Morele winnaar
Hij was wellicht de morele winnaar, maar uiteindelijk verloor Paul Polman
de strijd op punten. Wie het verhaal leest over de gedreven topman van
Unilever in Jeroen Smits Het grote gevecht, ziet een clash tussen
twee werelden. De wereld van het aandeelhouderskapitalisme en die van het
belanghebbendenkapitalisme. Het is een strijd die kenmerkend is voor
beursgenoteerde ondernemingen. Polman trachtte beide werelden te verbinden,
maar de brug die hij bouwde raakte in 2017 ernstig beschadigd na het bod
van Kraft Heinz op de aandelen van de Nederlands-Britse multinational.
Polman bond in, kwam tegemoet aan de eisen van de aandeelhouders en
verkocht de Nederlandse boter- en margarinetak van het concern.
Macht aandeelhouders
Het belang van de aandeelhouders lijkt de boventoon te voeren in het
hedendaags ondernemen. Dat is wel eens anders geweest. We hoeven niet eens
heel ver terug te gaan in de tijd om te zien dat ondernemingen in het
verleden een meer publieke functie vervulden. Hun economische functie stond
in dienst van de samenleving. Daar werd ook op gelet bij het verlenen van
een vergunning aan de onderneming – eerst door Koninklijke Bewilliging en
vanaf 1928 via de ministeriële verklaring van geen bezwaar.
Zolang bedrijven niet openlijk in strijd handelden met de wet of het algemeen belang, kunnen ze in de regel hun goddelijke gang gaan.
Naamloze en
besloten vennootschappen konden namelijk hun risico’s afwentelen op de
samenleving door beperking van de aansprakelijkheid. De verklaring werd in
2011 afgeschaft, maar was ver daarvoor al verworden tot een marginale
toetsing. Zolang bedrijven niet openlijk in strijd handelden met de wet of
het algemeen belang, kunnen ze in de regel hun goddelijke gang gaan. Dat
leidt soms tot serieuze maatschappelijke problemen – zoals het dumpen van
duizenden vaten gif door Philips Duphar in de Volgermeerpolder, het
boekhoudschandaal van Ahold of de gebrekkige controle op witwassen bij ING
Bank. Soms leidt een gebrek aan maatschappelijke zin tot systemische
problemen zoals klimaatverandering, de in 2008 ontstane financiële crisis
en meer recentelijk de stikstofuitstoot. Het gaat hier om meer dan
excessen. Bedrijven lijken telkens het randje van het toelaatbare op te
zoeken. Ze zetten hun hulpbronnen met regelmaat zo in dat de nagestreefde
economische groei de uitputting van mens, milieu en maatschappij snel
dichterbij brengt. Zo nam de CO2-uitstoot in Nederland volgens
het CBS, ondanks de afspraken in Parijs, in diverse kwartalen in 2017, 2018
en 2019 toe in plaats van af, vermindert de biodiversiteit en kunnen
jongeren vaker de steeds toenemende werkdruk niet aan – met name hoger
opgeleiden. Want hoelang kun je jonge beloftevolle accountants, advocaten
of adviseurs vijftig tot zestig uur onder druk laten werken in een systeem
dat zich kenmerkt door ‘up or out’? De reactie op crises en uitwassen is
vrijwel altijd voorspelbaar: als het kalf verdronken is, dempen we de put.
Na de boekhoudschandalen deden de compliance officers hun intrede op de
bestuursvloeren van bedrijven, enkele jaren later gevolgd door financiële
risico managers. Het is slechts een kwestie van tijd voordat climate
officers hun intrede doen binnen de C-Suite van milieugevoelige bedrijven
en corporate culture officers in bedrijven waar het menselijk kapitaal de
centrale productiefactor is.
Witboek
In de afgelopen dertig jaar heeft zich langzaam maar zeker een
tegenbeweging ontwikkeld. In de kern draait deze tegenbeweging om aandacht
voor de belangen van andere stakeholders dan louter de aandeelhouders.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid zijn niet meer weg
te denken uit het hedendaagse bedrijfsparadigma, maar stellen daarbij de
fundamentele oorzaken van de maatschappelijke en milieu-uitdagingen niet
ter discussie. Economische groei en winst staan centraal en worden gezien
als de raison d’être van het ondernemen. Door hun aandacht voor
maatschappelijke verantwoordelijkheid worden slechts de scherpe randjes wat
bijgevijld. Het recent verschenen witboek In de ogen van de ander
laat zien dat er ook bedrijven zijn die het paradigma van het winst-groei
model ter discussie stellen en werken vanuit een streven naar het welzijn
van anderen. Dit streven wordt aangeduid als agapè – een van de
vier vormen van liefde die werden onderscheiden in de Griekse oudheid.
Agapè
In zijn oorsprong verwijst het begrip agapè – de Griekse vertaling van het Hebreeuwse begrip ‘ahava’ – naar de alomvattende liefde van God voor de mensheid. Het begrip is geleidelijk getransformeerd naar een liefde van de mens voor andere mensen, de natuur, of de samenleving. Daarbij gaat het begrip verder dan begrippen als compassie, empathie of welwillendheid. Agapè omvat deze termen maar manifesteert zich tevens in daden die het gericht zijn op het bevorderen van het welzijn van de ander. Daarbij geldt wel als randvoorwaarde dat de ander wel eerst gehoord moet worden en dat de gerichtheid op haar of zijn welzijn uitdrukking geeft aan de wil van de ander.
|
Het witboek wijst uit dat bedrijven niet alleen oog hebben voor de belangen
van anderen, maar die ander en haar of zijn welzijn regelmatig centraal
stellen. Acht Nederlandse bedrijven, de meesten afkomstig uit het netwerk
van MVO Nederland, namen deel aan het onderzoek. Het ging daarbij om
kleinere bedrijven, zoals het Nijmeegse eetcafé BliXem, maar ook om hele
grote, beursgenoteerde bedrijven, zoals Randstad of Interface. Daarnaast
namen vijf (voormalige) familiebedrijven deel: Hutten, Peeze, MAAS, Asito
en Schijvens Corporate Fashion. Wat blijkt? Het dominante paradigma van
economische groei en winst is helemaal niet zo dominant als ons vaak wordt
voorgehouden.
Het eerste dat opvalt is dat alle onderzochte ondernemingen zich verbinden met voor hen belangrijke doelgroepen en doelen, zoals
mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, producenten en leveranciers in
ontwikkelingslanden en onze planeet die door klimaatverandering, uitputting
van natuurlijke hulpbronnen en excessieve afvalstromen ernstig onder druk
staat.
Het dominante paradigma van economische groei en winst is helemaal niet zo dominant als ons vaak wordt voorgehouden.
Kenmerkend is dat het welzijn van mens en aarde niet een bijkomend
of ondergeschikt aspect is van het zaken doen, maar juist centraal staat in
de bedrijfsvoering. Waar Interface zich volledig richt op het reduceren van
afval en uitstoot van schadelijke stoffen tot nul – en zelfs zo ver gaat om
koolstof op te nemen in haar ‘bedrijf als een bos’ programma – zetten
Peeze, MAAS en Schijvens zich actief in voor een leefbaar loon voor
producenten en leveranciers. Bij Hutten gaat het expliciet om het geluk van
de ‘samenwerkers’, een term die eigenaar Bob Hutten in 1998 introduceerde
om uitdrukking te geven aan de essentie van het ondernemen: alleen samen
kun je tot succes komen. Bij Schijvens gaat het streven naar verbinding
zover dat het management Turks leert om te kunnen communiceren met de
medewerkers in de fabriek in Mersin en met hen te kunnen spreken over het
leefbaar loon.
Ten tweede komt de op de ander gerichte activiteit van de
bedrijven voort uit een sterke motivatie om iets goed te doen voor de
ander. Neem Asito, waar medewerkers, met meer dan honderd verschillende
nationaliteiten, dagelijks met elkaar samenwerken. Al in een vroeg stadium
realiseerde de bedrijfsleiding zich dat een gezamenlijke activiteit vraagt
om goede communicatie. De medewerkers spreken elkaars taal niet en veelal
is hun Nederlands ook gebrekkig. Het leidde tot een uitgebreid programma
waarbij mensen elkaars ‘taalmaatjes’ worden. Communicatie is echter enkel
een eerste stap op weg naar integratie. Om dat laatste te bewerkstelligen
organiseerde Asito zogenaamde ‘integratiediners’, waar medewerkers samen
gerechten kookten uit de verschillende herkomstlanden om deze vervolgens
samen op te eten. Integratie werd daarmee een feest.
Een derde aspect is het realiseren van het eigenbelang door het centraal stellen van de ander. De bedrijven kenmerken zich door de
volgorde die ze aanbrengen in de belangenrangorde: het welzijn van de ander
staat voorop en bij gevolg resulteert dit in de ontwikkeling en het succes
van de onderneming. Ze investeren in de ander als onderdeel van het
primaire bedrijfsproces. Zo nam het management van Hutten de ontwikkeling
van de Verspillingsfabriek – een fabriek waarin prima groenten die afwijken
van de standaardmaten worden gered van de verbranding of vergisting – vele
jaren voor eigen rekening. Schijvens doneert al vele jaren aan de
personeelspot van haar leveranciers in Turkije en Pakistan om het leefbaar
loon mogelijk te maken. Tevens financiert zij de ontwikkeling van
circulaire garens voor haar kleding zolang haar klanten nog niet bereid
zijn te betalen voor de extra kosten. Het doel en de doelgroep staan
voorop, ook als dat ten koste gaat van de korte termijn winstgevendheid,
vanuit de gedachte dat de onderneming daarmee een belangrijke bijdrage
levert aan haar lange termijnontwikkeling – en die van haar doelgroepen en
de samenleving.
Hoop
Het witboek biedt hoop. Anno 2020 gaat het Nederlandse economische en
financiële discours overwegend over economische groei, winst en het
scheppen van werkgelegenheid zonder daarbij de vraag centraal te stellen of
deze ontwikkeling bijdraagt aan het welzijn van de samenleving. De
onderzochte ondernemingen stellen zich juist ten doel om expliciet bij te
dragen aan het welzijn van specifieke groepen of doelen in de samenleving
en daarmee bij te dragen aan het algemeen welbevinden. Deze ondernemingen
werken vanuit een op de liefde voor de ander gericht paradigma en roepen
daarmee op tot een ander economisch denken. Het discours vraagt om een
spreken over en actief handelen vanuit fundamentele menselijke en
natuurwaarden, die tot uitdrukking worden gebracht in het werken met
medewerkers, klanten, partners, de gemeenschap of de natuur. Dan doel ik
niet op louter zaken die in vinklijstjes kunnen worden gevat, zoals
werkgelegenheid, afname van CO2 of stikstofuitstoot, of het
bevorderen van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Die zijn relevant, maar
van groter belangrijk zijn de motieven van waaruit wordt ondernomen, de
waarden die in de cultuur van het bedrijf tot uitdrukking worden gebracht,
of de vreugde en satisfactie die voortkomen uit het op het welzijn van
anderen gerichte handelen. Begrippen als rechtvaardigheid, gelijkheid,
welzijn, ontwikkeling – in de brede zin voor mens en natuur – of liefde,
spelen bij de onderzochte bedrijven een belangrijke rol. Dat het nastreven
van deze waarden ook tot winst moet leiden is evident – en dat doet het
ook. Het realiseren van de lange termijn doelstellingen vraagt om een
solide fundering. Daarmee is winst echter niet een doel in zichzelf, maar
een noodzakelijk middel om de doeleinden van de onderneming te realiseren.
Na zijn afscheid bij Unilever heeft Paul Polman een nieuwe onderneming
opgericht. Imagine heeft als doel om samen met bestuursvoorzitters van
ondernemingen te werken aan systeemverandering. Maatschappelijke
waardecreatie staat daarbij voorop en daarmee gaat “het grote gevecht” pas
echt beginnen – zeker als Polman zich richt op grote beursgenoteerde
ondernemingen. Toch is verandering mogelijk, zoals het Interface al ruim 25
jaar aantoont. Het bedrijf, zo wijst het witboek uit, houdt tegenwoordig
van koolstof, ziet zichzelf als een bos, en loopt voorop in de nieuwe
revolutie naar een duurzaam bedrijfsleven. Interface laat zien dat ook
beursgenoteerde bedrijven vanuit een agapeïsche oriëntatie ondernemen, al
is dat vaak niet eenvoudig.
De transformatie vereist een fundamentele heroriëntatie op waarden en niet louter op (economische) waarde.
De verwachting is daarom dat vooral kleine en
middelgrote bedrijven de liefde voor de medemens en voor de natuur in hun
beleid integreren. Het witboek toont evenwel aan dat ondernemingen een
krachtig keerpunt kunnen zijn in het omvormen van onze huidige economie
naar een meer humane en schone economie. De transformatie vereist een
fundamentele heroriëntatie op waarden en niet louter op (economische)
waarde. Wie namelijk de fundamentele waarden negeert die ons leven op aarde
drijven wordt cynisch en vergeet waar het in het leven om draait. Zoals
Oscar Wilde het eens omschreef: een cynicus is iemand die de prijs kent van
alles, maar de waarde van niets. Het wordt tijd de waarden weer centraal te
stellen, overigens zonder daarbij de prijs volledig uit het oog te
verliezen.
Dit essay is geschreven na het verschijnen van het witboek In de ogen van de ander. Dit witboek is mede mogelijk gemaakt door de
Goldschmeding Foundation en kwam tot stand met ondersteuning van MVO
Nederland.
Te citeren als
Harry Hummels, “Agapè als nieuw paradigma voor het ondernemen”,
Me Judice,
14 januari 2020.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding:
Paul Polman, Wikimedia.