hun een kans zichzelf schoon te wassen, aldus EFO, en draag daarmee bij aan het imago van deze bedrijven als ‘groene bedrijven’. Deze aanname miskent de aard van een symposium. In de traditie van de Griekse oudheid – en in het bijzonder in het kader van een Socratische dialoog – leent een symposium zich bij uitstek voor het kritisch bevragen van de panelleden. De kern van deze onderwijsvorm is om 3e-jaars internationale studenten de gelegenheid te bieden om de in de voorgaande weken opgedane kennis, ervaring en methoden toe te passen in een real-life context. Daarbij heb ik EFO van harte uitgenodigd een aanvullende briefing voor de studenten op te stellen die ik hen tijdig zou toesturen. Dat stelt hen in staat om, desgewenst, in de dialoog met panelleden uit deze informatie te putten.

De tweede aanname is dat de organisator – en in het verlengde daarvan ook Maastricht University – zich schaart achter de ethiek van de financiële instellingen door hen een podium te bieden als “woordvoerders over ethiek in het bedrijfsleven”. Noch ikzelf, noch de universiteit doet enige uitspraak over de ethiek van de beide organisatie en zij worden ook niet gepositioneerd als ethische organisaties. Dat EFO daarbij mijn motieven en onafhankelijkheid in twijfel trekt, omdat ik in het verleden heb gewerkt voor als medeoprichter en co-director van ING Bank Duurzaam Beleggen, mist elke onderbouwing.

EFO werd van harte uitgenodigd een aanvullende briefing voor de studenten op te stellen die hen tijdig is toegestuurd. Dat stelde hen in staat om, desgewenst, in de dialoog met panelleden uit deze informatie te putten.

De derde aanname betreft de veronderstelde effectiviteit van het verzoek van EFO om de financiële instellingen niet langer uit te nodigen. Maastricht University heeft tot doel ‘om studenten van over de hele wereld de kans te bieden zich te ontwikkelen tot actieve, mondiaal georiënteerde burgers en kritische denkers’. Het beëindigen van het gesprek met mogelijke opponenten, zo wisten Karl Popper en Isaiah Berlin al, luidt het einde in van een kritische wetenschap en een open samenleving. Het tast de fundamenten aan van de uitwisseling van wetenschappelijk onderbouwde gezichtspunten.

De vierde aanname, tot slot, is dat Maastricht University niet langer gecommitteerd is aan duurzaamheid als het ING en PGGM een podium biedt. In Maastricht komen de opvattingen van, onder meer, het IPCC en het Internationaal Energie Agentschap prominent in het onderwijs aan bod. Het pleit in mijn visie juist voor een kritische universiteit dat zij naast deze toonaangevende wetenschap ook inzichten in discussie brengt die de vraagstukken van onze mondiale economie in een bredere context plaatsen. Dat is ook in de geest van het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ zoals dat al in 1987 is omschreven door de World Commission on Environment and Development – beter bekend als de commissie Brundtland – en van de Sustainable Development Goals die in 2015 door de Algemene Vergadering van de VN zijn aangenomen.

Een betekenisvol symposium

Wil het symposium betekenisvol zijn dan moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan[1]. In de eerste plaats veronderstelt een symposium de bereidheid om in gesprek te gaan met anderen, naar hen te luisteren en open te staan voor kritiek. Om te waarborgen dat het gesprek open kan zijn is het, in de tweede plaats, vereist dat de veiligheid en de vrijheid van deelnemers is gegarandeerd om zich uit te spreken. In de derde plaats moeten partijen zich tijdig kunnen oriënteren en beschikken over relevante informatie. Mijn ervaring is dat studenten goed op de hoogte zijn van (de keerzijden van) de activiteiten van financiële instellingen zoals ING Bank en PGGM en in staat zijn hun gezichtspunten helder over het voetlicht te brengen. Een vierde en belangrijke voorwaarde is dat er respect is voor de ander als persoon. Je kunt het met elkaar oneens zijn, maar dat laat onverlet dat respect ten grondslag ligt aan een betekenisvolle uitwisseling van standpunten en argumenten.

Afrondend, de kwaliteit van onderwijs en onderzoek is gebaat bij een kritische wetenschap. Die wetenschap heeft oog voor de klimaatuitdagingen van vandaag, maar gaat ook het gesprek met opponenten niet uit de weg – ongeacht of dit bedrijven of NGO’s zijn – en betrekt daar studenten actief bij. Ik begon deze open brief met een verwijzing naar een recent rapport over de governance van ondernemingen vanuit een maatschappelijk perspectief. Het rapport bepleit een grotere mate van betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij de oordeels- en besluitvorming door bedrijven. Ik onderschrijf deze ontwikkeling van harte en stel met enige verbazing vast dat een NGO als EFO juist bepleit om bedrijven te weren uit de maatschappelijke dialoog. Het is ironisch dat een maatschappelijke organisatie die zelf graag gehoord wordt, oproept om haar tegenstrevers uit te sluiten. Tegelijkertijd heeft het iets ironisch dat een symposium over ethiek met als doel het kritisch gesprek te bevorderen met ondernemingen nu zelf voorwerp wordt van een ethische discussie. Het laat mij enigszins sprakeloos achter.

Voetnoten


[1] In dit kader verwijs ik ook naar de uitgangspunten voor een betekenisvolle dialoog, zoals deze zijn geformuleerd door de OESO en de Multilateral Financial Institutions Work Group on Environmental and Social Standards.

Te citeren als

Harry Hummels, “Sprakeloos in een symposium”, Me Judice, 2 juni 2023.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Maastricht University at the Brightlands Maastricht Health Campus. Door Brightlands.

Ontvang updates via e-mail