Van structurele krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt is geen sprake

Onderwerp:
Van structurele krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt is geen sprake image
door 'Gerard Stolk'

De Nederlandse arbeidsmarkt is voorlopig nog erg krap. Toch is er volgens Hugo Erken en Igor Džambo geen sprake van structurele arbeidskrapteOp de lange termijn zorgt de arbeidsdynamiek via het mechanisme van de arbeidsvoorwaardevorming voor een efficiënte arbeidsdeling. Deze transitie naar een nieuw economisch evenwicht kan door ondoelmatig beleid wel lang duren. Om het arbeidsaanbod te vergroten moet werken (meer) lonen.

Inleiding

De Nederlandse arbeidsmarkt is al jarenlang extreem krap. Sinds 2013 is het aantal werklozen meer dan gehalveerd, terwijl het aantal vacatures juist ruim is verviervoudigd (figuur 1). De spanningsindicator van het CBS is zelfs tweemaal zo hoog als tijdens de conjuncturele piek van 2008, toen de krapte op de arbeidsmarkt al als hoog werd beschouwd.

Figuur 1. Arbeidskrapte in historisch perspectief.

Bron: CBS

De arbeidskrapte stelt ondernemers voor grote uitdagingen. Het is de vraag wat de huidige krapte betekent voor de arbeidsmarkt nu en in de toekomst. Hoeveel arbeidspotentieel kan er nog worden aangeboord in Nederland? En is de krapte tijdelijk of structureel van aard door de vergrijzing? In deze bijdrage bekijken we de arbeidsmarkt vanuit het macroperspectief en maken een inschatting van de ontwikkelingen van het arbeidsaanbod. We sluiten af met enkele aanbevelingen voor het overheidsbeleid.

Het Nederlandse arbeidspotentieel

In deze paragraaf kijken we naar het arbeidspotentieel de komende jaren. Met andere woorden: hoeveel extra capaciteit heeft de arbeidsmarkt nog en wat is de verwachte bijdrage van de arbeidsinzet aan de Nederlandse economische groei?

Totaalbeeld: Arbeidsinzet stijgt nog enkele jaren en vlakt vervolgens af

Op basis van de bevolkingsprognoses van het CBS en onze eigen ramingen komen we tot een totaalbeeld voor de economische groeibijdrage van de arbeidsinzet die is weergegeven in figuur 2.

Figuur 2. De bijdrage van factor arbeid aan de economische groei is op korte termijn groot.

Bron: RaboResearch op basis van cijfers van CBS (Arbeidsrekeningen)

Voor 2023 verwachten we dat de extra arbeidsinzet zorgt voor een bijdrage van 1,2 procentpunt aan de bbp-groei.[1] Voor 2024 verwachten we dat de bijdrage van de arbeidsinzet uitkomt op 1,0 procentpunt en voor 2025 op 0,6 procentpunt. Deze bijdragen komen vooral door een toename van de bevolkingsomvang en door een herstel in het aantal gewerkte uren per zelfstandige. Maar we verwachten in deze jaren ook een lichte plus als het gaat om de bijdrage van de arbeidsparticipatie, vooral ingegeven door een verdere stijging van de arbeidsparticipatie onder ouderen. De werkloosheid zal de komende tijd nog wat stijgen tegen de achtergrond van een haperende economie, wat de groeibijdrage van arbeid remt.

Hoewel we verwachten dat het aantal gewerkte uren per werkzame persoon de komende jaren nog wat verder stijgt, zal op de middellange termijn hiervan ook weinig verlichting uitgaan. Er is een grote groep werkenden die aangeeft juist mínder uur per week te willen besteden aan hun baan.

In latere jaren wordt extra economische groei via een verhoging van de inzet van de factor arbeid steeds moeilijker. Participatiegraden kunnen realistisch gezien niet veel verder meer stijgen, de bevolkingsgroei zal afvlakken, de werkloosheid ligt om en nabij de evenwichtswerkloosheid, en  gezien ons welvaartsniveau en de voorkeuren van de Nederlandse bevolking ligt ook een forse stijging van het aantal gewerkte uren niet voor de hand. We verwachten dat vanaf 2030 de groeibijdrage zelfs licht negatief zal worden. Het is ook goed om te benoemen dat de structurele arbeidsinzet zoals die is weergegeven in figuur 2 losstaat van exogene schokken (zoals een pandemie of financiële crisis) die het beeld nog eens drastisch kunnen verslechteren.

In de technische achtergronddocumentatie (download) bij dit rapport staat een uitgebreide toelichting over de werking van de arbeidsmarkt en de wijze waarop onze arbeidsmarktramingen zijn opgezet.

Participatie blijft op peil ondanks vergrijzing

Volgens de bevolkingsprognoses van het CBS zal de Nederlandse bevolking de komende decennia stijgen naar bijna 20 miljoen personen. De vergrijzing van de bevolking is in figuur 3 duidelijk zichtbaar. In 1990 bedroeg het aantal 75-plussers nog 800 duizend personen, wat neerkomt op 5 procent van de totale bevolking. Momenteel is dat aantal verdubbeld en de verwachting is dat de omvang van deze groep stijgt naar 3 miljoen personen in 2050, bijna 15 procent van de totale bevolking.

Figuur 3. Aandeel ouderen in bevolking neemt de komende decennia fors toe.

Bron: CBS

Het aandeel van het oudere deel van de beroepsgeschikte bevolking, de personen in de leeftijd 60 tot 75 jaar, is de afgelopen decennia fors toegenomen (van 12 procent in 1990 naar 18 procent in 2022), maar blijft de komende jaren naar verwachting stabiel. Binnen deze groep is in de groep van 60 tot 65 jaar een duidelijke stijging van de arbeidsparticipatie te zien, van 14 procent in 1995 naar bijna 67 procent in 2022 (zie figuur 4). Verklaringen hiervoor zijn de verhoging van de AOW-leeftijd en het fiscaal onaantrekkelijk maken van vervroegde uittreding. Ook de participatie van 65- tot 74-jarigen is de gelopen jaren gestegen, van 5 procent in 2003 naar 17 procent in 2022.

Vooruitkijkend blijft de gemiddelde arbeidsparticipatie naar verwachting op peil, ondanks de vergrijzing. Dit heeft vooral te maken met de sterke stijging van de participatie van de oudere leeftijdscohorten (60 jaar en ouder). Met name de arbeidsparticipatie van de groep 65- tot 74-jarigen kan de komende tijd nog verder doorstijgen. De participatiegraad van personen tussen de 60 en 65 jaar stabiliseert in onze verwachting al op korte termijn net boven de 70 procent, vooral omdat deze al uitzonderlijk hoog is voor deze specifieke levensgroep, zeker in internationaal perspectief.

Figuur 4. (Bruto) arbeidsparticipatie van personen 60-64-jarigen is spectaculair gestegen.

Bron: CBS (EBB), RaboResearch. Toelichting: De bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). De netto arbeidsparticipatie gaat alleen uit van het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking en is daarom nooit hoger dan de bruto participatie.

Ook zit er nauwelijks nog rek in de participatiegraad van mensen van 25 tot 55 jaar, aangezien in deze groep – afhankelijk van de leeftijd – al tussen de 86 en 90 procent werkt of op zoek is naar een baan. De voornaamste reden om niet deel te nemen aan het arbeidsproces is hier ziekte of arbeidsongeschiktheid.

Tot en met 2025 komen er 135 duizend werkenden bij

Vooruitkijkend verwacht het CBS dat de bevolking tot en met 2025 cumulatief flink zal toenemen met meer dan een half miljoen personen. We gaan uit van een toename van de beroepsgeschikte bevolking met 280 duizend personen, een toename van het aantal werkenden met 135 duizend personen en een toename van het aantal werklozen met 145 duizend personen en een gelijkblijvend aantal inactieve personen van beroepsgeschikte bevolking (zie figuur 5). De oplopende werkloosheid is het gevolg van de afkoeling van de Nederlandse economie. Die zal ondernemers kritischer laten kijken naar hun personeelskosten.

Figuur 5. 135 duizend extra werkenden tot en met 2025.

Bron: RaboResearch op basis van cijfers CBS (Arbeidsrekeningen). Toelichting: Opvallend is vooral de zeer sterke stijging van het aantal werkenden in 2022 (blauwe balken), waar een afname in inactieve personen (gele balken) tegenover staat. Een ander deel van de toename van het aantal werkenden in dit jaar komt door de komst van Oekraïense vluchtelingen, waarvan een heel groot deel werk heeft gevonden (zie ook dit artikel).

Verhogen arbeidsparticipatie vraagt maatwerk en ontzorgen

In het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt wordt vaak gewezen naar het deel van de beroepsgeschikte bevolking dat nu niet werkt en ook niet beschikbaar is voor werk of niet op zoek is naar een baan. Het gaat hier om 3,2 miljoen personen. Zoals blijkt uit figuur 6 bestaat veruit het grootste gedeelte van deze groep uit personen die aangeven niet te willen of kunnen werken vanwege pensioen, studie of ziekte/arbeidsongeschiktheid. Bij een deel van de groep arbeidsongeschikten is zeker sprake van onbenut arbeidspotentieel, maar dit vraagt om meer begeleiding en een andere manier van matchen, waarbij de persoon het uitgangspunt is en waarbij voor deze persoon wordt gezocht naar het meest passende werk. Een deel van de 260 duizend personen die aangeven vanwege zorg gezin/huishouden niet te willen of kunnen werken, is mogelijk bereid om te gaan werken onder de juiste omstandigheden. Bijvoorbeeld door – zonder al te grote financiële consequenties – ontlast te worden in de huidige zorgtaken.

Figuur 6. Grootste deel van niet-werkzame bevolking is niet beschikbaar voor werk, derde kwartaal 2023.

Bron: CBS (EBB)

Gewerkte uren: zelfstandigen leverden sinds corona uren in

Naast de ontwikkeling van het aantal personen dat werkt en naar verwachting zal gaan werken, is het belangrijk om te kijken naar de arbeidsduur per persoon. Zoals blijkt uit kader 1 is het niet vanzelfsprekend dat werkenden voltijds werken. Hoewel het aantal gewerkte uren per werknemer de laatste jaren vrijwel gelijk is gebleven, geldt dat niet voor zelfstandigen: het gemiddeld aantal gewerkte uren per zelfstandige ligt sinds de coronacrisis een stuk lager dan in de jaren ervoor (zie figuur 7). Als we uitgaan van 46 werkweken per jaar is het aantal uur dat zelfstandigen gemiddeld hebben gewerkt per week gedaald van 39 uur net voor de coronacrisis naar 36 uur tijdens en na de coronacrisis.

Figuur 7. Aantal gewerkte uren per zelfstandige is sinds corona niet hersteld. 

Bron: RaboResearch op basis van cijfers van CBS (Arbeidsrekeningen, Polisadministratie en EBB)

We verwachten dat het aantal gewerkte uren van zelfstandigen langzaam maar zeker wel weer herstelt naar het gemiddelde pre-coronaniveau van 38 uur per week (zie figuur 7).[2] Ondanks enige verruiming van de arbeidsmarkt als gevolg van de afkoelende economie, blijft deze behoorlijk krap en blijft er dus veel vraag naar (zelfstandige) arbeid. Daarnaast kan het afbouwen van de fiscale voordelen (zoals de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling) de komende tijd leiden tot een hoger arbeidsaanbod in termen van uren per zelfstandige. We verwachten echter dat dit proces traag verloopt, ook omdat het aandeel mensen dat aangeeft meer uren te willen werken de afgelopen jaren drastisch is gedaald in alle leeftijdscategorieën, met uitzondering van jongeren tussen de 15 en 25 jaar (zie figuur 8). Daarnaast is er een grote groep werkenden die juist minder uren per week wil besteden aan hun baan. Ruim 460 duizend van alle werkende vrouwen wilden in 2021 gemiddeld 9 uur per week minder werken. En maar liefst meer dan 740 duizend werkende mannen – bijna één op de vijf – wilden hun werkweek zelfs met gemiddeld 13 uur inkorten (zie CBS (2022)).

Figuur 8. Steeds kleiner aandeel mensen wil meer uur werken.

Bron: CBS

Kader 1: Nederland kampioen deeltijdwerk

Het aandeel voltijdwerkers (met een contract van 35 uur of meer) in de werkzame beroepsbevolking is al ruim tien jaar stabiel op 52 à 53 procent. Dat betekent dat het aandeel deeltijdwerkers ruim 47 procent is. Nederland heeft daarmee het hoogste percentage deeltijdbanen van Europa.

Binnen de groep deeltijdwerkers is de afgelopen jaren wel een flinke verschuiving geweest in het aantal gewerkte uren. Zo is het aandeel deeltijdwerkers met een contract van 28 tot 35 uur per week in de totale werkzame beroepsbevolking tussen 2013 en 2023 met 5 procentpunt toegenomen. Deze toename komt bijna volledig voor rekening van de groep deeltijdwerkers met een contract van minder dan 12 uur per week, die haar aandeel met bijna 4 procentpunt zag afnemen.

Structurele arbeidsmarktkrapte bestaat niet

Hoewel de vergrijzing langdurig haar weerslag zal hebben op de krapte op de arbeidsmarkt, is deze niet structureel van aard. Structurele arbeidskrapte zou zich alleen kunnen voordoen als er sprake is van een vaste hoeveelheid werk dat over mensen verdeeld moet worden in een economie. Dat is echter niet het geval (zie kader 2).

Kader 2: De vaste banenillusie

Het beeld van een vaste hoeveelheid banen in een economie is hardnekkig. In tijden van oplopende werkloosheid wordt steevast gepleit voor maatregelen voor de vervroegde uittreding van ouderen om plaats te maken voor jongeren. In de jaren zeventig ging het om de bekende en beruchte VUT-regeling, maar ook recenter na de eurozonecrisis en de coronacrisis waren deze geluiden te horen. Maar ook de bewering dat immigranten onze banen inpikken (zie Time, 2017) of de bewering dat de vergrijzing leidt tot een structureel tekort aan gekwalificeerde mensen passen in dit rijtje. Tot slot wordt de angst voor technologische vooruitgang (zoals automatisering, robotisering en AI) vaak gevoed door te wijzen op de enorme vernietiging van werkgelegenheid die dit tot gevolg zou hebben (Brynjolfsson en McAfee, 2014).

Vaste banenillusie

Het idee van een vaste hoeveelheid werk in een economie werd al in de 19e eeuw door economen verworpen (zie bijvoorbeeld Schloss, 1891) en wordt wel de ‘lump of labor fallacy’ genoemd, vrij vertaald de vaste banenillusie. Op lange termijn wordt de hoeveelheid werk in een economie namelijk bepaald door het arbeidsaanbod. De vraag naar arbeid past zich, via het loonmechanisme, automatisch daarop aan. Het bewijs dat er geen vaste hoeveelheid werk is in een economie is klip en klaar wanneer we kijken naar de sterke toestroom van vrouwen op de arbeidsmarkt vanaf de jaren zeventig, waarbij er met name een versnelling zat in de jaren negentig. Als er sprake zou zijn van een vaste hoeveelheid werk, dan zou er een belangrijke mate van verdringing hebben plaatsgevonden in de werkgelegenheid van mannen waarvan de participatiegraad al op meer dan 90 procent lag. Dit hebben we niet gezien. De arbeidsmarkt wist de enorme toestroom van vrouwen te absorberen (zie figuur 9). Een ander voorbeeld is de impact van technologie op de werkgelegenheid. Technologische doorbraken zoals de stoommachine, de lopende band, de computerchip en artificial intelligence zorgen voor flinke verstoringen op de arbeidsmarkt, maar uiteindelijk zorgen deze ontwikkelingen niet structureel voor een hogere werkloosheid. Evenals dat de afschaffing van de fiscale voordelen van de VUT in 2006 niet heeft geleid tot hogere jeugdwerkloosheid (zie Haring, 2018).

Figuur 9. Hogere participatie van vrouwen in de jaren negentig heeft niet tot massawerkloosheid van mannen geleid.

Bron: OESO, Macrobond, RaboResearch
 

 Arbeidsmarktdynamiek

De arbeidsmarkt is veel flexibeler dan op het eerste oog lijkt (figuur 10). Maandelijks verandert het aantal werklozen slechts met gemiddeld enkele duizenden personen, maar onderliggend verliezen iedere maand gemiddeld 130 duizend mensen hun baan, terwijl er gemiddeld 165 duizend juist werk vinden vanuit werkloosheid. Daarnaast betreden en verlaten iedere maand ook nog eens ongeveer honderdduizend personen de arbeidsmarkt en wisselen ieder kwartaal 300 tot 400 duizend personen van werkgever.

Figuur 10. Arbeidsmarktstromen vele malen groter dan werkloosheidsverandering. 

Bron: Eurostat, Macrobond, RaboResearch

Deze dynamiek zorgt voor een efficiënte verdeling van arbeid (en kapitaal) in een economie, waarbij het loonmechanisme van cruciaal belang is. Stel dat twee verschillende sectoren beide kampen met een gebrek aan personeel. Dan zorgt dit voor opwaartse druk op de lonen en secundaire arbeidsvoorwaarden, maar de mate waarin dit geaccommodeerd kan worden per sector hangt af van de winstgevendheid en productiviteitsgroei. Als een bedrijf niet mee kan in de concurrentiestrijd om personeel, omdat het geen betere arbeidsvoorwaarden kan bieden dan concurrerende sectoren of bedrijven in dezelfde sector, zal het bedrijf ofwel moeten investeren in arbeidsbesparende technologie ofwel de productie moeten afschalen en krimpen. Daarom kan er van structurele krapte nooit sprake zijn. Op de lange termijn zorgt de arbeidsdynamiek via het mechanisme van de arbeidsvoorwaardevorming voor een efficiënte arbeidsdeling en krimpen onsuccesvolle bedrijven en sectoren, terwijl de succesvolle juist kunnen groeien.

Verstoringen van arbeidsmarktdynamiek

Er zijn uiteraard wel situaties waardoor het arbeidsmarktmechanisme zoals hierboven beschreven niet optimaal functioneert. Zo kan het voorkomen dat de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in publieke of semipublieke sectoren achterblijft bij de marktsector, maar ook hiervoor geldt dat dit geen structureel fenomeen is (zie Zeilstra, Elbourne en Hers, 2014). Ook kan inconsistent en ineffectief overheidsbeleid de arbeidsmarktdynamiek verstoren, bijvoorbeeld door het bieden van fiscale voordelen voor zelfstandigen (bijvoorbeeld via de zelfstandigenaftrek). Of door de ongelukkig uitgepakte aanbodbeperkende maatregelen van de jaren tachtig (zoals de VUT-regeling) tegenover de succesvollere werkverruimende insteek van de jaren negentig om dezelfde soort onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt – in dit geval hoge werkloosheid – op te lossen (zie Theeuwes, 2010). Naast de lage renteomgeving, hebben werktijdverkortingsmaatregelen, zoals de deeltijd-WW en de NOW-regeling, er misschien ongewild toe geleid dat het aantal zombiebedrijven het afgelopen decennium fors is toegenomen (zie Albuquerque, Iyer, 2023). Met alle gevolgen van dien voor de productiviteitsgroei, maar ook voor de arbeidsmarktdynamiek. Daarnaast kan er sprake zijn van een kwalitatieve mismatch op de arbeidsmarkt. Dit betekent dat sectoren die kampen met arbeidsschaarste op zoek zijn naar mensen met specifieke vaardigheden die overschotsectoren niet op korte of middellange termijn kunnen leveren. Waar in het verleden weinig sprake leek te zijn van mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt (zie Erken, Van Loon en Verbeek, 2015), zou dit opnieuw onderzocht moeten worden voor de periode na 2014. Ook is aanvullend onderzoek gewenst om te achterhalen waarom werkgelegenheidsverschuivingen in Nederland negatief zijn geweest en of deze verschuivingen kwamen doordat de arbeidsmobiliteit minder gevoelig is geworden voor loonprikkels.

Voor krapte is migratie geen structurele oplossing

Het afschalen van productie bij ondernemers roept in veel gevallen weerstand op en leidt tot een roep om het arbeidsaanbod te accommoderen via bijvoorbeeld goedkope arbeidsmigranten. Op korte termijn kunnen deze arbeidsmigranten soelaas bieden voor bedrijven in bedrijfstakken met een lage winstgevendheid en lage productiviteitsgroei. Tegelijkertijd doen migranten, als ze zich permanent in Nederland vestigen, ook een beroep op voorzieningen, wat de huidige en toekomstige vraag naar arbeid weer verhoogt (Kremer et al., 2023). Hiermee wordt het krapteprobleem niet opgelost (Hasekamp, 2023). Daarbij speelt ook dat met elke tien arbeidsmigranten van buiten de EU zes gezinsmigranten meekomen, van wie de arbeidsparticipatie slechts op 24 procent ligt (Van Winden, 2023). Daar staat tegenover dat het aantrekken van kennismigranten belangrijk is voor de concurrentiepositie van sommige Nederlandse bedrijfstakken, zoals de machinebouw, om zo te kunnen voldoen aan de structurele vraag naar personeel met hoogwaardige vaardigheden (zie Bakens en Fouarge, 2022). Zie voor een uitgebreidere analyse van de rol van migratie voor de Nederlandse arbeidsmarkt: Bijkerk, Džambo en Treur (te verschijnen).

Samenvatting en aanbevelingen

De Nederlandse arbeidsmarkt is al jaren extreem krap en er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat het tekort aan arbeidskrachten snel zal afnemen. De bijdrage van arbeidsinzet aan de economische groei is tot en met 2025, met gemiddeld 0,9 procent per jaar, naar verwachting aanzienlijk. Dit is onder de aanname van ongewijzigd beleid, waarbij de pensioenleeftijd bijvoorbeeld gekoppeld blijft aan de levensverwachting en niet teruggaat naar 65 jaar. Deze hoge bbp-groeibijdrage van de factor arbeid komt door een combinatie van bevolkingsgroei, verdere stijging van de arbeidsparticipatie door vooral ouderen (60 jaar en ouder), en herstel in het aantal gewerkte uren van zelfstandigen. De groei van het arbeidsvolume vindt echter vooral plaats in lager dan gemiddeld productieve sectoren, waardoor de arbeidsproductiviteitsgroei op termijn verder afneemt.

Om deeltijdwerkers te stimuleren om meer uren te maken is het belangrijk om ons belasting- en toeslagenstelsel drastisch te herzien, zodat meer werken ook voor lagere middeninkomens daadwerkelijk loont [...] Van groot belang is ook een betere afstemming van de maatschappij op gezinnen met fulltime werkende ouders.

De groei van het arbeidsvolume is in het verleden sterk gedreven door een toename van de arbeidsparticipatie. Vooruitkijkend verwachten we dat er amper nog rek zit in de arbeidsparticipatie van personen in de leeftijdsgroep van 25 tot 55 jaar, aangezien de meeste mensen in deze groep al werken. Ook bij jongeren (15-24 jaar) en ouderen (55 jaar en ouder) zal de toenemende participatiegraad de komende paar jaar het plafond bereiken. De voornaamste reden voor 25- tot 55-jarigen om niet deel te nemen aan het arbeidsproces is ziekte of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Voor velen van hen is maatwerk waarschijnlijk nodig om de stap terug naar de arbeidsmarkt te kunnen maken. Maatwerk dat wellicht ook een deel van de 260 duizend personen richting de arbeidsmarkt kan stimuleren die aangeven niet te kunnen of te willen werken vanwege zorg voor gezin en/of huishouden.

Hoewel we verwachten dat het aantal gewerkte uren per werkzame persoon de komende jaren nog wat verder stijgt, zal op de middellange termijn hiervan ook weinig verlichting uitgaan. Er is een grote groep werkenden die aangeeft juist mínder uur per week te willen besteden aan hun baan, ondanks dat deeltijdwerkers de afgelopen tien jaar naar verhouding beduidend meer uren per week zijn gaan werken.

Om deeltijdwerkers te stimuleren om meer uren te maken is het belangrijk om ons belasting- en toeslagenstelsel drastisch te herzien, zodat meer werken ook voor lagere middeninkomens daadwerkelijk loont (zie Van De Ven & Van Dijk, 2023). Nog los van de hoogte van belastingen en toeslagen zorgt ook de complexiteit van het stelsel ervoor dat het soms lastig in te schatten is wat de invloed van meer uren is op het uiteindelijke inkomen.

Het gratis maken van kinderopvang is ook drempelverlagend, maar zuiver bezien vanuit het effect op het arbeidsaanbod is dit een kostbare maatregel met relatief weinig impact (zie Van Rijn et al., 2023). De baten liggen deels op andere vlakken, zoals de vermindering van kansenongelijkheid. Van groot belang is ook een betere afstemming van de maatschappij op gezinnen met fulltime werkende ouders (denk aan openingstijden van scholen, gezondheidsinstellingen of ondersteuning in de huishouding).

Ook werkgevers zijn aan zet: flexibiliteit van werkuren én een gelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt spelen ook een essentiële rol (zie interview met Nobelprijswinnaar Claudia Goldin). Zo is het om rooster-technische redenen soms lastig om meer uren te werken in het onderwijs of in de zorg (zie Stichting Het Potentieel Pakken, 2020). Dit vereist een andere organisatie van het werk.

Tot slot laten onze prognoses zien dat op de langere termijn de mogelijkheid om economisch te groeien via de extra inzet van arbeid steeds verder terugloopt. Daarom is het van groot belang om zo snel mogelijk beleid in te zetten dat de arbeidsproductiviteitsgroei stimuleert (zie Erken, te verschijnen).

Voetnoten


[1] De groei van het arbeidsvolume vindt echter vooral plaats in lager dan gemiddeld productieve sectoren, waardoor de arbeidsproductiviteit in 2023 waarschijnlijk is gedaald en de totale bbp-groei (met naar verwachting 0,1 procent) veel lager uitkomt dat de bbp-groeibijdrage van alleen de factor arbeid. 

[2] Meer toelichting op de methodiek om het aantal gewerkte uren per werkzame persoon te ramen is terug te vinden in de technische bijlage.

Referenties

Albuquerque, B. en R. Iyer (2023). The Rise of the Walking Dead: Zombie Firms Around the World. IMF.

Bakens, J. en D. Fouarge (2022). Huidige vacatures zijn slechte raadgever voor studiekeuze. ESB, 107(4809), 211-213.

Bijkerk, S., I. Džambo, L. Treur (te verschijnen). Maatregelen tegen arbeidsmarktkrapte. Rabobank

Brynjolfsson, E. en A. McAfee (2014). The Second Machine Age. Work, Progress, and Prosperity in a Time of Brilliant Technologies. MIT press.

Erken, H., E. van Loon en W. Verbeek (2015). Mismatch on the Dutch Labour Market in the Great Recession. De Economist, 163, 435-459.

Erken, H. (te verschijnen). Lage arbeidsproductiviteitsgroei door ongunstige ontwikkeling economische structuur. Rabobank

Haring, B. (2018). Persoonlijke samenvatting van het SCP- & CPB-rapport over "verdringing"

Hasekamp, P. (2023). Arbeidsmigratie vraagt beleidskeuzes én handhaving. CPB.

Kremer, J., G. Muskee, B. Kok en M. Imandt (2023). De oplossing voor langdurige krapte is minder arbeidsvraag. ESB, 108(4826), 484-486.

Rijn, J. van, J.H. van Dijk en J.J. van Dijk (2023). Inkomensafhankelijke ouderbijdrage beter dan kabinetsplan kinderopvang. ESB, 108 (4827S), 60-65.

Schloss, D.F. (1891). Why working-men dislike piece-work. The Economic Review, 1(3), 311-326.

Stichting Het Potentieel Pakken (2020). Het potentieel pakken in de zorg. De kansen rondom grotere deeltijdbanen.

Time (2016). Nothing Donald Trump Says on Immigration Holds Up.

Theeuwes, J. (2010). Het wantrouwen van het loonmechanisme. ESB.

Ven, Y. van de, en J.J. van Dijk (2023). De belastingen op arbeid zijn complex, onrechtvaardig en belemmeren méér werken. ESB, 108(4821), 212-215.

Winden, P. van (2023). Gezinsmigratie volgt vooral op arbeidsmigratie. ESB.

Zeilstra, A., A. Elbourne en J. Hers (2023). Overheidslonen volgen marktlonen. CPB Policy Brief 2014/12.

Te citeren als

Hugo Erken, Igor Džambo, “Van structurele krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt is geen sprake”, Me Judice, 23 januari 2024.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
door 'Gerard Stolk'

Downloads

Ontvang updates via e-mail