Inleiding
In dit artikel gaan we na in hoeverre sprake is van inkomenseffecten bij het zich voordoen van vier risico’s: arbeidsongeschiktheid, langdurige werkloosheid, scheiding en partneroverlijden. Hierbij kijken we naar het gecumuleerde inkomensrisico tussen het 48e en 68e levensjaar, waarbij het risico zich voordoet tussen het 38e en 47e levensjaar.
Als een van de genoemde risico’s zich voordoet, dan heeft dit een directe negatieve impact op het inkomen - maar zijn er zijn ook compenserende effecten. De directe negatieve impact bestaat bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid uit een daling van het arbeidsinkomen – vaak naar nul. Bij scheiding en partneroverlijden valt het partnerinkomen weg. Hier tegenover staan compenserende inkomensbronnen, vanuit de sociale zekerheid (o.a. WIA, WW, etc.), alimentatie, een erfenis en uitkeringen vanuit pensioenfondsen en private verzekeringen. Een andere vorm van compensatie vindt plaats via gedragsaanpassingen. Zo kan men na een scheiding of partneroverlijden besluiten om meer uren betaald werk te verrichten, waardoor het arbeidsinkomen stijgt.
In de levenslooppaden komen langdurige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid relatief vaak voor bij vrouwen en bij mensen met een laag inkomen [...] Voor wat betreft scheiding en het overlijden van de partner zijn minder sterke verbanden te zien met geslacht en inkomen.
We berekenen de totale inkomensrisico’s op basis van 1,4 miljoen levenslooppaden voor Nederlandse individuen. Met het totale inkomensrisico doelen we op het saldo van de directe impact en de hierboven beschreven compenserende effecten. De levenslooppaden zijn opgesteld door op elkaar gelijkende personen aan elkaar te koppelen in zogenaamde synthetische levenslooppaden. De levenslooppaden bevatten daadwerkelijke transities die we observeren in CBS-microdata gedurende de periode 2011-2019 (Van Vuuren en Muns, 2021; Muns en van Vuuren, 2025).
Mensen met lagere inkomens zijn vaker langdurig ziek
In de levenslooppaden komen langdurige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid relatief vaak voor bij vrouwen en bij mensen met een laag inkomen. Langdurige werkloosheid betekent hier dat men ten minste drie jaar werkloos is geweest, waarbij in eerste instantie een WW-uitkering de belangrijkste inkomensbron is; arbeidsongeschiktheid betekent dat men ten minste vijf jaar een gerelateerde uitkering als belangrijkste inkomensbron heeft gehad. Voor wat betreft scheiding en het overlijden van de partner zijn minder sterke verbanden te zien met geslacht en inkomen.
Tabel 1. Incidentie van levensloopschokken tussen 38e en 47e levensjaar, naar geslacht en inkomen.

Noot: Het inkomensdeciel is gebaseerd op het persoonlijk inkomen op 33-jarige leeftijd.
We identificeren de impact van de risico’s door het inkomen van mensen van 38 tot 48 jaar waarvoor het risico zich voordoet te vergelijken met het inkomen van gelijkende personen waarvoor het risico zich niet voordoet op deze leeftijden. Gelijkend betekent hier hetzelfde geslacht, inkomensdeciel (op 33-jarige leeftijd) en – voor de levensloopschokken ‘scheiding’ en ‘partneroverlijden’ – op 33-jarige leeftijd een partner. De berekende effecten kunnen als een belangrijke indicatie van het causale effect worden geïnterpreteerd (Muns en van Vuuren, 2025).
Grootste risico voor mannen is arbeidsongeschiktheid, voor vrouwen langdurige werkloosheid
Mensen die tussen hun 38e en 47e levensjaar arbeidsongeschikt of langdurig werkloos raken verliezen ongeveer een derde van hun inkomen tot aan hun 68ste verjaardag (Tabel 2). Mannen hebben een relatief hoog inkomensrisico in relatie tot arbeidsongeschiktheid (tot 42% verlies van inkomen) en vrouwen juist in relatie tot werkloosheid (tot 35% verlies van inkomen).
Het effect van een scheiding en partneroverlijden op het inkomen is relatief klein [...] Dit verschil kan zijn gerelateerd aan Nederlandse instituties en relatief ruime mogelijkheden om deeltijdwerk te verrichten.
Het effect van een scheiding en partneroverlijden op het inkomen is relatief klein. In de internationale literatuur worden veelal grotere effecten gevonden (Leopold, 2018; Van Winkle en Leopold, 2021). Dit verschil kan zijn gerelateerd aan Nederlandse instituties (alimentatie, partnerpensioen, toeslagenstelsel) en relatief ruime mogelijkheden om deeltijdwerk te verrichten en zo het verloren inkomen te compenseren. In lijn met dit gedragseffect stijgt het persoonlijk inkomen van vrouwen na scheiding en partneroverlijden. Bij mannen daalt dit juist licht, mogelijk omdat zij meer tijd aan hun kinderen besteden na scheiding of partneroverlijden.
Tabel 2. Effecten op het gecumuleerde persoonlijk inkomen tussen het 48e en 68e levensjaar.

Toelichting: % afwijking ten opzichte van gelijkende personen waarvoor het risico zich niet voordoet. De status samenwonend en alleenstaand is geregistreerd op 68-jarige leeftijd.
Mensen met een hoger inkomen verliezen meer levensloopinkomen (absoluut en relatief) als zich een risico voordoet (Muns en van Vuuren, 2025). Het percentuele levensloopinkomenseffect door arbeidsongeschiktheid en werkloosheid loopt ongeveer lineair op met het inkomenspercentiel waarin men zich bevindt op het moment dat de levensloopschok zich voordoet. In termen van vervangingsratio zijn mensen met een hoger inkomen dus minder goed verzekerd tegen arbeidsgerelateerde inkomensrisico’s dan mensen met een lager inkomen.
Slot
Een belangrijke implicatie van onze bevindingen is dat vooral arbeidsongeschiktheid en langdurige werkloosheid grote inkomensrisico’s met zich meebrengen en dat dit zich concentreert onder de hoogste inkomensgroepen. Mensen zijn kennelijk niet zelf in staat om deze risico’s te mitigeren, zijn zich onvoldoende bewust van de risico’s, of accepteren een klein risico op een zeer grote inkomensterugval. Hier kan dus aanleiding zijn voor aanvullend ingrijpen van de overheid en/of sociale partners via de sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid (inclusief scholing), of op zijn minst inzetten op bewustwording van de inkomensrisico’s die gepaard gaan met arbeidsongeschiktheid en langdurige werkloosheid.
Referenties
Leopold, T. (2018). Gender differences in the consequences of divorce: A study of multiple outcomes. Demography, 55(3), 769-797.
Muns, S. & van Vuuren, D. (2025). Gevolgen van levensloopschokken voor vermogensopbouw: vooral arbeidsgerelateerde risico’s groot, Netspar Industry Paper 2025-10.
Van Vuuren, D. & Muns, S. (2021). Een levensloopperspectief op de sociale zekerheid. In: E. Hirsch Ballin, T. Jaspers, A. Knottnerus, & H. Vinke (Eds.), De Toekomst van de Sociale Zekerheid: De Menselijke Maat in een Solidaire Samenleving (pp. 349-364). Boom Juridisch.
Van Winkle, Z., & Leopold, T. (2021). Family size and economic wellbeing following divorce: The United States in comparative perspective. Social Science Research, 96, 102541.
Te citeren als
Sander Muns, Daniel van Vuuren, “Arbeidsgerelateerde inkomensrisico’s aanzienlijk groter dan die van scheiding en partneroverlijden”,
Me Judice,
26 juni 2025.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
door '
mystic_mabel'