Investeren in menselijk kapitaal komt onder druk te staan
Nederland staat aan de vooravond van een periode met structureel lagere
economische groei dan we in het verleden zagen. Die lagere groei heeft
vooral te maken met het trager groeiende arbeidsaanbod. De potentiële
beroepsbevolking, de mensen tussen 20 en 65, groeide altijd. Zo waren dat
in 1990 zo’n 9 miljoen mensen, nu zijn het zo’n 10 miljoen mensen. De
komende decennia schommelt de potentiële beroepsbevolking zo rond die 10
miljoen mensen. Een toenemende arbeidsparticipatie heeft de werkgelegenheid
in de afgelopen decennia extra gestuwd: veel meer vrouwen gingen werken en
met name de laatste jaren werken mensen door tot op een hogere leeftijd.
Het aantal werkenden groeide dus sterker dan de potentiële
beroepsbevolking. In de komende decennia stijgt de pensioenleeftijd naar
verwachting minder snel dan de afgelopen jaren. De arbeidsparticipatie van
vrouwen lijkt nauwelijks meer toe te nemen. Dit betekent dat de groei in
Nederland nog nauwelijks zal komen van een groeiend aantal werkenden.
De totale hoeveelheid en kwaliteit van ons ‘menselijk kapitaal’ neemt de komende decennia duidelijk minder sterk toe dan in de afgelopen decennia en remt zo het Nederlands groeipotentieel.
Daarnaast is er het risico dat de kwaliteit van het arbeidsaanbod
stagneert. Het aandeel hoogopgeleiden is de afgelopen decennia flink
gegroeid, maar stagneert nu rond de 40 procent in het initieel onderwijs. De
leeftijd van een gemiddelde werkende loopt intussen flink op. Een
gemiddelde werkende is nu 41, dat was in 1990 nog 36 jaar. Er zijn meer
vijftigers dan dertigers aan het werk. Dat is helaas geen goed nieuws voor
het gemiddelde lerend vermogen van werkenden, omdat mensen na hun vijftigste weliswaar over veel kennis beschikken, maar hun intelligentie
geleidelijk afneemt (Hartshorne & Germine, 2015). Ook heeft een oudere werkende een korte tijdshorizon. De periode dat een
investering in hun menselijk kapitaal (zoals een dure opleiding volgen en
de opportuniteitskosten van afwezigheid op het werk) zich kan uitbetalen is
korter voor wie dichter bij de pensioenleeftijd zit. Dat zal geleidelijk
voor een steeds groter deel van de beroepsbevolking gelden. Vergrijzing
ontmoedigt zo de investeringen in menselijk kapitaal.
Het aandeel mensen met een vast contract is nu nog zo’n 62 procent, en vooral
middelbaar en lageropgeleiden moeten het doen met tijdelijke of
nulurencontracten. Mensen in zo’n los verband blijken minder in hun
verdienvermogen te investeren (De Grip et al., 2018). Ook dat remt de totale investeringen in ons menselijk kapitaal.
Kortom: de totale hoeveelheid en kwaliteit van ons ‘menselijk kapitaal’
neemt de komende decennia duidelijk minder sterk toe dan in de afgelopen
decennia en remt zo het Nederlands groeipotentieel. Dit terwijl we de
afgelopen jaren al zwakkere groei en een kleinere bijdrage van
investeringen in menselijk kapitaal hebben gezien (figuur 1).
Figuur 1: Bijdragen aan de economische groei (bijdrage aan gemiddelde bbp-volumegroei per jaar in procentpunten)
![bijdragen groei bbp bijdragen groei bbp](http://www.mejudice.nl/images/default-source/personalia/bijdragegroeiing.png)
Bron: ING Economisch Bureau (2019a), eigen berekeningen op basis van CBS groeirekeningen.
Niet alleen het personeelsbestand van de BV Nederland vergrijst. Het
aandeel ondernemers van 25-35 jaar halveerde van 1996 tot 2015 (ING Economisch Bureau, 2015). Het aantal ondernemers tussen de 55 en 65 jaar
vertoont daarentegen een stijging van 13 procent in 1996 naar 21 procent in 2015. De
gemiddelde tijdshorizon van ondernemers wordt dus ook korter, en dat is
geen goed nieuws voor de investeringsbereidheid. Dat geldt voor
investeringen in machines en materieel, maar ook voor investeringen in
mensen. Want een korte tijdshorizon en risico nemen gaan slecht samen.
Bovendien staan sommige sectoren, zoals de non-food retail via fysieke
winkels structureel onder druk (ING Economisch Bureau, 2019b). Veel werkgevers zijn dan vooral bezig zelf het
hoofd boven water te houden, en hebben mogelijk niet de middelen om hun
personeel op weg te helpen richting een volgende baan. Het lijkt dus niet
altijd realistisch om te verwachten dat de werkgever voor de werknemer kan
en wil helpen bij het kiezen van en financieren van een investering in
zichzelf en hun toekomstig verdienvermogen.
Voor Nederland bestaat dus het risico dat de investeringen in menselijk
kapitaal de komende jaren extra onder druk staan. Dit terwijl menselijk
kapitaal voor ons toekomstige arbeidsproductiviteitsontwikkeling van groot
een belang kan zijn, zoals ook
Garretsen (2019)
en
Erken & Groenewegen (2019)
illustreren.
Bestaande oorzaken voor onderinvesteringen in menselijk kapitaal
Veel economische analyses tonen aan dat er vanuit welvaartsperspectief te
weinig wordt geïnvesteerd in scholing. Dat wordt vaak toegeschreven aan het
bestaan van externe effecten: het maatschappelijk rendement op een
investering daarin is groter dan het private rendement (zie bijvoorbeeld CPB, 2009
en
CPB, 2018
). [1]
Niet alleen het individu (via een hogere toekomstig inkomen), maar ook de
economie als geheel profiteert van een hogere productiviteit: mensen met
een hogere opleidingsniveau dragen bijvoorbeeld hun kennis ook over op
anderen of zorgen voor innovaties die andere werkenden productiever maken.
Van de extra groei profiteert via de belastingopbrengsten ook de schatkist.
Dit is een reden voor de overheid om de volwassenenopleidingen in ieder
geval voor een deel te subsidiëren, zeker als dit bijdraagt aan duurzame
inzetbaarheid, een situatie waarin ouder wordende mensen langer productief
actief kunnen zijn op de arbeidsmarkt.
Een andere reden voor lage investeringen kan de risicoperceptie zijn:
iemand die veel geld uitgeeft aan scholing zal daar gemiddeld veel
rendement op maken, maar heeft vooraf geen zekerheid. Er is dan geen
mogelijkheid om ‘sunk cost’ te gelde te maken. Als mensen die risico’s niet
willen dragen (ook al is dit misschien niet rationeel), dan komen de
investeringen in scholing dus niet tot stand. (Zie bijvoorbeeld
CPB, 2017).
De lage investeringen in menselijk kapitaal betekenen dat de vraag naar
scholing voor volwassenen beperkt is. Het aanbod van volwassenenaanbod laat
ook geen uitbundige groei zien. De universiteiten kiezen bijvoorbeeld vaker
voor het aantrekken van grote hoeveelheden buitenlandse studenten, die voor
de instelling zeer rendabel zijn. Met het bestaande onderwijsaanbod wordt
dan een grotere groep afnemers bediend. Het ontwikkelen van modulair
onderwijs, bijvoorbeeld in de avonduren, legt het af tegen de ‘quick win’
van de buitenlandse studenten.
Juist in aanbod volwassenenopleidingen, afgestemd op het feit dat zij
vaak al een baan hebben en juist daarnaast of tussendoor willen leren,
zou meer geïnvesteerd kunnen worden.
Tot slot speelt de ondoorzichtigheid van de markt mee. Een volwassene die
scholing wil volgen, kan op dit moment namelijk niet goed het antwoord
vinden op de volgende vragen:
- Naar welke mensen is op dit moment op de arbeidsmarkt veel vraag?
- Wat hebben die mensen precies voor kennis en vaardigheden?
- Wat is de beste plek om die snel en gericht op te doen?
Zo is er volgens schattingen bijvoorbeeld behoefte aan zo’n 500 audiciens,
maar verwachten OCW en Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven dit jaar slechts 95 afgestudeerden in deze vakopleiding (FD, 2019).
In economentermen betekent dit dat de zoekkosten (een vorm van
transactiekosten) hoog zijn, en de informatie-asymmetrie ook (de afnemer
weet niet zeker of hij waar voor zijn geld krijgt). De markt kan daardoor
niet een voldoende omvang krijgen.
De deeloplossing: een online makelaar voor volwassenenonderwijs
Hoewel we weten dat er in de onderinvesteringen in onderwijs meerdere
oorzaken een rol spelen (en dus meerdere oplossingen noodzakelijk zijn,
zoals Jan Tinbergen ons leerde), verwachten we van één specifieke
deeloplossing uiteindelijk een hoog maatschappelijk rendement.
De economische literatuur leert dat bij een markt met te hoge
transactiekosten de markt beter kan worden door een ‘makelaarsfunctie’ te
organiseren. Dat bestaat al voor de vrije tijdssector. Wie een vakantie wil boeken, kan
daarvoor terecht op een tamelijk overzichtelijk aantal websites
(Tripadvisor, Booking, Zoover, Airbnb), waarop vrij helder het aanbod van
bestemmingen en reviews daarvan te vinden is. Ze verlagen de
transactiekosten en de informatie-asymmetrie van deze ervaringsgoederen. Zo
maken ze het veel aantrekkelijker om de aangeboden diensten af te nemen. Ze
maken de markt daarmee “perfecter”.
Voor de scholingsmarkt voor volwassenen bestaat echter geen goed werkende
online makelaar, waar de vragers (volwassenen met een scholingswens) het
aanbod (publieke en private onderwijsaanbieders) vinden en hun kwaliteit
goed kunnen vergelijken. Er zijn wel initiatieven, zoals Springest,
Tiptrack, KiesMBO, Studiekeuze123 en Nationaleberoepengids.nl, maar geen
van allen is vergelijkbaar in compleetheid, overzichtelijkheid,
betrouwbaarheid van reviews en gemak met een platform als Tripadvisor.
Ze lijden vaak aan een probleem dat veel platformen hebben: zowel
aanbieders als vragers moeten in grote hoeveelheden op het platform zitten,
om te zorgen dat dit werkt. Volwassenen die willen leren, weten dus niet
waar ze dat kunnen doen, laat staan dat ze weten waar ze goed en gericht
onderwijs kunnen volgen.
Het opstarten van een platform is als kernfusie
Het opzetten van een nieuw platform dat vraag en aanbod matcht, vraagt een
goede ‘technische’ kwaliteit (prettige interface, betrouwbare
zoekresultaten) en bovenal een enorm marketingbudget. Vragers en aanbieders
moeten in eerste instantie met veel moeite naar het platform getrokken
worden. Het proces van de groei van een platform is als kernfusie:
aanvankelijk moet er veel energie in, maar uiteindelijk levert het (voor
het overlevende platform) veel op.
Normaal gesproken is er voor aanbieders (in dit geval de aanbieders van
scholing) een prikkel om een platform te gebruiken als marketingkanaal. Dit
kan goedkoper zijn dan het doen van eigen marketing, zoals advertenties. De
onderwijsaanbieders, zoals we hierboven zagen, geven het laten groeien van
het volwassenenonderwijs echter niet altijd de eerste prioriteit. Dit
betekent dat de kans dat een dergelijk volwassenenonderwijsplatform privaat
tot stand komt en succesvol is, gering is. De marktprikkels zijn simpelweg
te klein.
Het proces van de groei van een platform is als kernfusie: aanvankelijk moet er veel energie in, maar uiteindelijk levert het veel op.
Dat betekent dat de markt voor (volwassenen)onderwijs dus te klein blijft,
waarmee de potentiële positieve externe effecten van scholing voor
volwassenen uitblijven. Alle reden dus voor overheidsinterventie. En die
interventie kan effectief en doelmatig zijn, daar de overheid publieke
onderwijsinstellingen kan verplichten hun aanbod in het platform te
etaleren. Zo’n publieke ingreep beperkt de kosten van het overtuigen van
scholingsaanbieder om mee te doen, kosten waar huidige private initiatieven
tegenaan lopen.
Voor de overheid is met een relatief lage investering in potentie een groot
maatschappelijk rendement te halen: een platform dat vraag en aanbod op de
markt voor volwassenenonderwijs samenbrengt, kan de transactiekosten en
informatie-asymmetrie danig verlagen, en zo een beter werkende ‘markt’ voor
volwassenenonderwijs creëren.
Daarbij kan het toegenomen gemak en de betere aansluiting op de gewenste
kwaliteit zorgen dat meer mensen aan het leren slaan. Dan geeft de
groeiende vraag onderwijsinstellingen een prikkel om hun aanbod te
vergroten. Het verbeterde inzicht in de kwaliteit geeft hen ook een prikkel
om daarin te investeren. Zo kan de onderinvestering in menselijk kapitaal
beperkt worden en de kwantiteit en kwaliteit van het arbeidsaanbod stijgen.
Via een hogere arbeidsproductiviteit kan dit de economische groei
versterken.
Het bestaan van online platformen helpt het toerisme een grote vlucht te
nemen. Het boeken van een geslaagd weekendje weg was nog nooit zo
gemakkelijk, door het bestaan van online wegwijzers. Het kiezen van een
goede opleiding als volwassene is nog altijd een ingewikkelde zoektocht.
Met een ‘Tripadvisor’ voor de scholingsmarkt voor volwassenen moet
Nederland toch in staat zijn om het leren van volwassenen een stuk
gemakkelijker en gerichter te maken? Wij denken er graag verder over mee.
Voetnoot:
[1]
Helaas is er weinig empirisch onderzoek over het rendement op scholing van
werkenden en is dit daarom tevens een pleidooi voor meer van dergelijk
onderzoek. Het CPB (2016) concludeerde bijvoorbeeld dat er geen studies
zijn die onderzoeken of op- of omscholing arbeidsproductiviteitswinsten of
loonsverhogingen veroorzaakt bij werkenden. Voor bedrijfsspecifieke
cursussen, in het bijzonder voor lager opgeleiden, en informeel leren, zou
er wel enig onderzoek zijn dat een positief effect op de
arbeidsproductiviteit suggereert.
Referenties:
CPB (2009). Privaat en sociaal rendement onderwijs, CPB-notitie, 2 november 2009:
CPB (2016). Kansrijk onderwijsbeleid, Den Haag: Centraal Planbureau:
CPB (2017). Discontovoet onderwijs, CPB Notitie, 27 november 2017, Den Haag.
CPB (2018). The scope of the external return to higher education, CPB Discussion Paper 381, Den Haag.
Erken & Groenewegen (2019). 50 miljard euro investeren in onderwijs eninnovatie verdubbelt economische groei, Me Judice, 3 oktober 2019.
Financieele Dagblad, (2019). Wie wil er nog orthopedisch schoentechnicusworden?, 13 september 2019.
Garretsen, H. (2019). Een pleidooi voor indirect innovatiebeleid, Me Judice, 26 september 2019.
Grip, A. de, Belfi, B., Fouarge, D., Künn, A., Peeters, T., & Poulissen, D. (2018). Levenslang leren en competentieontwikkeling: Beleidsrapport. (ROA Reports; No. 008). Research Centre for Education and the Labour Market:
ING Economisch Bureau (2019a). De groei die we willen, Amsterdam.
ING Economisch Bureau (2019b). Nieuwe strijd staat voor de deur in onlineretail, Amsterdam.